Book Chapter: Verse
1 Exo 14:5 | trekken, dat zij ons niet dienden? ~
2 Ric 2:11 | ogen des HEEREN, en zij dienden de Baals. ~
3 Ric 2:13 | verlieten den HEERE, en dienden de Baal en Astharoth. ~
4 Ric 3:6 | derzelver zonen; en zij dienden derzelver goden. ~
5 Ric 3:7 | den HEERE, hun God, en zij dienden de Baals en de bossen. ~
6 Ric 3:8 | en de kinderen Israels dienden Cuschan Rischataim acht
7 Ric 3:14 | 14 En de kinderen Israels dienden Eglon, koning der Moabieten,
8 Ric 9:6 | in de ogen des HEEREN, en dienden de Baals, en Astharoth,
9 Ric 9:6 | verlieten den HEERE, en dienden Hem niet. ~
10 Ric 9:16 | goden uit hun midden weg, en dienden den HEERE. Toen werd Zijn
11 1Sa 7:4 | de Astharoths weg, en zij dienden den HEERE alleen. ~
12 2Sa 10:19 | zij vrede met Israel, en dienden hen; en de Syriers vreesden
13 1Kon 4:21| brachten geschenken, en dienden Salomo al de dagen zijns
14 2Kon 19:16| alle heir des hemels, en dienden Baal. ~
15 2Kon 19:33| Zij vreesden den HEERE, en dienden ook hun goden, naar de wijze
16 2Kon 19:41| volken vreesden den HEERE, en dienden hun gesneden beelden; ook
17 1Kro 6:32| 32 En zij dienden voor den tabernakel van
18 1Kro 20:19| zij vrede met David, en dienden hem; en de Syriers wilden
19 2Kro 23:8 | broederen van Ahazia, die Ahazia dienden, vond, en die doodde. ~
20 2Kro 24:18| Gods hunner vaderen, en dienden de bossen en de afgoden;
21 Est 2:2 | jongelingen des konings, die hem dienden: Men zoeke voor den koning
22 Psa 106:36 | 36 En zij dienden hun afgoden, en zij werden
23 Dan 7:10 | uit, duizendmaal duizenden dienden Hem, en tien duizendmaal
24 Matt 4:11| engelen zijn toegekomen, en dienden Hem. ~
25 Mark 1:13| gedierten; en de engelen dienden Hem. ~
26 Luk 8:3 | en vele anderen, die Hem dienden van haar goederen. ~
27 Hand 7:2 | 2 En als zij den Heere dienden, en vastten, zeide de Heilige
28 Hand 13:22| twee van degenen, die hem dienden, namelijk Timotheus en Erastus,
|