Book Chapter: Verse
1 Lev 19:14 | voor het aangezicht des blinden geen aanstoot zetten; maar
2 2Sa 5:6 | hier niet inkomen, maar de blinden en kreupelen zullen u afdrijven;
3 2Sa 5:8 | en die kreupelen, en die blinden, die van Davids ziel gehaat
4 Job 29:15 | 15 Den blinden was ik tot ogen, en den
5 Psa 146:8 | HEERE opent de ogen der blinden; de HEERE richt de gebogenen
6 Jes 29:18 | des Boeks; en de ogen der blinden, zijnde uit de donkerheid
7 Jes 35:5 | 5 Alsdan zullen der blinden ogen opengedaan worden,
8 Jes 42:16 | 16 En Ik zal de blinden leiden door den weg, dien
9 Jes 42:18 | doven! en schouwt aan, gij blinden! om te zien. ~
10 Jes 60:10 | naar den wand, gelijk de blinden, en, gelijk die geen ogen
11 Jer 31:8 | aarde; onder hen zullen zijn blinden en lammen, zwangeren en
12 Klaa 1:124| Nun. Zij zwierven als blinden op de straten, zij waren
13 Zep 1:17 | dat zij zullen gaan als de blinden; want zij hebben tegen den
14 Matt 9:27 | voortging, zijn Hem twee blinden gevolgd, roepende en zeggende:
15 Matt 9:28 | huis gekomen was, kwamen de blinden tot Hem. En Jezus zeide
16 Matt 11:5 | 5 De blinden worden ziende, en de kreupelen
17 Matt 15:14 | zijn blinde leidslieden der blinden. Indien nu de blinde den
18 Matt 15:30 | hebbende bij zich kreupelen, blinden, stommen, lammen, en vele
19 Matt 15:31 | kreupelen wandelende, en de blinden ziende; en zij verheerlijkten
20 Matt 20:30 | 30 En ziet, twee blinden, zittende aan den weg, als
21 Matt 21:14 | 14 En er kwamen blinden en kreupelen tot Hem in
22 Matt 23:17 | 17 Gij dwazen en blinden, want wat is meerder, het
23 Matt 23:19 | 19 Gij dwazen en blinden, want wat is meerder, de
24 Mark 8:23 | 23 En de hand des blinden genomen hebbende, leidde
25 Luk 4:19 | prediken loslating, en den blinden het gezicht, om de verslagenen
26 Luk 7:21 | en boze geesten; en velen blinden gaf Hij het gezicht. ~
27 Luk 7:22 | gehoord hebt, namelijk dat de blinden ziende worden, de kreupelen
28 Luk 14:13 | verminkten, kreupelen, blinden; ~
29 Luk 14:21 | verminkten, en kreupelen, en blinden hier in. ~
30 Joha 5:3 | grote menigte van kranken, blinden, kreupelen, verdorden, wachtende
31 Joha 9:6 | dat slijk op de ogen des blinden; ~
32 Joha 10:21 | bezetenen; kan ook de duivel der blinden ogen openen? ~
33 Joha 11:37 | Kon Hij, Die de ogen des blinden geopend heeft, niet maken,
34 Rom 2:19 | te zijn een leidsman der blinden, een licht dergenen, die
|