Book Chapter: Verse
1 1Kro 3:19| Zerubbabel waren Mesullam en Hananja; en Selomith was hunlieder
2 1Kro 3:21| 21 De kinderen van Hananja nu waren Pelatja en Jesaja.
3 1Kro 8:24| 24 En Hananja, en Elam, en Antothija, ~
4 1Kro 26:4 | Uzziel, Sebuel, en Jerimoth, Hananja, Hanani, Eliatha, Giddalti,
5 1Kro 26:23| 23 Het zestiende voor Hananja; zijn zonen en zijn broederen,
6 2Kro 26:11| ambtman; onder de hand van Hananja, een van de vorsten des
7 Ezra 10:28| kinderen van Bebai: Johanan, Hananja, Sabbai, en Athlai. ~
8 Neh 3:8 | aan zijn hand verbeterde Hananja, de zoon van een der apothekers;
9 Neh 3:23 | van Maaseja, den zoon van Hananja, bij zijn huis. ~
10 Neh 3:30 | 30 Na hem verbeterden Hananja, de zoon van Selemja, en
11 Neh 7:2 | mijn broeder Hanani, en aan Hananja, den overste van den burg
12 Neh 10:23 | 23 Hosea, Hananja, Hassub, ~
13 Neh 12:12 | was Meraja; van Jeremia, Hananja; ~
14 Neh 12:41 | Michaja, Eljoenai, Zacharja, Hananja, met trompetten; ~
15 Jer 28:1 | in de vijfde maand, dat Hananja, zoon van Azur, de profeet,
16 Jer 28:5 | Jeremia tot den profeet Hananja, voor de ogen der priesteren,
17 Jer 28:10 | Toen nam de profeet Hananja het juk van den hals van
18 Jer 28:11 | 11 En Hananja sprak voor de ogen des gansen
19 Jer 28:12 | Jeremia (nadat de profeet Hananja het juk van den hals van
20 Jer 28:13 | Ga henen en spreek tot Hananja, zeggende: Zo zegt de HEERE:
21 Jer 28:15 | Jeremia zeide tot den profeet Hananja: Hoor nu, Hananja! de HEERE
22 Jer 28:15 | profeet Hananja: Hoor nu, Hananja! de HEERE heeft u niet gezonden,
23 Jer 28:17 | Alzo stierf de profeet Hananja in datzelfde jaar, in de
24 Jer 36:12 | en Zedekia, de zoon van Hananja, en al de vorsten. ~
25 Jer 37:13 | van Selemja, den zoon van Hananja; die greep den profeet Jeremia,
26 Dan 1:6 | kinderen van Juda: Daniel, Hananja, Misael en Azarja. ~
27 Dan 1:7 | noemde hij Beltsazar, en Hananja Sadrach, en Misael Mesach,
28 Dan 1:11 | gesteld had over Daniel, Hananja, Misael en Azarja: ~
29 Dan 1:19 | gevonden, gelijk Daniel, Hananja, Misael en Azarja; en zij
30 Dan 2:17 | de zaak zijn metgezellen, Hananja, Misael, en Azarja te kennen; ~
|