Book Chapter: Verse
1 Gen 24:32 | Izaks knechten kwamen, en boodschapten hem van de zaak des puts,
2 Gen 41:26 | 26 Toen boodschapten zij hem, zeggende: Jozef
3 Ric 4:12 | 12 Toen boodschapten zij Sisera, dat Barak, de
4 1Sa 18:24 | En de knechten van Saul boodschapten het hem, zeggende: Zulke
5 1Sa 18:26 | 26 Zijn knechten nu boodschapten David deze woorden. En die
6 1Sa 25:12 | keerden weder, en kwamen, en boodschapten hem achtervolgens al deze
7 2Sa 2:4 | het huis van Juda. Toen boodschapten zij David, zeggende: Het
8 2Sa 17:21 | put, en gingen henen en boodschapten het den koning David; en
9 1Kon 20:17| zond enigen uit, en zij boodschapten hem, zeggende: Uit Samaria
10 2Kon 7:10| den poortier der stad, en boodschapten hun, zeggende: Wij zijn
11 2Kon 7:15| boden nu keerden weder, en boodschapten het den koning. ~
12 2Kro 21:2 | Toen kwamen er, die Josafat boodschapten, zeggende: Daar komt een
13 Matt 8:33| in de stad gekomen waren, boodschapten zij al deze dingen, en wat
14 Matt 14:12| begroeven hetzelve; en gingen en boodschapten het Jezus. ~
15 Matt 28:11| wacht kwamen in de stad, en boodschapten den overpriesters al de
16 Mark 5:14| weidden zijn gevlucht, en boodschapten zulks in de stad en op het
17 Mark 6:30| kwamen weder tot Jezus, en boodschapten Hem alles, beide wat zij
18 Mark 16:13| 13 Dezen, ook heengaande, boodschapten het aan de anderen; maar
19 Luk 7:18 | discipelen van Johannes boodschapten hem van al deze dingen. ~
20 Luk 8:34 | gevlucht; en heengaande boodschapten het in de stad, en op het
21 Luk 13:1 | enigen tegenwoordig, die Hem boodschapten van de Galileers, welker
22 Luk 18:37 | 37 En zij boodschapten hem, dat Jezus de Nazarener
23 Luk 24:9 | wedergekeerd zijnde van het graf, boodschapten zij al deze dingen aan de
24 Joha 4:51| dienstknechten tegemoet, en boodschapten, zeggende: Uw kind leeft! ~
25 Hand 10:38| 38 En de stadsdienaars boodschapten deze woorden wederom den
|