Book Chapter: Verse
1 Gen 27:58| zij zeide: God heeft mijn smaadheid weggenomen! ~
2 1Sa 25:7 | geweest; wij hebben hun geen smaadheid aangedaan, en zij hebben
3 1Sa 25:15| geweest; en wij hebben geen smaadheid geleden, en wij hebben niets
4 1Sa 25:39| HEERE, Die den twist mijner smaadheid getwist heeft van de hand
5 Job 16:10| tegen mij; zij slaan met smaadheid op mijn kinnebakken; zij
6 Psa 74:22| Uw twistzaak; gedenk der smaadheid, die U van den dwaze wedervaart
7 Psa 78:66| achterste; Hij deed hun eeuwige smaadheid aan. ~
8 Psa 79:4 | Wij zijn onzen naburen een smaadheid geworden; een spot en schimp
9 Psa 119:39| 39 Wend mijn smaadheid af, die ik vreze, want Uw
10 Jes 4:1 | genoemd worden, neem onze smaadheid weg. ~
11 Jes 25:8 | afwissen; en Hij zal de smaadheid Zijns volks van de ganse
12 Jes 30:5 | maar tot schande en ook tot smaadheid zijn zal. ~
13 Jes 51:7 | Mijn wet is! vreest niet de smaadheid van den mens, en voor hun
14 Jes 66:7 | hebben op de bergen, en Mij smaadheid aangedaan hebben op de heuvelen;
15 Jer 23:40| En Ik zal u eeuwige smaadheid aandoen, en eeuwige schande,
16 Jer 24:9 | koninkrijken der aarde; tot smaadheid, en tot een spreekwoord,
17 Jer 29:18| aanfluiting, en tot een smaadheid, onder al de volken, waar
18 Jer 31:19| geworden, omdat ik de smaadheid mijner jeugd gedragen heb. ~
19 Jer 42:18| en tot een vloek, en tot smaadheid, en zult deze plaats niet
20 Jer 44:8 | tot een vloek, en tot een smaadheid onder alle volken der aarde? ~
21 Jer 44:12| tot een vloek, en tot een smaadheid. ~
22 Jer 49:13| een ontzetting, tot een smaadheid, tot een woestheid, en tot
23 Eze 5:14| Ik u ter woestheid en ter smaadheid zetten onder de heidenen,
24 Eze 5:15| 15 Zo zal de smaadheid en hoon een onderwijs en
25 Eze 36:30| vermenigvuldigen; opdat gij de smaadheid des hongers niet meer ontvangt
26 Joe 2:17| erfenis niet over tot een smaadheid, dat de heidenen over
27 Joe 2:19| meer overgeven tot een smaadheid onder de heidenen. ~
28 Mic 6:16| aanfluiting; alzo zult gij de smaadheid Mijns volks dragen. ~ ~
29 Matt 22:6| dienstknechten, deden hun smaadheid aan, en doodden hen. ~
30 Luk 11:45| zegt, zo doet Gij ook ons smaadheid aan. ~
31 Hand 8:5| met hun oversten, om hun smaadheid aan te doen, en hen te stenigen, ~
32 1The 2:2| geleden hadden, en ook ons smaadheid aangedaan was, gelijk gij
33 1Tim 3:7| opdat hij niet valle in smaadheid, en in den strik des duivels. ~
34 Heb 10:29| en den Geest der genade smaadheid heeft aangedaan? ~
35 Heb 13:13| buiten de legerplaats, Zijn smaadheid dragende. ~
|