Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
abitub 1
abiu 1
abiud 2
abjathar 30
abjathars 2
abner 59
abners 4
Frequency    [«  »]
31 zelfder
31 zilvers
31 zingen
30 abjathar
30 alrede
30 banier
30 bloeds

Bijbel

IntraText - Concordances

abjathar

   Book Chapter: Verse
1 1Sa 22:20 | ontkwam, wiens naam was Abjathar; die vluchtte David na. ~ 2 1Sa 22:21 | 21 En Abjathar boodschapte het David, dat 3 1Sa 22:22 | 22 Toen zeide David tot Abjathar: Ik wist wel te dien dage, 4 1Sa 23:6 | En het geschiedde, toen Abjathar, de zoon van Achimelech, 5 1Sa 23:9 | zeide hij tot den priester Abjathar: Breng den efod herwaarts. ~ 6 1Sa 30:7 | David zeide tot den priester Abjathar, den zoon van Achimelech: 7 1Sa 30:7 | mij toch den efod hier. En Abjathar bracht den efod tot David. ~ 8 2Sa 8:17 | en Achimelech, zoon van Abjathar, waren priesters; en Seraja 9 2Sa 15:24 | zetten de ark Gods neder; en Abjathar klom op, totdat al het volk 10 2Sa 15:29 | 29 Alzo bracht Zadok, en Abjathar, de ark Gods weder te Jeruzalem, 11 2Sa 15:35 | 35 En zijn niet Zadok en Abjathar, de priesters, aldaar met 12 2Sa 15:35 | den priesteren, Zadok en Abjathar, zult te kennen geven. ~ 13 2Sa 17:15 | Husai zeide tot Zadok en tot Abjathar, de priesters: Alzo en alzo 14 2Sa 19:11 | koning David tot Zadok en tot Abjathar, de priesteren, zeggende: 15 2Sa 20:25 | was schrijver; en Zadok en Abjathar waren priesters. ~ 16 1Kon 1:7 | zoon van Zeruja, en met Abjathar, den priester; die hielpen, 17 1Kon 1:19| de zonen des konings, en Abjathar, den priester, en Joab, 18 1Kon 1:25| de oversten des heirs, en Abjathar, den priester; en zie, zij 19 1Kon 1:42| kwam Jonathan, de zoon van Abjathar, den priester; en Adonia 20 1Kon 2:22| ja, voor hem, en voor Abjathar, den priester, en voor Joab, 21 1Kon 2:26| 26 En tot Abjathar, den priester, zeide de 22 1Kon 2:27| 27 Salomo dan verdreef Abjathar, dat hij des HEEREN priester 23 1Kon 2:35| koning in de plaats van Abjathar. ~ 24 1Kon 4:4 | over het heir; en Zadok en Abjathar waren priesters. ~ 25 1Kro 15:11| riep de priesters Zadok en Abjathar, en de Levieten Uriel, Asaja 26 1Kro 18:16| en Abimelech, de zoon van Abjathar, waren priesters, en Sausa 27 1Kro 19:16| en Abimelech, de zoon van Abjathar, waren priesters, en Sausa 28 1Kro 25:6 | Achimelech, den zoon van Abjathar, en van de hoofden der vaderen 29 1Kro 28:34| de zoon van Benaja, en Abjathar; maar Joab was des konings 30 Mark 2:26| huis Gods, ten tijde van Abjathar, den hogepriester, en de


Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License