Book Chapter: Verse
1 Gen 34:32 | Dezen hebben wij gevonden; beken toch, of deze uws zoons
2 Gen 35:25 | ik zwanger; en zij zeide: Beken toch, wiens deze zegelring,
3 Num 21:14 | wervelwind, en tegen de beken Arnon, ~
4 Num 21:15 | 15 En den afloop der beken, die zich naar de gelegenheid
5 Num 24:6 | 6 Gelijk de beken breiden zij zich uit, als
6 1Sa 24:12 | zo heb ik u niet gedood; beken en zie, dat er in mijn hand
7 2Sa 22:5 | doods hadden mij omvangen; beken Belials verschrikten mij. ~
8 2Sa 23:30 | Pirhathoniet; Hiddai, van de beken van Gaas; ~
9 1Kro 11:32| 32 Hurai, van de beken van Gaas; Abiel; de Arbathiet; ~
10 Job 6:15 | beek; als de storting der beken gaan zij door; ~
11 Job 20:17 | 17 De stromen, rivieren, beken van honig en boter zal hij
12 Job 22:24 | Ofir bij den rotssteen der beken; ~
13 Psa 18:5 | hadden mij omvangen, en beken Belials verschrikten mij. ~
14 Psa 78:20 | wateren uitvloeiden, en beken overvloediglijk uitbraken,
15 Pred 1:7 | 7 Al de beken gaan in de zee, nochtans
16 Pred 1:7 | naar de plaats, waar de beken heengaan, derwaarts gaande
17 Jes 34:9 | 9 En hun beken zullen in pek verkeerd worden,
18 Jes 35:6 | zullen wateren uitbarsten, en beken in de wildernis. ~
19 Jes 58:5 | slachtende de kinderen aan de beken, onder de hoeken der steenrotsen. ~
20 Jes 58:6 | Aan de gladde stenen der beken is uw deel, die, die zijn
21 Eze 6:3 | tot de heuvelen, tot de beken en tot de dalen: Ziet, Ik,
22 Eze 47:9 | waarhenen een der twee beken zal komen, leven zal, en
23 Hand 18:14| 14 Maar dit beken ik u, dat ik naar dien weg,
|