Book Chapter: Verse
1 Gen 18:9 | traden toe om de deur open te breken. ~
2 Exo 12:46 | gij zult geen been daaraan breken. ~
3 Exo 13:13 | zo zult gij het den nek breken; maar alle eerstgeborenen
4 Exo 34:43 | zo zult gij hem den nek breken. Al de eerstgeborenen uwer
5 Lev 11:33 | onrein zijn, en gij zult dat breken. ~
6 Num 9:12 | zullen daaraan geen been breken; naar alle inzetting van
7 Num 24:8 | verteren, en hun gebeente breken, en met zijn pijlen doorschieten. ~
8 Num 30:5 | indien haar vader dat zal breken, den dage als hij het hoort,
9 Num 30:5 | vader heeft ze haar doen breken. ~
10 Num 30:8 | hij het hoorde, dat zal breken, en haar gelofte, die op
11 Num 31:60 | hart der kinderen Israels breken, dat zij niet overtrekken
12 2Kon 3:26| zwaard uittogen, om door te breken tegen den koning van Edom;
13 Job 30:13 | 13 Zij breken mijn pad af, zij bevorderen
14 Psa 104:11 | des velds; de woudezels breken er hun dorst mede. ~
15 Psa 141:5 | het zal mijn hoofd niet breken; want nog zal ook mijn gebed
16 Pred 3:3 | genezen; een tijd om af te breken, en een tijd om te bouwen; ~
17 Jes 14:27 | besloten, wie zal het dan breken? en Zijn hand is uitgestrekt,
18 Jes 38:13 | zal Hij al mijn beenderen breken; van den dag tot den nacht,
19 Jer 1:10 | uit te rukken, en af te breken, en te verderven, en te
20 Jer 31:28 | uit te rukken, en af te breken, en te verstoren, en te
21 Eze 5:16 | den staf des broods breken. ~
22 Eze 14:13 | hetzelve den staf des broods breken, en een honger daarin
23 Eze 17:15 | Ja, zal hij het verbond breken en ontkomen?
24 Dan 11:26 | zullen eten, zullen hem breken, en de heirkracht deszelven
25 Hos 4:2 | stelen, en overspel doen; zij breken door, en bloedschulden raken
26 Jona 1:4 | zodat het schip dacht te breken. ~
27 Nah 1:13 | nu zal Ik zijn juk van u breken, en zal uw banden verscheuren. ~
28 Zep 3:3 | avondwolven, die de beenderen niet breken tot aan den morgen. ~
29 Matt 5:33| is: Gij zult den eed niet breken, maar gij zult den Heere
30 Luk 24:35 | bekend was geworden in het breken des broods. ~
31 Hand 14:7 | bijeengekomen waren om brood te breken, handelde Paulus met hen,
32 1Kor 10:16| Christus? Het brood, dat wij breken, is dat niet een gemeenschap
33 Open 5:2 | en zijn zegelen open te breken? ~
34 Open 5:5 | zijn zeven zegelen open te breken. ~
|