Book Chapter: Verse
1 Joz 10:3 | tot Jafia, den koning van Lachis, en tot Debir, den koning
2 Joz 10:5 | van Jarmuth, de koning van Lachis, de koning van Eglon, zij
3 Joz 10:23 | Jarmuth, den koning van Lachis, den koning van Eglon. ~
4 Joz 10:31 | met hem, van Libna naar Lachis; en hij belegerde haar en
5 Joz 10:32 | 32 En de HEERE gaf Lachis in de hand van Israel; en
6 Joz 10:33 | koning van Gezer, op, om Lachis te helpen; maar Jozua sloeg
7 Joz 10:34 | En Jozua trok voort van Lachis naar Eglon, en gans Israel
8 Joz 10:35 | naar alles, wat hij aan Lachis gedaan had. ~
9 Joz 12:11 | Jarmuth, een; de koning van Lachis, een; ~
10 Joz 15:39 | 39 Lachis, en Bozkath, en Eglon, ~
11 2Kon 15:19| Jeruzalem, dat hij vluchtte naar Lachis; maar zij zonden hem na
12 2Kon 15:19| maar zij zonden hem na tot Lachis, en doodden hem aldaar. ~
13 2Kon 20:14| koning van Assyrie, naar Lachis, zeggende: Ik heb gezondigd,
14 2Kon 20:17| Rabsaris, en Rabsake, van Lachis tot den koning Hizkia, met
15 2Kon 21:8 | had gehoord, dat hij van Lachis vertrokken was. ~
16 2Kro 12:9 | 9 En Adoraim, en Lachis, en Azeka, ~
17 2Kro 25:27| doch hij vluchtte naar Lachis. Toen zonden zij hem na
18 2Kro 25:27| Toen zonden zij hem na tot Lachis, en doodden hem aldaar. ~
19 2Kro 32:9 | doch hij zelf was voor Lachis, en al zijn heerschappij
20 Neh 11:30 | Adullam en haar dorpen, Lachis en haar akkers, Azeka en
21 Jes 36:2 | Assyrie zond Rabsake van Lachis naar Jeruzalem tot den koning
22 Jes 37:8 | had gehoord, dat hij van Lachis vertrokken was. ~
23 Jer 34:7 | overgeblevene steden van Juda, tegen Lachis en tegen Azeka; want deze,
24 Mic 1:13 | wagen, gij inwoners van Lachis! (deze is der dochter Sions
|