Book Chapter: Verse
1 1Sa 26:6 | tot Abisai, den zoon van Zeruja, den broeder van Joab, zeggende:
2 2Sa 2:13 | 13 Joab, de zoon van Zeruja, en de knechten van David,
3 2Sa 2:18 | waren aldaar drie zonen van Zeruja, Joab, en Abisai en Asahel;
4 2Sa 3:39 | deze mannen, de zonen van Zeruja, zijn harder dan ik; de
5 2Sa 8:16 | 16 Joab nu, de zoon van Zeruja, was over het heir; en Josafat,
6 2Sa 14:1 | Als nu Joab, de zoon van Zeruja, merkte, dat des konings
7 2Sa 16:9 | zeide Abisai, de zoon van Zeruja, tot den koning: Waarom
8 2Sa 16:10 | u te doen, gij zonen van Zeruja? Ja, laat hem vloeken; want
9 2Sa 17:25 | dochter van Nahas, zuster van Zeruja, Joabs moeder. ~
10 2Sa 18:2 | van Abisai, den zoon van Zeruja, Joabs broeder, en een derde
11 2Sa 19:21 | antwoordde Abisai, de zoon van Zeruja, en zeide: Zou dan Simei
12 2Sa 19:22 | ulieden te doen, gij zonen van Zeruja! Dat gij mij heden ten satan
13 2Sa 21:17 | Maar Abisai, de zoon van Zeruja, hielp hem, en sloeg den
14 2Sa 23:18 | Joabs broeder, de zoon van Zeruja, die was ook een hoofd van
15 2Sa 23:37 | wapendrager van Joab, den zoon van Zeruja; ~
16 1Kon 1:7 | waren met Joab, den zoon van Zeruja, en met Abjathar, den priester;
17 1Kon 2:5 | ook, wat Joab, de zoon van Zeruja, mij gedaan heeft, en wat
18 1Kon 2:22| voor Joab, den zoon van Zeruja. ~
19 1Kro 2:16| 16 En hun zusters waren Zeruja en Abigail. De kinderen
20 1Kro 2:16| Abigail. De kinderen nu van Zeruja waren Abisai, en Joab, en
21 1Kro 11:6 | beklom Joab, de zoon van Zeruja, dien het eerst; daarom
22 1Kro 11:39| wapendrager van Joab, den zoon van Zeruja; ~
23 1Kro 18:12| sloeg Abisai, de zoon van Zeruja, de Edomieten in het Zoutdal,
24 1Kro 18:15| 15 Joab nu, de zoon van Zeruja, was over het heir; en Josafat,
25 1Kro 19:12| sloeg Abisai, de zoon van Zeruja, de Edomieten in het Zoutdal,
26 1Kro 19:15| 15 Joab nu, de zoon van Zeruja, was over het heir; en Josafat,
27 1Kro 27:28| Ner, en Joab, de zoon van Zeruja; al wat iemand geheiligd
28 1Kro 28:24| 24 Joab, de zoon van Zeruja, had begonnen te tellen,
|