Book Chapter: Verse
1 2Kon 24:3 | van Azalia, den zoon van Mesullam, zond in het huis des HEEREN,
2 1Kro 3:19| kinderen van Zerubbabel waren Mesullam en Hananja; en Selomith
3 1Kro 5:13| huizen, waren Michael, en Mesullam, en Seba, en Jorai, en Jachan,
4 1Kro 8:17| 17 En Zebadja, en Mesullam, en Hizki, en Heber, ~
5 1Kro 9:7 | waren Sallu, de zoon van Mesullam, den zoon van Hodavja, den
6 1Kro 9:8 | den zoon van Michri; en Mesullam, de zoon van Sefatja, den
7 1Kro 9:11| van Hilkija, den zoon van Mesullam, den zoon van Zadok, den
8 1Kro 9:12| van Jahzera, den zoon van Mesullam, den zoon van Mesillemith,
9 2Kro 34:12| mitsgaders Zacharia en Mesullam, van de kinderen der Kohathieten,
10 Ezra 8:16| en tot Zacharja, en tot Mesullam, de hoofden; en tot Jojarib
11 Ezra 10:15| Tikva, stonden hierover; en Mesullam, en Sabbethai, de Leviet,
12 Ezra 10:29| van de kinderen van Bani: Mesullam, Malluch en Adaja, Jasub
13 Neh 3:4 | aan hun hand verbeterde Mesullam, de zoon van Berechja, den
14 Neh 3:6 | de zoon van Paseah, en Mesullam, de zoon van Besodja; deze
15 Neh 3:30 | maat. Na hem verbeterde Mesullam, de zoon van Berechja, tegenover
16 Neh 6:18 | had genomen de dochter van Mesullam, den zoon van Berechja. ~
17 Neh 8:5 | Hasbaddana, Zacharja en Mesullam. ~
18 Neh 10:7 | 7 Mesullam, Abia, Mijamin, ~
19 Neh 10:20 | 20 Magpias, Mesullam, Hezir, ~
20 Neh 11:7 | Benjamin: Sallu, de zoon van Mesullam, den zoon van Joed, den
21 Neh 11:11 | van Hilkia, den zoon van Mesullam, den zoon van Zadok, den
22 Neh 12:13 | 13 Van Ezra, Mesullam; van Amarja, Johanan; ~
23 Neh 12:16 | Zacharia; van Ginnethon, Mesullam; ~
24 Neh 12:25 | Matthanja en Bakbukja, Obadja, Mesullam, Talmon en Akkub, waren
25 Neh 12:33 | 33 En Azarja, Ezra, en Mesullam, ~
|