Book Chapter: Verse
1 1Kon 16:31| dat hij nog ter vrouwe nam Izebel, de dochter van Eth-Baal,
2 1Kon 18:4 | Want het geschiedde, als Izebel de profeten des HEEREN uitroeide,
3 1Kon 18:13| wat ik gedaan heb, als Izebel de profeten des HEEREN doodde?
4 1Kon 18:19| bos, die van de tafel van Izebel eten. ~
5 1Kon 19:1 | 1 En Achab zeide Izebel aan al wat Elia gedaan had,
6 1Kon 19:2 | 2 Toen zond Izebel een bode tot Elia, om te
7 1Kon 21:5 | 5 Maar Izebel, zijn huisvrouw, kwam tot
8 1Kon 21:7 | 7 Toen zeide Izebel, zijn huisvrouw, tot hem:
9 1Kon 21:11| woonden, deden gelijk als Izebel tot hen gezonden had; gelijk
10 1Kon 21:14| 14 Daarna zonden zij tot Izebel, zeggende: Naboth is gestenigd
11 1Kon 21:15| Het geschiedde nu, toen Izebel hoorde, dat Naboth gestenigd
12 1Kon 21:15| gestenigd en dood was, dat Izebel tot Achab zeide: Sta op,
13 1Kon 21:23| 23 Verder ook over Izebel sprak de HEERE, zeggende:
14 1Kon 21:23| zeggende: De honden zullen Izebel eten, aan den voorwal van
15 1Kon 21:25| ogen des HEEREN, dewijl Izebel, zijn huisvrouw, hem ophitste. ~
16 2Kon 9:7 | HEEREN, wreke van de hand van Izebel. ~
17 2Kon 9:10| 10 Ook zullen de honden Izebel eten op het stuk lands van
18 2Kon 9:22| hoererijen van uw moeder Izebel, en haar toverijen zo vele
19 2Kon 9:30| Jehu kwam te Jizreel. Als Izebel dat hoorde, zo blankette
20 2Kon 9:36| de honden het vlees van Izebel eten. ~
21 2Kon 9:37| En het dode lichaam van Izebel zal zijn gelijk mest op
22 2Kon 9:37| zal kunnen zeggen: Dit is Izebel. ~ ~ ~
|