Book Chapter: Verse
1 Gen 1:26 | heerschappij hebben over de vissen der zee, en over het gevogelte
2 Gen 1:28 | hebt heerschappij over de vissen der zee, en over het gevogelte
3 Gen 9:2 | aardbodem roert, en in alle vissen der zee; zij zijn in uw
4 Gen 44:16 | zij vermenigvuldigen als vissen in menigte, in het midden
5 Num 11:5 | 5 Wij gedenken aan de vissen, die wij in Egypte om niet
6 Num 11:22 | genoeg zij? zullen al de vissen der zee voor hen verzameld
7 1Kon 4:33| kruipende dieren, en van de vissen. ~
8 Job 12:8 | leren; ook zullen het u de vissen der zee vertellen. ~
9 Psa 8:9 | gevogelte des hemels, en de vissen der zee; hetgeen de paden
10 Psa 105:29 | bloed, en Hij doodde hun vissen. ~
11 Pred 9:12| tijd niet weet, gelijk de vissen, die gevangen worden met
12 Jer 16:16 | de HEERE, die zullen hen vissen; en daarna zal Ik zenden
13 Eze 38:20 | aangezicht beven zullen de vissen der zee, en het gevogelte
14 Hos 4:3 | gevogelte des hemels; ja, ook de vissen der zee zullen weggeraapt
15 Zep 1:3 | vogelen des hemels, en de vissen der zee, en de ergernissen
16 Matt 13:47| dat allerlei soorten van vissen samenbrengt; ~
17 Matt 14:17| dan vijf broden en twee vissen. ~
18 Matt 14:19| de vijf broden en de twee vissen, en opwaarts ziende naar
19 Matt 15:36| nam de zeven broden en de vissen, en als Hij gedankt had,
20 Mark 6:38| zeiden zij: Vijf, en twee vissen. ~
21 Mark 6:41| de vijf broden en de twee vissen genomen had, zag Hij op
22 Mark 6:41| zouden voorleggen, en de twee vissen deelde Hij voor allen. ~
23 Mark 6:43| korven brokken, en van de vissen. ~
24 Luk 5:6 | besloten zij een grote menigte vissen, en hun net scheurde. ~
25 Luk 5:9 | waren, over de vangst der vissen, die zij gevangen hadden; ~
26 Luk 9:13 | dan vijf broden, en twee vissen; tenzij dan dat wij heengaan
27 Luk 9:16 | de vijf broden en de twee vissen genomen hebbende, zag op
28 Joha 21:3 | Petrus zeide tot hen: Ik ga vissen. Zij zeiden tot hem: Wij
29 Joha 21:6 | trekken vanwege de menigte der vissen. ~
30 Joha 21:8 | slepende het net met de vissen. ~
31 Joha 21:10| tot hen: Brengt van den vissen, die gij nu gevangen hebt. ~
32 Joha 21:11| net op het land, vol grote vissen, tot honderd drie en vijftig;
33 1Kor 15:39| beesten, en een ander der vissen, en een ander der vogelen. ~
|