Book Chapter: Verse

 1 Gen  29:26 |       Ik zal U niet laten gaan, tenzij dat Gij mij zegent. ~
 2 Gen  38:15 |      gij van hier zult uitgaan, tenzij dan, wanneer uw kleinste
 3 Gen  39:3  |      mijn aangezicht niet zien, tenzij dat uw broeder met u is. ~
 4 Gen  39:5  |      mijn aangezicht niet zien, tenzij dat uw broeder met u is. ~
 5 Joz   7:12 |     niet meer met ulieden zijn, tenzij gij den ban uit het midden
 6 Rut   3:18 |        die man zal niet rusten, tenzij dat hij heden deze zaak
 7 2Sa   3:13 |      mijn aangezicht niet zien, tenzij dat gij Michal, Sauls dochter,
 8 1Kon  17:1 |         dauw of regen zijn zal, tenzij dan naar mijn woord! ~
 9 2Kon   4:24|        niet op voort te rijden, tenzij dan dat ik het u zegge. ~
10 Dan   6:6  |        geen gelegenheid vinden, tenzij wij tegen hem iets vinden
11 Amos   3:3 |         twee te zamen wandelen, tenzij dat zij bijeengekomen zijn? ~
12 Amos   3:4 |        hol zijn stem verheffen, tenzij dat hij wat gevangen hebbe? ~
13 Amos   3:7 |       HEERE zal geen ding doen, tenzij Hij Zijn verborgenheid aan
14 Matt   5:20|               20 Want Ik zeg u: Tenzij uw gerechtigheid overvloediger
15 Matt  12:29|         en zijn vaten ontroven, tenzij dat hij eerst den sterke
16 Matt  26:42|      Mij niet voorbij kan gaan, tenzij dat Ik hem drinke, Uw wil
17 Mark   7:3 |       en al de Joden eten niet, tenzij dat zij eerst de handen
18 Mark   7:4 |         komende, eten zij niet, tenzij dat zij eerst gewassen zijn.
19 Luk   9:13 |         broden, en twee vissen; tenzij dan dat wij heengaan en
20 Joha   3:3 |    Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: Tenzij dat iemand wederom geboren
21 Joha   4:48|        Jezus dan zeide tot hem: Tenzij dat gijlieden tekenen en
22 Joha   5:19|      niets van Zichzelven doen, tenzij Hij den Vader dat ziet doen;
23 Joha   6:44|      Niemand kan tot Mij komen, tenzij dat de Vader, Die Mij gezonden
24 Joha   6:53|        voorwaar zeg Ik ulieden: Tenzij dat gij het vlees des Zoons
25 Joha   6:65|      niemand tot Mij komen kan, tenzij dat het hem gegeven zij
26 Joha   7:51| Oordeelt ook onze wet den mens, tenzij dat zij eerst van hem gehoord
27 1Kor   7:5 |       Onttrekt u elkander niet, tenzij dan met beider toestemming
28 1Kor  14:5 |      die vreemde talen spreekt, tenzij dan, dat hij het uitlegge,
29 1Kor  15:2 |        ik het u verkondigd heb; tenzij dan dat gij tevergeefs geloofd
30 1Kor  15:36|       zaait, wordt niet levend, tenzij dat het gestorven is; ~
31 2Kor  13:5 |         Jezus Christus in u is? tenzij dat gij enigszins verwerpelijk
32 2The   2:3 |      wijze; want die komt niet, tenzij dat eerst de afval gekomen