Book Chapter: Verse
1 Gen 1:11| dragende vrucht naar zijn aard, welks zaad daarin zij op
2 Gen 1:12| kruid zaadzaaiende naar zijn aard, en vruchtdragend geboomte,
3 Gen 1:12| zaad daarin was, naar zijn aard. En God zag, dat het goed
4 Gen 1:21| voortbrachten, naar haar aard; en alle gevleugeld gevogelte
5 Gen 1:21| gevleugeld gevogelte naar zijn aard. En God zag, dat het goed
6 Gen 1:24| zielen voort, naar haar aard, vee, en kruipend, en wild
7 Gen 1:24| gedierte der aarde, naar zijn aard! En het was alzo. ~
8 Gen 1:25| gedierte der aarde naar zijn aard, en het vee naar zijn aard,
9 Gen 1:25| aard, en het vee naar zijn aard, en al het kruipend gedierte
10 Gen 1:25| des aardbodems naar zijn aard. En God zag, dat het goed
11 Gen 6:20| het gevogelte naar zijn aard, en van het vee naar zijn
12 Gen 6:20| en van het vee naar zijn aard, van al het kruipend gedierte
13 Gen 6:20| des aardbodems naar zijn aard, twee van elk zullen tot
14 Gen 7:14| al het gedierte naar zijn aard, en al het vee naar zijn
15 Gen 7:14| en al het vee naar zijn aard, en al het kruipend gedierte,
16 Gen 7:14| aarde kruipt, naar zijn aard, en al het gevogelte naar
17 Gen 7:14| het gevogelte naar zijn aard, alle vogeltjes van allerlei
18 Lev 11:14| en de kraai, naar haar aard; ~
19 Lev 11:15| 15 Elke rave naar haar aard; ~
20 Lev 11:16| en de sperwer naar zijn aard; ~
21 Lev 11:19| ooievaar, de reiger naar zijn aard, en de hop, en de vledermuis. ~
22 Lev 11:22| de sprinkhaan naar zijn aard, en de solham naar zijn
23 Lev 11:22| en de solham naar zijn aard, en den hargol naar zijn
24 Lev 11:22| en den hargol naar zijn aard, en den hagab naar zijn
25 Lev 11:22| en den hagab naar zijn aard. ~
26 Lev 11:29| de schildpad, naar haar aard; ~
27 Lev 19:19| gij zult geen tweeerlei aard uwer beesten laten samen
28 Deu 14:13| kraai, en de gier naar haar aard; ~
29 Deu 14:14| 14 En alle rave naar zijn aard; ~
30 Deu 14:15| en de sperwer naar zijn aard; ~
31 Deu 14:18| en de reiger naar zijn aard; en de hop, en de vledermuis; ~
32 Eze 47:10| haar vis zal naar zijn aard wezen als de vis van
|