Book Chapter: Verse
1 1Sa 26:6 | Achimelech, den Hethiet, en tot Abisai, den zoon van Zeruja, den
2 1Sa 26:6 | leger afgaan? Toen zeide Abisai: Ik zal met u afgaan. ~
3 1Sa 26:7 | 7 Alzo kwamen David en Abisai tot het volk des nachts;
4 1Sa 26:8 | 8 Toen zeide Abisai tot David: God heeft heden
5 1Sa 26:9 | David daarentegen zeide tot Abisai: Verderf hem niet; want
6 2Sa 2:18 | zonen van Zeruja, Joab, en Abisai en Asahel; en Asahel was
7 2Sa 2:24 | 24 Maar Joab en Abisai jaagden Abner achterna;
8 2Sa 3:30 | hebben Joab en zijn broeder Abisai Abner doodgeslagen, omdat
9 2Sa 10:10 | de hand van zijn broeder Abisai, die het in orde stelde
10 2Sa 10:14 | voor het aangezicht van Abisai, en kwamen in de stad. En
11 2Sa 16:9 | 9 Toen zeide Abisai, de zoon van Zeruja, tot
12 2Sa 16:11 | 11 Voorts zeide David tot Abisai en tot al zijn knechten:
13 2Sa 18:2 | derde deel onder de hand van Abisai, den zoon van Zeruja, Joabs
14 2Sa 18:5 | de koning gebood Joab, en Abisai, en Ithai, zeggende: Handelt
15 2Sa 18:12 | want de koning heeft u, en Abisai, en Ithai, voor onze oren
16 2Sa 19:21 | 21 Toen antwoordde Abisai, de zoon van Zeruja, en
17 2Sa 20:6 | 6 Toen zeide David tot Abisai: Nu zal ons Seba, de zoon
18 2Sa 20:10 | jaagden Joab en zijn broeder Abisai, Seba, den zoon van Bichri,
19 2Sa 21:17 | 17 Maar Abisai, de zoon van Zeruja, hielp
20 2Sa 23:18 | 18 Abisai, Joabs broeder, de zoon
21 1Kro 2:16| kinderen nu van Zeruja waren Abisai, en Joab, en Asa-El drie. ~
22 1Kro 11:20| 20 Abisai nu, de broeder van Joab,
23 1Kro 18:12| 12 Ook sloeg Abisai, de zoon van Zeruja, de
24 1Kro 19:12| 12 Ook sloeg Abisai, de zoon van Zeruja, de
25 1Kro 20:11| de hand van zijn broeder Abisai, en zij stelden hen in orde
26 1Kro 20:15| voor het aangezicht van Abisai, zijn broeder, en zij kwamen
|