Book Chapter: Verse
1 Job 36:10 | het voor hunlieder oor ter tucht, en zegt, dat zij zich van
2 Spre 1:2 | 2 Om wijsheid en tucht te weten; om te verstaan
3 Spre 1:7 | dwazen verachten wijsheid en tucht. ~
4 Spre 1:8 | Mijn zoon! hoor de tucht uws vaders, en verlaat de
5 Spre 3:11| Mijn zoon! verwerp de tucht des HEEREN niet, en wees
6 Spre 4:1 | Hoort, gij kinderen! de tucht des vaders, en merkt op,
7 Spre 4:13| 13 Grijp de tucht aan, laat niet af; bewaar
8 Spre 5:12| En zegt: Hoe heb ik de tucht gehaat, en mijn hart de
9 Spre 5:23| sterven, omdat hij zonder tucht geweest is, en in de grootheid
10 Spre 6:23| en de bestraffingen der tucht zijn de weg des levens; ~
11 Spre 8:10| 10 Neemt Mijn tucht aan, en niet zilver, en
12 Spre 8:33| 33 Hoort de tucht, en wordt wijs, en verwerpt
13 Spre 10:17| leven is desgenen die de tucht bewaart; maar die de bestraffing
14 Spre 12:1 | 1 Wie de tucht liefheeft, die heeft de
15 Spre 13:1 | Een wijs zoon hoort de tucht des vaders; maar een spotter
16 Spre 13:18| schande is desgenen, die de tucht verwerpt; maar die de bestraffing
17 Spre 15:5 | 5 Een dwaas zal de tucht zijns vaders versmaden;
18 Spre 15:10| 10 De tucht is onaangenaam voor dengene
19 Spre 15:32| 32 Die de tucht verwerpt, die versmaadt
20 Spre 15:33| De vreze des HEEREN is de tucht der wijsheid; en de nederigheid
21 Spre 16:22| springader des levens; maar de tucht der dwazen is dwaasheid. ~
22 Spre 19:20| Hoor raad, en ontvang tucht, opdat gij in uw laatste
23 Spre 19:27| af, mijn zoon, horende de tucht, af te dwalen van de redenen
24 Spre 22:15| jongen gebonden; de roede der tucht zal ze verre van hem wegdoen. ~
25 Spre 23:12| Begeef uw hart tot de tucht, en uw oren tot de redenen
26 Spre 23:13| 13 Weer de tucht van den jongen niet; als
27 Spre 23:23| mitsgaders wijsheid, en tucht, en verstand. ~
28 Jer 2:30 | geslagen; zij hebben de tucht niet aangenomen; ulieder
29 Jer 5:3 | zij hebben geweigerd de tucht aan te nemen; zij hebben
30 Jer 7:28 | Gods, niet hoort, en de tucht niet aanneemt; de waarheid
31 Jer 17:23 | niet te horen, en om de tucht niet aan te nemen. ~
32 Jer 32:33 | evenwel hoorden zij niet, om tucht aan te nemen; ~
33 Jer 35:13 | Jeruzalem: Zult gijlieden geen tucht aannemen, dat gij hoort
34 Zep 3:2 | stem niet; zij neemt de tucht niet aan; zij vertrouwt
35 Zep 3:7 | Mij vrezen, gij zult de tucht aannemen, opdat haar woning
|