Book Chapter: Verse
1 Gen 11:5 | die de kinderen der mensen bouwden. ~
2 Num 31:87 | 34 En de kinderen van Gad bouwden Dibon, en Ataroth, en Aroer,
3 Num 31:90 | En de kinderen van Ruben bouwden Hezbon, en Eleale, en Kirjathaim, ~
4 Num 31:91 | namen der steden, die zij bouwden, met andere namen. ~
5 Joz 23:10 | het land Kanaan zijn, zo bouwden de kinderen van Ruben, en
6 2Sa 5:11 | timmerlieden, en metselaars; en zij bouwden David een huis. ~
7 1Kon 14:23| 23 Want ook zij bouwden zich hoogten, en opgerichte
8 2Kon 27:1 | zich tegen haar; en zij bouwden tegen haar sterkten rondom. ~
9 1Kro 14:1 | timmerlieden, dat zij hem een huis bouwden. ~
10 2Kro 15:7 | rondom henen rust gegeven. Zo bouwden zij en hadden voorspoed. ~
11 Ezra 3:2 | en zijn broederen, en zij bouwden het altaar des Gods van
12 Ezra 4:1 | God Israels, den tempel bouwden; ~
13 Ezra 5:4 | der mannen, die dit gebouw bouwden. ~
14 Ezra 6:14| En de oudsten der Joden bouwden en gingen voorspoediglijk
15 Ezra 6:14| den zoon van Iddo; en zij bouwden en voltrokken het, naar
16 Neh 3:1 | broederen, de priesteren, en zij bouwden de Schaapspoort; zij heiligden
17 Neh 3:2 | 2 En aan zijn hand bouwden de mannen van Jericho; ook
18 Neh 3:3 | 3 De Vispoort nu bouwden de kinderen van Senaa; zij
19 Neh 3:13 | inwoners van Zanoah; zij bouwden die, en richtten haar deuren
20 Neh 4:1 | gehoord had, dat wij den muur bouwden, zo ontstak hij, en werd
21 Neh 4:6 | 6 Doch wij bouwden den muur, zodat de ganse
22 Neh 4:17 | 17 Die aan den muur bouwden, en die den last droegen,
23 Neh 4:18 | aan zijn lenden gegord, en bouwden; maar die met de bazuin
24 Jes 23:13 | richtten hun sterkten op, en bouwden hun paleizen, maar
25 Jer 52:4 | zich tegen haar, en zij bouwden tegen haar sterkten rondom. ~
26 Luk 17:28 | verkochten, zij plantten, zij bouwden; ~
|