Book Chapter: Verse
1 Neh 3:20| verbeterde zeer vuriglijk Baruch, de zoon van Zabbai, een
2 Neh 10:6 | 6 Daniel, Ginnethon, Baruch, ~
3 Neh 11:5 | En Maaseja, de zoon van Baruch, den zoon van Kol-hose,
4 Jer 32:12| ik gaf den koopbrief aan Baruch, den zoon van Nerija, den
5 Jer 32:13| 13 En ik beval Baruch voor hun ogen, zeggende: ~
6 Jer 32:16| nadat ik den koopbrief aan Baruch, den zoon van Nerija, gegeven
7 Jer 36:4 | 4 Toen riep Jeremia Baruch, den zoon van Nerija; en
8 Jer 36:4 | den zoon van Nerija; en Baruch schreef uit den mond van
9 Jer 36:5 | 5 En Jeremia gebood Baruch, zeggende: Ik ben opgehouden,
10 Jer 36:8 | 8 En Baruch, de zoon van Nerija, deed
11 Jer 36:10| 10 Zo las Baruch in dat boek de woorden van
12 Jer 36:13| die hij gehoord had, als Baruch uit dat boek las voor de
13 Jer 36:14| den zoon van Cuschi, tot Baruch, om te zeggen: De rol, waarin
14 Jer 36:14| uw hand, en kom. Alzo nam Baruch, de zoon van Nerija, de
15 Jer 36:15| lees ze voor onze oren; en Baruch las voor hun oren. ~
16 Jer 36:16| ander; en zij zeiden tot Baruch: Voorzeker zullen wij al
17 Jer 36:17| 17 En zij vraagden Baruch, zeggende: Verklaar ons
18 Jer 36:18| 18 En Baruch zeide tot hen: Uit zijn
19 Jer 36:19| Toen zeiden de vorsten tot Baruch: Ga henen, verberg u, gij
20 Jer 36:26| Abdeel, om den schrijver Baruch en den profeet Jeremia
21 Jer 36:27| de rol en de woorden, die Baruch geschreven had uit den mond
22 Jer 36:32| gaf ze aan den schrijver Baruch, den zoon van Nerija; die
23 Jer 43:3 | 3 Maar Baruch, de zoon van Nerija, hitst
24 Jer 43:6 | den profeet Jeremia, en Baruch, den zoon van Nerija; ~
25 Jer 45:1 | Jeremia gesproken heeft tot Baruch, den zoon van Nerija, als
26 Jer 45:2 | de God Israels, van u, o Baruch! ~
|