Book Chapter: Verse
1 2Sa 8:17 | 17 En Zadok, zoon van Ahitub, en Achimelech,
2 2Sa 15:24 | 24 En ziet, Zadok was ook daar, en al de Levieten
3 2Sa 15:25 | Toen zeide de koning tot Zadok: Breng de ark Gods weder
4 2Sa 15:27 | koning tot den priester Zadok: Zijt gij niet een ziener?
5 2Sa 15:29 | 29 Alzo bracht Zadok, en Abjathar, de ark Gods
6 2Sa 15:35 | 35 En zijn niet Zadok en Abjathar, de priesters,
7 2Sa 15:35 | zult horen, den priesteren, Zadok en Abjathar, zult te kennen
8 2Sa 17:15 | 15 En Husai zeide tot Zadok en tot Abjathar, de priesters:
9 2Sa 19:11 | zond de koning David tot Zadok en tot Abjathar, de priesteren,
10 2Sa 20:25 | En Seja was schrijver; en Zadok en Abjathar waren priesters. ~
11 1Kon 1:8 | 8 Maar Zadok, de priester, en Benaja,
12 1Kon 1:26| mij, die uw knecht ben, en Zadok, den priester, en Benaja,
13 1Kon 1:32| koning David zeide: Roep mij Zadok, den priester, en Nathan,
14 1Kon 1:34| 34 En dat Zadok, de priester, met Nathan,
15 1Kon 1:38| 38 Toen ging Zadok, de priester, af, met Nathan,
16 1Kon 1:39| 39 En Zadok, de priester, nam den oliehoorn
17 1Kon 1:44| koning heeft met hem gezonden Zadok, den priester, en Nathan,
18 1Kon 1:45| 45 Daartoe hebben hem Zadok, de priester, en Nathan,
19 1Kon 2:35| plaats over het heir; en Zadok, den priester, zette de
20 1Kon 4:2 | had: Azaria, de zoon van Zadok, was opperambtman. ~
21 1Kon 4:4 | Jojada, was over het heir; en Zadok en Abjathar waren priesters. ~
22 2Kon 16:33| was Jerusa, de dochter van Zadok. ~
23 1Kro 6:8 | 8 En Ahitub gewon Zadok, en Zadok gewon Ahimaaz; ~
24 1Kro 6:8 | En Ahitub gewon Zadok, en Zadok gewon Ahimaaz; ~
25 1Kro 6:12| 12 En Ahitub gewon Zadok, en Zadok gewon Sallum; ~
26 1Kro 6:12| En Ahitub gewon Zadok, en Zadok gewon Sallum; ~
27 1Kro 6:53| 53 Zadok zijn zoon; Ahimaaz zijn
28 1Kro 9:11| van Mesullam, den zoon van Zadok, den zoon van Merajoth,
29 1Kro 12:28| 28 En Zadok was een jongeling, een kloek
30 1Kro 15:11| David riep de priesters Zadok en Abjathar, en de Levieten
31 1Kro 16:39| 39 En den priester Zadok, en zijn broederen, de priesters,
32 1Kro 18:16| 16 En Zadok, de zoon van Ahitub, en
33 1Kro 19:16| 16 En Zadok, de zoon van Ahitub, en
34 1Kro 25:3 | David nu verdeelde hen, en Zadok uit de kinderen van Eleazar,
35 1Kro 25:6 | vorsten, en van den priester Zadok, en van Achimelech, den
36 1Kro 25:31| van den koning David, en Zadok, en Achimelech, en van de
37 1Kro 28:17| over de Aaronieten was Zadok; ~
38 1Kro 30:22| HEERE tot voorganger, en Zadok tot priester. ~
39 2Kro 27:1 | Jerusa, een dochter van Zadok. ~
40 2Kro 31:10| hoofdpriester, van het huis van Zadok, sprak tot hem en zeide:
41 Ezra 7:2 | van Sallum, den zoon van Zadok, den zoon van Ahitub,
42 Neh 3:4 | aan hun hand verbeterde Zadok, zoon van Baena. ~
43 Neh 3:29 | 29 Daarna verbeterde Zadok, de zoon van Immer, tegenover
44 Neh 10:21 | 21 Mesezabeel, Zadok, Jaddua, ~
45 Neh 11:11 | van Mesullam, den zoon van Zadok, den zoon van Merajoth,
46 Neh 13:13 | Selemja, den priester, en Zadok, den schrijver, en Pedaja,
47 Eze 40:46 | dat zijn de kinderen van Zadok, die uit de kinderen
48 Eze 43:19 | dewelke uit het zaad van Zadok zijn, die tot Mij naderen (
49 Eze 44:15 | priesters, de kinderen van Zadok, die de wacht Mijns heiligdoms
50 Eze 48:11 | zijn uit de kinderen van Zadok, die Mijn wacht hebben waargenomen;
|