Book Chapter: Verse

 1 Gen  23:62  |                     62 Izak nu kwam, van daar men
 2 Num   7:62  |                     62 Een reukschaal van tien
 3 Num  26:62  |                     62 En hun getelden waren drie
 4 Deu  28:62  |                     62 En gij zult met weinige
 5 Joz  15:62  |                     62 En Nibsan, en de Zoutstad,
 6 1Kon   8:62 |                     62 En de koning, en gans Israel
 7 1Kro   6:62 |                     62 En de kinderen van Gerson,
 8 Ezra   2:62 |                     62 Dezen zochten hun register,
 9 Neh   7:62  |                     62 De kinderen van Delaja,
10 Psa  62     |                     62 ~
11 Psa  78:62  |                     62 En Hij leverde Zijn volk
12 Psa 119:62  |                     62  Te middernacht sta ik op,
13 Jes  63     |                     62 ~
14 Jer  51:62  |                     62      En gij zult zeggen:
15 Klaa   1:106|                     62      Schin. De lippen dergenen,
16 Eze  16:62  |                     62      Want Ik zal Mijn verbond
17 Matt  26:62 |                     62 En de hogepriester, opstaande,
18 Matt  27:62 |                     62 Des anderen daags nu, welke
19 Mark  14:62 |                     62 En Jezus zeide: Ik ben het.
20 Luk   1:62  |                     62 En zij wenkten zijn vader,
21 Luk   9:62  |                     62 En Jezus zeide tot hem:
22 Luk  22:62  |                     62 En Petrus, naar buiten gaande,
23 Joha   6:62 |                     62 Wat zou het dan zijn, zo