Book Chapter: Verse
1 1Sa 10:14| 14 En Sauls oom zeide tot hem en tot
2 1Sa 10:15| 15 Toen zeide Sauls oom: Geef mij toch te kennen,
3 1Sa 14:50| 50 En de naam van Sauls huisvrouw was Ahinoam, een
4 1Sa 14:50| Abner, een zoon van Ner, Sauls oom. ~
5 1Sa 14:51| 51 En Kis was Sauls vader, en Ner, Abners vader,
6 1Sa 16:15| 15 Toen zeiden Sauls knechten tot hem: Zie toch,
7 1Sa 19:1 | te doden. Doch Jonathan, Sauls zoon, had groot welgevallen
8 1Sa 19:20| en de Geest Gods was over Sauls boden, en die profeteerden
9 1Sa 20:25| Jonathan op, en Abner zat aan Sauls zijde, en Davids plaats
10 1Sa 24:5 | stilletjes een slip van Sauls mantel. ~
11 1Sa 26:12| spies en de waterfles van Sauls hoofdeinde, en zij gingen
12 1Sa 27:1 | zal ik een der dagen door Sauls hand omkomen; mij is niet
13 2Sa 1:1 | Voorts geschiedde het na Sauls dood, als David van den
14 2Sa 1:22| achterwaarts gedreven; en Sauls zwaard keerde niet ledig
15 2Sa 2:8 | gehad had, nam Isboseth, Sauls zoon, en voerde hem over
16 2Sa 2:10| Veertig jaren was Isboseth, Sauls zoon, oud, als hij koning
17 2Sa 2:15| te weten voor Isboseth, Sauls zoon, en twaalf van Davids
18 2Sa 3:13| tenzij dat gij Michal, Sauls dochter, te voren inbrengt,
19 2Sa 4:1 | 1 Als nu Sauls zoon hoorde, dat Abner te
20 2Sa 4:2 | 2 En Sauls zoon had twee mannen, oversten
21 2Sa 4:4 | 4 En Jonathan, Sauls zoon, had een zoon, die
22 2Sa 6:16| Davids kwam, dat Michal, Sauls dochter, door het venster
23 2Sa 6:20| te zegenen, ging Michal, Sauls dochter, uit, David tegemoet,
24 2Sa 6:23| 23 Michal nu, Sauls dochter, had geen kind,
25 2Sa 9:9 | Toen riep de koning Ziba, Sauls jongen, en zeide tot hem:
26 2Sa 12:7 | Israel, en Ik heb u uit Sauls hand gered; ~
27 2Sa 16:8 | wederkomen al het bloed van Sauls huis, in wiens plaats gij
28 2Sa 19:17| ook Ziba, de knecht van Sauls huis, en zijn vijftien zonen
29 2Sa 19:24| 24 Mefiboseth, Sauls zoon, kwam ook af den koning
30 2Sa 21:6 | HEERE ophangen te Gibea Sauls, o, gij verkorene des HEEREN!
31 2Sa 21:7 | David en tussen Jonathan, Sauls zoon. ~
32 2Sa 21:8 | zonen van Michals zuster, Sauls dochter, die zij Adriel,
33 2Sa 21:11| Rizpa, de dochter van Aja, Sauls bijwijf, gedaan had. ~
34 Psa 57:1 | Altascheth; als hij voor Sauls aangezicht vlood in de spelonk. ~
35 Jes 10:29| vernachting; Rama beeft, Gibea Sauls vlucht. ~
|