Book Chapter: Verse
1 Num 1:20| daarboven, allen, die ten heire uittrokken; ~
2 Num 1:22| daarboven, allen, die ten heire uittrokken; ~
3 Num 1:24| daarboven, allen, die ten heire uittrokken. ~
4 Num 1:26| daarboven, allen, die ten heire uittrokken, ~
5 Num 1:28| daarboven, allen, die ten heire uittrokken, ~
6 Num 1:30| daarboven, allen, die ten heire uittrokken, ~
7 Num 1:32| daarboven, allen, die ten heire uittrokken, ~
8 Num 1:34| daarboven, allen, die ten heire uittrokken, ~
9 Num 1:36| daarboven, allen, die ten heire uittrokken, ~
10 Num 1:38| daarboven, allen, die ten heire uittrokken, ~
11 Num 1:40| daarboven, allen, die ten heire uittrokken, ~
12 Num 1:42| daarboven, allen, die ten heire uittrokken, ~
13 Num 1:45| die in Israel ten heire uittrokken, ~
14 Joz 8:17| noch Beth-El, die niet uittrokken, Israel na; en zij lieten
15 Ric 7:10| duizend mannen, die het zwaard uittrokken. ~
16 Ric 19:2 | te voet, die het zwaard uittrokken. ~
17 Ric 19:15| duizend mannen, die het zwaard uittrokken, behalve dat de inwoners
18 Ric 19:17| duizend mannen, die het zwaard uittrokken; deze allen waren mannen
19 Ric 19:46| duizend mannen, die het zwaard uittrokken; die allen waren strijdbare
20 2Sa 24:9 | strijdbare mannen, die het zwaard uittrokken, en de mannen van Juda waren
21 1Kro 21:1| ten tijde als de koningen uittrokken, zo voerde Joab de heirkracht,
22 1Kro 22:5| duizend man, die het zwaard uittrokken, en Juda vierhonderd duizend,
23 1Kro 22:5| duizend man, die het zwaard uittrokken. ~
24 Psa 105:38| Egypte was blijde, als zij uittrokken, want hun verschrikking
|