Book Chapter: Verse
1 Ric 12:24| en zij noemde zijn naam Simson; en dat knechtje werd groot,
2 Ric 13:1 | 1 En Simson ging af naar Thimnath, en
3 Ric 13:3 | Filistijnen, die onbesnedenen? En Simson zeide tot zijn vader: Neem
4 Ric 13:5 | 5 Alzo ging Simson, met zijn vader en zijn
5 Ric 13:10| tot die vrouw, zo maakte Simson aldaar een bruiloft, want
6 Ric 13:12| 12 Simson dan zeide tot hen: Ik zal
7 Ric 13:15| zij tot de huisvrouw van Simson zeiden: Overreed uw man,
8 Ric 13:20| 20 En de huisvrouw van Simson werd zijns metgezels, die
9 Ric 14:1 | dagen van de tarweoogst, dat Simson zijn huisvrouw bezocht met
10 Ric 14:3 | 3 Toen zeide Simson tot henlieden: Ik ben ditmaal
11 Ric 14:4 | 4 En Simson ging heen, en ving driehonderd
12 Ric 14:6 | dit gedaan? En men zeide: Simson, de schoonzoon van den Thimniet,
13 Ric 14:7 | 7 Toen zeide Simson tot hen: Zoudt gij alzo
14 Ric 14:10| zeiden: Wij zijn opgetogen om Simson te binden, om hem te doen,
15 Ric 14:11| rots Etam, en zeiden tot Simson: Wist gij niet, dat de Filistijnen
16 Ric 14:12| Filistijnen. Toen zeide Simson tot hen: Zweert mij, dat
17 Ric 14:16| 16 Toen zeide Simson: Met een ezelskinnebakken,
18 Ric 15:1 | 1 Simson nu ging heen naar Gaza;
19 Ric 15:2 | werd de Gazieten gezegd: Simson is hier in ingekomen; zo
20 Ric 15:3 | 3 Maar Simson lag tot middernacht toe;
21 Ric 15:6 | 6 Delila dan zeide tot Simson: Verklaar mij toch, waarin
22 Ric 15:7 | 7 En Simson zeide tot haar: Indien zij
23 Ric 15:9 | De Filistijnen over u, Simson! Toen verbrak hij de zelen,
24 Ric 15:10| 10 Toen zeide Delila tot Simson: Zie, gij hebt met mij gespot,
25 Ric 15:12| De Filistijnen over u, Simson! (De achterlage nu was zittende
26 Ric 15:13| 13 En Delila zeide tot Simson: Tot hiertoe hebt gij met
27 Ric 15:14| De Filistijnen over u, Simson! Toen waakte hij op uit
28 Ric 15:20| De Filistijnen over u, Simson! En hij ontwaakte uit zijn
29 Ric 15:23| Onze god heeft onze vijand Simson in onze hand gegeven. ~
30 Ric 15:25| was, dat zij zeiden: Roept Simson, dat hij voor ons spele.
31 Ric 15:25| ons spele. En zij riepen Simson uit het gevangenhuis; en
32 Ric 15:26| 26 Toen zeide Simson tot den jongen, die hem
33 Ric 15:27| vrouwen, die toezagen, als Simson speelde. ~
34 Ric 15:28| 28 Toen riep Simson tot den HEERE, en zeide:
35 Ric 15:29| 29 En Simson vatte de twee middelste
36 Ric 15:30| 30 En Simson zeide: Mijn ziel sterve
|