Book Chapter: Verse
1 Matt 10:38| 38 En die zijn kruis niet op zich neemt, en Mij
2 Matt 16:24| zichzelven, en neme zijn kruis op, en volge Mij. ~
3 Matt 27:32| dwongen zij, dat hij Zijn kruis droeg. ~
4 Matt 27:40| zijt, zo kom af van het kruis.
5 Matt 27:42| dat Hij nu afkome van het kruis, en wij zullen Hem geloven. ~
6 Mark 8:34| zichzelven, en neme zijn kruis op, en volge Mij. ~
7 Mark 10:21| kom herwaarts, neem het kruis op, en volg Mij. ~
8 Mark 15:13| 13 En zij riepen wederom: Kruis Hem. ~
9 Mark 15:14| En zij riepen te meer: Kruis Hem! ~
10 Mark 15:21| Alexander en Rufus, dat hij Zijn kruis droeg. ~
11 Mark 15:30| Uzelven, en kom af van het kruis. ~
12 Mark 15:32| Israels, kome nu af van het kruis, opdat wij het zien en geloven
13 Luk 9:23 | zichzelven, en neme zijn kruis dagelijks op, en volge Mij. ~
14 Luk 14:27 | 27 En wie zijn kruis niet draagt, en Mij navolgt,
15 Luk 23:21 | riepen daartegen, zeggende: Kruis Hem, kruis Hem! ~
16 Luk 23:21 | daartegen, zeggende: Kruis Hem, kruis Hem! ~
17 Luk 23:26 | akker, en legden hem het kruis op, dat hij het achter Jezus
18 Joha 19:6 | zagen, riepen zij, zeggende: Kruis Hem, kruis Hem! Pilatus
19 Joha 19:6 | zij, zeggende: Kruis Hem, kruis Hem! Pilatus zeide tot hen:
20 Joha 19:15| riepen: Neem weg, neem weg, kruis Hem! Pilatus zeide tot hen:
21 Joha 19:17| 17 En Hij, dragende Zijn kruis, ging uit naar de plaats,
22 Joha 19:19| opschrift, en zette dat op het kruis; en er was geschreven: JEZUS
23 Joha 19:25| 25 En bij het kruis van Jezus stonden Zijn moeder
24 Joha 19:31| de lichamen niet aan het kruis zouden blijven op den sabbat,
25 Hand 2:23| onrechtvaardigen aan het kruis gehecht en gedood; ~
26 1Kor 1:17| wijsheid van woorden, opdat het kruis van Christus niet verijdeld
27 Gal 6:12 | alleenlijk opdat zij vanwege het kruis van Christus niet zouden
28 Gal 6:14 | roemen, anders dan in het kruis van onzen Heere Jezus Christus;
29 Efez 2:16| lichaam zou verzoenen door het kruis, de vijandschap aan hetzelve
30 Kol 2:14 | weggenomen, hetzelve aan het kruis genageld hebbende; ~
31 Heb 12:2 | Hem voorgesteld was, het kruis heeft verdragen, en schande
|