Book Chapter: Verse
1 Exo 22:28 | 28 De goden zult gij niet vloeken, en de oversten in uw volk
2 Lev 19:14 | 14 Gij zult den dove niet vloeken, en voor het aangezicht
3 Num 5:23 | de priester deze zelfde vloeken op een cedeltje schrijven,
4 Num 22:12 | gij zult dat volk niet vloeken, want het is gezegend. ~
5 Num 23:8 | 8 Wat zal ik vloeken, dien God niet vloekt; en
6 Num 23:11 | genomen, om mijn vijanden te vloeken; maar zie, gij hebt hen
7 Num 23:25 | zult het ganselijk noch vloeken, noch geenszins zegenen. ~
8 Num 24:10 | geroepen, om mijn vijanden te vloeken; maar zie, gij hebt hen
9 Deu 23:4 | uit Mesopotamie, om u te vloeken. ~
10 Deu 28:15 | gebiede; zo zullen al deze vloeken over u komen, en u treffen. ~
11 Deu 28:45 | 45 En al deze vloeken zullen over u komen, en
12 Deu 29:21 | stammen Israels, naar alle vloeken des verbonds, dat in het
13 Deu 30:7 | HEERE, uw God, zal al die vloeken leggen op uw vijanden en
14 2Sa 16:7 | Aldus nu zeide Simei in zijn vloeken: Ga uit, ga uit, gij, man
15 2Sa 16:9 | hond mijn heer den koning vloeken? Laat mij toch overgaan
16 2Sa 16:10 | van Zeruja? Ja, laat hem vloeken; want de HEERE toch heeft
17 2Kro 34:24| inwoners brengen; al de vloeken, die geschreven zijn in
18 Neh 13:2 | gehuurd hadden, om hen te vloeken, hoewel onze God den vloek
19 Psa 62:5 | maar met hun binnenste vloeken zij. Sela. ~
20 Psa 109:28 | 28 Laat hen vloeken, maar zegen Gij; laat hen
21 Jes 8:21 | toornig zal zijn, dan zal hij vloeken op zijn koning en op
22 Hos 4:2 | 2 Maar vloeken en liegen, en doodslaan,
23 Hand 17:5 | uws volks zult gij niet vloeken. ~
|