Book Chapter: Verse
1 Gen 13:16 | stof der aarde zal kunnen tellen, zal ook uw zaad geteld
2 Gen 14:29 | de sterren, indien gij ze tellen kunt; en Hij zeide tot hem:
3 Gen 37:49 | zee, totdat men ophield te tellen: want daarvan was geen getal. ~
4 Exo 30:12 | HEERE geven, als gij hen tellen zult; opdat onder hen geen
5 Exo 30:12 | geen plage zij, als gij hen tellen zult. ~
6 Lev 15:13 | reiniging zeven dagen voor zich tellen, en zijn klederen wassen,
7 Lev 15:28 | zij voor zich zeven dagen tellen, daarna zal zij rein zijn. ~
8 Lev 22:46 | 15 Daarna zult gij u tellen van den anderen dag na den
9 Lev 22:47 | zult gij vijftig dagen tellen, dan zult gij een nieuw
10 Lev 24:8 | 8 Gij zult u ook tellen zeven jaarweken, zevenmaal
11 Num 1:3 | uittrekken; die zult gij tellen naar hun heiren, gij en
12 Num 1:49 | stam van Levi zult gij niet tellen, noch hun som opnemen, onder
13 Num 3:15 | daarboven, die zult gij tellen. ~
14 Num 4:23 | 23 Gij zult hen tellen van dertig jaren oud en
15 Num 4:29 | het huis hunner vaderen tellen. ~
16 Num 4:30 | 30 Gij zult hen tellen van dertig jaren oud en
17 Num 4:32 | last zult gij bij namen tellen. ~
18 Num 23:10 | Wie zal het stof van Jakob tellen, en het getal, ja, het vierde
19 Deu 16:9 | 9 Zeven weken zult gij u tellen; van dat men met de sikkel
20 Deu 16:9 | zeven weken beginnen te tellen. ~
21 Ric 5:5 | hen en hun kemelen niet tellen kon; en zij kwamen in het
22 2Sa 24:4 | aangezicht, om het volk Israel te tellen. ~
23 1Kro 22:17| gezegd heb, dat men het volk tellen zou? Ja, ik zelf ben het,
24 1Kro 28:24| Zeruja, had begonnen te tellen, maar hij voleindde het
25 Job 5:9 | wonderen, die men niet tellen kan; ~
26 Job 9:10 | en wonderen, die men niet tellen kan. ~
27 Job 37:37 | kan de wolken met wijsheid tellen, en wie kan de flessen des
28 Job 38:5 | 5 Zult gij de maanden tellen, die zij vervullen, en weet
29 Psa 22:18 | beenderen zou ik kunnen tellen; zij schouwen het aan, zij
30 Psa 90:12 | Leer ons alzo onze dagen tellen, dat wij een wijs hart bekomen. ~
31 Psa 139:18 | 18 Zoude ik ze tellen? Harer is meer, dan des
32 Jes 22:10 | de huizen van Jeruzalem tellen; en gij zult huizen afbreken,
33 Jes 66:12 | ulieden ook ten zwaarde tellen, dat gij allen u ter slachting
34 Jer 46:23 | sprinkhanen, zodat men hen niet tellen kan. ~
35 Eze 44:26 | zullen zij hem zeven dagen tellen. ~
36 Open 7:9 | grote schare, die niemand tellen kon, uit alle natie, en
|