Book Chapter: Verse
1 1Sa 25:3 | En de naam des mans was Nabal, en de naam zijner huisvrouw
2 1Sa 25:4 | hoorde in de woestijn, dat Nabal zijn schapen schoor, ~
3 1Sa 25:5 | naar Karmel, en als gij tot Nabal komt, zo zult gij hem in
4 1Sa 25:9 | naar al die woorden tot Nabal gesproken hadden, zo hielden
5 1Sa 25:10| 10 En Nabal antwoordde den knechten
6 1Sa 25:14| Abigail, de huisvrouw van Nabal, zeggende: Zie, David heeft
7 1Sa 25:19| achter ulieden; doch haar man Nabal gaf zij het niet te kennen. ~
8 1Sa 25:25| aan dezen Belials man, aan Nabal; want gelijk zijn naam is,
9 1Sa 25:25| alzo is hij; zijn naam is Nabal, en dwaasheid is bij hem;
10 1Sa 25:26| verlossen; en nu, dat als Nabal worden uw vijanden, en die
11 1Sa 25:34| gekomen waart, zo ware van Nabal niemand, die mannelijk is,
12 1Sa 25:36| 36 Toen nu Abigail tot Nabal kwam, ziet, zo had hij een
13 1Sa 25:36| maaltijd; en het hart van Nabal was vrolijk op denzelven,
14 1Sa 25:37| morgen, toen de wijn van Nabal gegaan was, zo gaf hem zijn
15 1Sa 25:38| dagen, zo sloeg de HEERE Nabal, dat hij stierf. ~
16 1Sa 25:39| 39 Toen David hoorde, dat Nabal dood was, zo zeide hij:
17 1Sa 25:39| getwist heeft van de hand van Nabal, en heeft zijn knecht onthouden
18 1Sa 25:39| dat de HEERE het kwaad van Nabal op zijn hoofd heeft doen
19 1Sa 27:3 | Abigail, de huisvrouw van Nabal, de Karmelietische. ~
20 1Sa 30:5 | Abigail, de huisvrouw van Nabal, den Karmeliet.
21 2Sa 2:2 | Abigail, de huisvrouw van Nabal, den Karmeliet.
22 2Sa 3:3 | Abigail, de huisvrouw van Nabal, den Karmeliet; en de derde,
|