Book Chapter: Verse
1 Gen 25:23 | 23 Doch hij kende hem niet, omdat zijn handen
2 Gen 35:26 | 26 En Juda kende ze, en zeide: Zij is rechtvaardiger
3 Gen 38:7 | Jozef zijn broederen zag, zo kende hij hen; maar hij hield
4 Gen 38:8 | 8 Jozef dan kende zijn broederen; maar zij
5 Exo 2:25 | kinderen Israels aan, en God kende hen. ~ ~
6 Deu 33:9 | die zijn broederen niet kende, en zijn zonen niet achtte;
7 Ric 2:10 | hen op, dat den HEERE niet kende, noch ook het werk, dat
8 1Sa 3:7 | 7 Doch Samuel kende de HEERE nog niet; en het
9 1Sa 26:17 | 17 Saul nu kende de stem van David, en zeide:
10 2Sa 22:44 | heidenen; het volk, dat ik niet kende, heeft mij gediend. ~
11 1Kon 20:41| en de koning van Israel kende hem, dat hij een der profeten
12 Job 4:16 | 16 Hij stond, doch ik kende zijn gedaante niet; een
13 Psa 18:44 | heidenen; het volk, dat ik niet kende, heeft mij gediend. ~
14 Psa 142:5 | was er niemand, die mij kende, er was geen ontvlieden
15 Jes 55:5 | en het volk, dat u niet kende, zal tot u lopen, om des
16 Jes 56:5 | en het volk, dat u niet kende, zal tot u lopen, om des
17 Matt 25:24| kwam ook en zeide: Heer, ik kende u, dat gij een hard mens
18 Luk 6:8 | 8 Doch Hij kende hun gedachten, en zeide
19 Joha 1:31| 31 En ik kende Hem niet; maar opdat Hij
20 Joha 1:33| 33 En ik kende Hem niet; maar Die mij gezonden
21 Joha 2:24| niet, omdat Hij hen allen kende, ~
22 Rom 7:7 | zonde? Dat zij verre. Ja, ik kende de zonde niet dan door de
|