Book Chapter: Verse
1 Gen 35:6 | eerstgeborene, en haar naam was Thamar. ~
2 Gen 35:11| 11 Toen zeide Juda tot Thamar, zijn schoondochter: Blijf
3 Gen 35:11| gelijk zijn broeders! Zo ging Thamar heen, en bleef in haar vaders
4 Gen 35:13| 13 En men gaf Thamar te kennen, zeggende: Zie,
5 Gen 35:24| te kennen gaf, zeggende: Thamar, uw schoondochter, heeft
6 Rut 4:12| het huis van Perez (die Thamar aan Juda baarde), van het
7 2Sa 13:1 | zuster had, welker naam was Thamar, dat Amnon, Davids zoon,
8 2Sa 13:4 | zeide Amnon tot hem: Ik heb Thamar, de zuster van mijn broeder
9 2Sa 13:5 | zeggen: Dat toch mijn zuster Thamar kome, dat zij mij met brood
10 2Sa 13:6 | koning: Dat toch mijn zuster Thamar kome, dat zij twee koekjes
11 2Sa 13:7 | Toen zond David heen tot Thamar in het huis, zeggende: Ga
12 2Sa 13:8 | 8 En Thamar ging heen in het huis van
13 2Sa 13:10| 10 Toen zeide Amnon tot Thamar: Breng de spijze in de kamer,
14 2Sa 13:10| van uw hand ete; zo nam Thamar de koekjes, die zij gemaakt
15 2Sa 13:19| 19 Toen nam Thamar as op haar hoofd, en scheurde
16 2Sa 13:20| op deze zaak. Alzo bleef Thamar en was eenzaam in het huis
17 2Sa 13:22| oorzake dat hij zijn zuster Thamar verkracht had. ~
18 2Sa 13:32| af, dat hij zijn zuster Thamar verkracht heeft. ~
19 2Sa 14:27| dochter, welker naam was Thamar; deze was een vrouw, schoon
20 1Kro 2:4| 4 Maar Thamar, zijn schoondochter, baarde
21 1Kro 3:9| kinderen der bijwijven, en Thamar hun zuster. ~
22 Eze 47:19| zuiderhoek zuidwaarts van Thamar af, tot aan het twistwater
23 Eze 48:28| zal de landpale zijn van Thamar af, naar het twistwater
24 Matt 1:3| gewon Fares en Zara bij Thamar; en Fares gewon Esrom, en
|