Book Chapter: Verse
1 Gen 2:9 | kennis des goeds en des kwaads. ~
2 Gen 2:17 | kennis des goeds en des kwaads, daarvan zult gij niet eten;
3 Gen 18:9 | zijn? Nu zullen wij u meer kwaads doen, dan hun. En zij drongen
4 2Sa 20:6 | de zoon van Bichri, meer kwaads doen, dan Absalom; neem
5 1Kon 22:18| over mij niets goed, maar kwaads profeteren? ~
6 2Kon 4:41| eten. Toen was er niets kwaads in den pot. ~
7 2Kon 23:6 | duivelskunstenaren; hij deed zeer veel kwaads in de ogen des HEEREN, om
8 2Kro 33:6 | duivelskunstenaren; en hij deed zeer veel kwaads in de ogen des HEEREN, om
9 Psa 27:5 | in Zijn hut, ten dage des kwaads; Hij verbergt mij in het
10 Psa 42:2 | hem bevrijden ten dage des kwaads. ~
11 Psa 78:49 | uitzending der boden van veel kwaads. ~
12 Psa 140:3 | 3 Die veel kwaads in het hart denken, allen
13 Spre 1:33| gerust zijn van de vreze des kwaads. ~ ~
14 Spre 16:4 | goddeloze tot den dag des kwaads. ~
15 Pred 8:5 | gebod onderhoudt, zal niets kwaads gewaar worden; en het hart
16 Jer 2:27 | aangezicht; maar ten tijde huns kwaads zeggen zij: Sta op
17 Jer 2:28 | of zij u ten tijde uws kwaads zullen verlossen; want naar
18 Jer 11:12 | verlossen ten tijde huns kwaads. ~
19 Jer 15:11 | Ik niet, in de tijd des kwaads en in tijd der benauwdheid,
20 Jer 17:17 | mijn Toevlucht ten dage des kwaads. ~
21 Jer 17:18 | over hen den dag des kwaads, en verbreek hen met een
22 Jer 29:11 | des vredes, en niet des kwaads, dat Ik u geve het einde
23 Jer 39:12 | op hem, en doe hem niets kwaads; maar gelijk als hij tot
24 Jer 51:2 | zij zullen ten dage des kwaads van rondom tegen haar zijn. ~
25 Matt 27:23| zeide: Wat heeft Hij dan kwaads gedaan? En zij riepen te
26 Mark 15:14| tot hen: Wat heeft Hij dan kwaads gedaan? En zij riepen te
27 Luk 23:22 | hen: Wat heeft Deze dan kwaads gedaan? Ik heb geen schuld
28 Hand 22:5 | het vuur, en leed niets kwaads. ~
29 Hand 22:21| zijnde, heeft van u iets kwaads geboodschapt of gesproken. ~
30 Rom 9:11 | waren, noch iets goeds of kwaads gedaan hadden, opdat het
31 1The 5:22| Onthoudt u van allen schijn des kwaads. ~
32 2Tim 4:14| kopersmid, heeft mij veel kwaads betoond; de Heere vergelde
33 Tit 2:8 | beschaamd worde, en niets kwaads hebbe van ulieden te zeggen. ~
34 Heb 5:14 | onderscheiding beide des goeds en des kwaads. ~ ~
|