Book Chapter: Verse
1 Gen 39:30 | wenen; en hij ging in een kamer, en weende aldaar. ~
2 Ric 14:1 | mijn huisvrouw ingaan in de kamer; maar haar vader liet hem
3 Ric 15:9 | achterlage nu zat bij haar in een kamer. Zo zeide zij tot hem: De
4 Ric 15:12 | achterlage nu was zittende in een kamer.) Toen verbrak hij ze van
5 1Sa 9:22 | en hij bracht ze in de kamer; en hij gaf hun plaats aan
6 2Sa 13:10 | Thamar: Breng de spijze in de kamer, dat ik van uw hand ete;
7 2Sa 13:10 | haar broeder Amnon in de kamer. ~
8 1Kon 6:6 | 6 De onderste kamer was van vijf ellen in haar
9 1Kon 20:30| en kwam in de stad van kamer in kamer. ~
10 1Kon 20:30| in de stad van kamer in kamer. ~
11 1Kon 22:25| dag, als gij zult gaan van kamer in kamer, om u te versteken. ~
12 1Kon 22:25| gij zult gaan van kamer in kamer, om u te versteken. ~
13 2Kon 9:2 | breng hem in een binnenste kamer. ~
14 2Kon 25:11| huis des HEEREN, tot de kamer van Nathan-Melech, den hoveling,
15 2Kro 19:24| dag, als gij zult gaan van kamer in kamer, om u te versteken. ~
16 2Kro 19:24| gij zult gaan van kamer in kamer, om u te versteken. ~
17 Ezra 10:6 | Gods huis, en ging in de kamer van Johanan, den zoon van
18 Neh 3:30 | Berechja, tegenover zijn kamer. ~
19 Neh 13:4 | die gesteld was over de kamer van het huis onzes Gods,
20 Neh 13:5 | En hij had hem een grote kamer gemaakt, alwaar zij te voren
21 Neh 13:7 | gedaan had, makende hem een kamer in de voorhoven van Gods
22 Neh 13:8 | van Tobia buiten, uit de kamer. ~
23 Hoo 3:4 | had, en in de binnenste kamer van degene, die mij gebaard
24 Jer 35:4 | in des HEEREN huis, in de kamer der zonen van Hanan, den
25 Jer 35:4 | man Gods; welke is bij de kamer der oversten, die daar is
26 Jer 35:4 | oversten, die daar is boven de kamer van Maaseja, den zoon
27 Jer 36:10 | in des HEEREN huis, in de kamer van Gemarja, den zoon van
28 Jer 36:12 | huize des konings in de kamer des schrijvers; en ziet,
29 Jer 36:20 | rol legden zij weg in de kamer van Elisama, den schrijver;
30 Jer 36:21 | en hij haalde ze uit de kamer van Elisama, den schrijver;
31 Eze 40:45 | hij sprak tot mij: Deze kamer, welker voorste deel den
32 Eze 40:46 | 46 Maar de kamer, welker voorste deel den
|