Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
manschap 1
manspersonen 15
manspersoon 3
mantel 34
mantels 11
manteltjes 1
maoch 1
Frequency    [«  »]
34 kudden
34 kwaads
34 lea
34 mantel
34 misdaad
34 naakt
34 nevens

Bijbel

IntraText - Concordances

mantel

   Book Chapter: Verse
1 Gen 45:11 | kleed in den wijn, en zijn mantel in wijndruivenbloed. ~ 2 Exo 28:4 | borstlap, en een efod, en een mantel, en een rok vol oogjes, 3 Exo 28:31 | 31 Gij zult ook den mantel des efods geheel van hemelsblauw 4 Exo 29:5 | en Aaron den rok, en den mantel des efods, en den efod, 5 Exo 39:22 | 22 En hij maakte den mantel des efods van geweven werk, 6 Lev 8:7 | gordel, en trok hem den mantel aan; en deed hij hem den 7 1Sa 15:27 | greep hij een slip van zijn mantel en zij scheurde. ~ 8 1Sa 18:4 | 4 En Jonathan deed zijn mantel af, dien hij aan had, en 9 1Sa 24:5 | stilletjes een slip van Sauls mantel. ~ 10 1Sa 28:14 | man op, en hij is met een mantel bekleed. Toen Saul vernam, 11 1Kon 19:13| aangezicht bewond met zijn mantel, en uitging, en stond in 12 1Kon 19:19| over tot hem, en wierp zijn mantel op hem. ~ 13 2Kon 2:8 | 8 Toen nam Elia zijn mantel, en wond hem samen, en sloeg 14 2Kon 2:13| 13 Hij hief ook Elia's mantel op, die van hem afgevallen 15 2Kon 2:14| 14 En hij nam den mantel van Elia, die van hem afgevallen 16 1Kro 15:27| David nu was gekleed met een mantel van fijn linnen; ook al 17 Ezra 9:3 | scheurde ik mijn kleed en mijn mantel; en ik trok van het haar 18 Ezra 9:5 | ik nu mijn kleed en mijn mantel gescheurd had; en ik boog 19 Job 1:20 | Job op, en scheurde zijn mantel, en schoor zijn hoofd, en 20 Job 2:12 | scheurden zij een ieder zijn mantel, en strooiden stof op hun 21 Job 29:14 | mijn oordeel was als een mantel en vorstelijke hoed. ~ 22 Psa 109:29 | zich bedekken, als met een mantel. ~ 23 Jes 60:17 | den ijver aan als      een mantel. ~ 24 Jes 62:10 | klederen des heils, den mantel der gerechtigheid heeft 25 Mic 2:8 | een kleed; gij stroopt een mantel van degenen, die zeker voorbijgaan, 26 Zac 13:4 | en zij zullen geen haren mantel   aandoen, om te liegen; ~ 27 Matt 5:40| nemen, laat hem ook den mantel; ~ 28 Matt 27:28| deden zij Hem een purperen mantel om; ~ 29 Matt 27:31| hadden, deden zij Hem den mantel af, en deden Hem Zijn klederen 30 Mark 10:50| 50 En hij, zijn mantel afgeworpen hebbende, stond 31 Mark 15:17| En deden Hem een purperen mantel aan, en een doornenkroon 32 Mark 15:20| deden zij Hem den purperen mantel af, en deden Hem Zijn eigen 33 Luk 6:29 | andere; en dengene, die u den mantel neemt, verhindert ook den 34 Hand 6:38| hij zeide tot hem: Werp uw mantel om, en volg mij. ~


Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License