Book Chapter: Verse
1 Job 40:13 | voor hem springt zelfs de droefheid van vreugde op. ~
2 Spre 10:1 | zot zoon is zijner moeder droefheid. ~
3 Spre 14:10| kent zijn eigen bittere droefheid; en een vreemde zal zich
4 Spre 14:13| laatste van die blijdschap is droefheid. ~
5 Spre 17:21| genereert, die zal hem tot droefheid zijn; en de vader des dwazen
6 Spre 17:25| voor zijn vader, en bittere droefheid voor degene, die hem gebaard
7 Pred 7:3 | het lachen; want door de droefheid des aangezichts wordt het
8 Jes 29:2 | beangstigen, en er zal treuring en droefheid wezen, en die stad zal Mij
9 Luk 22:45 | en vond hen slapende van droefheid. ~
10 Joha 16:6 | gesproken heb, zo heeft de droefheid uw hart vervuld. ~
11 Joha 16:20| zult bedroefd zijn, maar uw droefheid zal tot blijdschap worden. ~
12 Joha 16:21| wanneer zij baart, heeft droefheid, dewijl haar ure gekomen
13 Joha 16:22| 22 En gij dan hebt nu wel droefheid; maar Ik zal u wederom zien,
14 Rom 9:2 | 2 Dat het mij een grote droefheid, en mijn hart een gedurige
15 2Kor 2:1 | dat ik niet wederom in droefheid tot u komen zou. ~
16 2Kor 2:3 | daar komende, niet zou droefheid hebben van degenen, van
17 2Kor 2:7 | door al te overvloedige droefheid niet enigszins worde verslonden. ~
18 2Kor 7:10| 10 Want de droefheid naar God werkt een onberouwelijke
19 2Kor 7:10| bekering tot zaligheid; maar de droefheid der wereld werkt den dood. ~
20 2Kor 9:7 | hart voorneemt; niet uit droefheid, of uit nooddwang; want
21 Fili 2:27| ook mijner, opdat ik niet droefheid op droefheid zou hebben. ~
22 Fili 2:27| opdat ik niet droefheid op droefheid zou hebben. ~
23 Heb 12:11 | zaak van vreugde, maar van droefheid te zijn; doch daarna geeft
|