Book Chapter: Verse
1 Gen 17:7 | runderen, en hij nam een kalf, teder en goed, en hij gaf
2 Gen 17:8 | nam boter en melk, en het kalf, dat hij toegemaakt had,
3 Exo 32:4 | en hij maakte een gegoten kalf daaruit. Toen zeiden zij:
4 Exo 32:8 | hebben zich een gegoten kalf gemaakt; en zij hebben zich
5 Exo 32:19| het leger naderde, en het kalf, en de reien zag, dat de
6 Exo 32:20| 20 En hij nam dat kalf, dat zij gemaakt hadden,
7 Exo 32:24| het in het vuur, en dit kalf is er uit gekomen. ~
8 Exo 32:35| dit volk, omdat zij dat kalf gemaakt hadden, hetwelk
9 Exo 33:4 | en hij maakte een gegoten kalf daaruit. Toen zeiden zij:
10 Exo 33:8 | hebben zich een gegoten kalf gemaakt; en zij hebben zich
11 Exo 33:19| het leger naderde, en het kalf, en de reien zag, dat de
12 Exo 33:20| 20 En hij nam dat kalf, dat zij gemaakt hadden,
13 Exo 33:24| het in het vuur, en dit kalf is er uit gekomen. ~
14 Exo 33:35| dit volk, omdat zij dat kalf gemaakt hadden, hetwelk
15 Lev 9:2 | zeide tot Aaron: Neem u een kalf, een jong rund, ten zondoffer,
16 Lev 9:3 | geitenbok ten zondoffer, en een kalf, en een lam, eenjarig, volkomen,
17 Lev 9:8 | altaar, en slachtte het kalf des zondoffers, dat voor
18 Deu 9:16| gij hadt u een gegoten kalf gemaakt; gij waart haastelijk
19 Deu 9:21| 21 Maar uw zonde, het kalf, dat gij hadt gemaakt, nam
20 Ric 13:18| tot hen: Zo gij met mijn kalf niet hadt geploegd, gij
21 1Sa 16:2 | zeide de HEERE: Neem een kalf van de runderen met u, en
22 1Sa 28:24| de vrouw had een gemest kalf in het huis; en zij haastte
23 Neh 9:18| als zij zich een gegoten kalf gemaakt hadden, en gezegd:
24 Psa 29:6 | doet ze huppelen als een kalf, de Libanon en Sirjon als
25 Psa 106:19| 19 Zij maakten een kalf bij Horeb, en zij bogen
26 Jes 11:6 | geitenbok nederliggen; en het kalf, en de jonge leeuw, en het
27 Jer 31:18| geworden als een ongewend kalf. Bekeer mij, zo zal ik bekeerd
28 Jer 34:18| gemaakt hadden, met het kalf, dat zij in tweeen hadden
29 Eze 1:7 | gelijk de voetplanten van een kalf, en glinsterden gelijk de
30 Hos 8:5 | 5 Uw kalf, o Samaria! heeft u verstoten;
31 Hos 8:6 | tot stukken worden, het kalf van Samaria. ~
32 Hos 10:5 | verschrikt zijn over het kalf van Beth-Aven; want zijn
33 Luk 15:23| 23 En brengt het gemeste kalf, en slacht het; en laat
34 Luk 15:27| vader heeft het gemeste kalf geslacht, omdat hij hem
35 Luk 15:30| hebt gij hem het gemeste kalf geslacht. ~
36 Open 4:7| en het tweede dier een kalf gelijk, en het derde dier
|