Book Chapter: Verse
1 1Sa 17:8 | stellen? Ben ik niet een Filistijn, en gijlieden knechten van
2 1Sa 17:10| 10 Verder zeide de Filistijn: Ik heb heden de slagorden
3 1Sa 17:11| Israel deze woorden van den Filistijn hoorden, zo ontzetten zij
4 1Sa 17:16| 16 De Filistijn nu trad toe, des morgens
5 1Sa 17:23| zijn naam was Goliath, de Filistijn van Gath, uit het heir der
6 1Sa 17:26| dien man doen, die dezen Filistijn slaat, en den smaad van
7 1Sa 17:26| Want wie is deze onbesneden Filistijn, dat hij de slagorden van
8 1Sa 17:32| heengaan en hij zal met dezen Filistijn strijden. ~
9 1Sa 17:33| kunnen heengaan tot dezen Filistijn, om met hem te strijden;
10 1Sa 17:36| alzo zal deze onbesneden Filistijn zijn, gelijk een van die,
11 1Sa 17:37| redden uit de hand van dezen Filistijn. Toen zeide Saul tot David:
12 1Sa 17:40| alzo naderde hij tot den Filistijn. ~
13 1Sa 17:41| 41 De Filistijn ging ook heen, gaande en
14 1Sa 17:42| 42 Toen de Filistijn opzag, en David zag, zo
15 1Sa 17:43| 43 De Filistijn nu zeide tot David: Ben
16 1Sa 17:43| komt met stokken? En de Filistijn vloekte David bij zijn goden. ~
17 1Sa 17:44| 44 Daarna zeide de Filistijn tot David: Kom tot mij,
18 1Sa 17:45| daarentegen zeide tot den Filistijn: Gij komt tot mij met een
19 1Sa 17:48| het geschiedde, toen de Filistijn zich opmaakte, en heenging,
20 1Sa 17:48| naar de slagorde toe, den Filistijn tegemoet. ~
21 1Sa 17:49| hij slingerde, en trof den Filistijn in zijn voorhoofd; zodat
22 1Sa 17:50| Alzo overweldigde David den Filistijn met een slinger en met een
23 1Sa 17:50| steen; en hij versloeg den Filistijn, en doodde hem; doch David
24 1Sa 17:51| liep David, en stond op den Filistijn, en nam zijn zwaard, en
25 1Sa 17:54| David het hoofd van den Filistijn, en bracht het naar Jeruzalem;
26 1Sa 17:55| Saul David zag uitgaan den Filistijn tegemoet, zeide hij tot
27 1Sa 17:57| Saul, en het hoofd van den Filistijn was in zijn hand. ~
28 1Sa 19:5 | gezet, en hij heeft den Filistijn geslagen, en de HEERE heeft
29 1Sa 21:9 | zwaard van Goliath, den Filistijn, denwelken gij sloegt in
30 1Sa 22:10| zwaard van Goliath, den Filistijn. ~
31 2Sa 21:17| hielp hem, en sloeg den Filistijn, en doodde hem. Toen zwoeren
32 Psa 87:4 | die Mij kennen; ziet, de Filistijn, en de Tyrier, met den Moor,
|