Book Chapter: Verse
1 Ric 10:1 | 1 Jeftha nu, de Gileadiet, was een
2 Ric 10:1 | hoerekind; doch Gilead had Jeftha gegenereerd. ~
3 Ric 10:2 | geworden zijnde, stieten Jeftha uit, en zeiden tot hem:
4 Ric 10:3 | 3 Toen vlood Jeftha voor het aangezicht zijner
5 Ric 10:3 | mannen vergaderden zich tot Jeftha, en togen met hem uit. ~
6 Ric 10:5 | van Gilead heengingen, om Jeftha te halen uit het land van
7 Ric 10:6 | 6 En zij zeiden tot Jeftha: Kom, en wees ons tot een
8 Ric 10:7 | 7 Maar Jeftha zeide tot de oudsten van
9 Ric 10:8 | oudsten van Gilead zeiden tot Jeftha: Daarom zijn wij nu tot
10 Ric 10:9 | 9 Toen zeide Jeftha tot de oudsten van Gilead:
11 Ric 10:10| oudsten van Gilead zeiden tot Jeftha: De HEERE zij toehoorder
12 Ric 10:11| 11 Alzo ging Jeftha met de oudsten van Gilead,
13 Ric 10:11| en overste over zich. En Jeftha sprak al zijn woorden voor
14 Ric 10:12| 12 Voorts zond Jeftha boden tot den koning der
15 Ric 10:13| Ammons zeide tot de boden van Jeftha: Omdat Israel, als hij uit
16 Ric 10:14| 14 Maar Jeftha voer wijders voort, en zond
17 Ric 10:15| hij zeide tot hem: Zo zegt Jeftha: Israel heeft het land der
18 Ric 10:28| niet naar de woorden van Jeftha, die hij tot hem gezonden
19 Ric 10:29| kwam de Geest des HEEREN op Jeftha, dat hij Gilead en Manasse
20 Ric 10:30| 30 En Jeftha beloofde den HEERE een gelofte,
21 Ric 10:32| 32 Alzo trok Jeftha door naar de kinderen Ammons,
22 Ric 10:34| 34 Toen nu Jeftha te Mizpa bij zijn huis kwam,
23 Ric 10:40| heengingen, om de dochter van Jeftha, de Gileadiet, aan te spreken,
24 Ric 11:1 | noorden; en zij zeiden tot Jeftha: Waarom zijt gij doorgetogen
25 Ric 11:2 | 2 En Jeftha zeide tot hen: Ik en mijn
26 Ric 11:4 | 4 En Jeftha vergaderde alle mannen van
27 Ric 11:7 | 7 Jeftha nu richtte Israel zes jaren;
28 Ric 11:7 | richtte Israel zes jaren; en Jeftha, de Gileadiet, stierf, en
29 1Sa 12:11| Jerubbaal, en Bedan, en Jeftha, en Samuel, en Hij rukte
30 Heb 11:32| en Barak, en Samson, en Jeftha, en David, en Samuel, en
|