Book Chapter: Verse
1 Gen 2:8 | HEERE God een hof geplant in Eden, tegen het oosten, en Hij
2 Gen 2:10 | rivier was voortgaande uit Eden, om deze hof te bewateren;
3 Gen 2:15 | zette hem in den hof van Eden, om dien te bouwen, en dien
4 Gen 3:23 | HEERE God uit den hof van Eden, om den aardbodem te bouwen,
5 Gen 3:24 | het oosten des hofs van Eden, en een vlammig lemmer eens
6 Gen 4:16 | land Nod, ten oosten van Eden. ~
7 2Kon 21:12| Rezef, en de kinderen van Eden, die in Telasser waren? ~
8 2Kro 29:12| Joah, de zoon van Zimma, en Eden, de zoon van Joah; ~
9 2Kro 31:15| 15 En aan zijn hand waren Eden, en Minjamin, en Jesua,
10 Jes 37:12 | Rezef, en de kinderen van Eden, die in Telasser waren? ~
11 Jes 51:3 | haar woestijn maken als Eden, en haar wildernis als den
12 Eze 21:23 | waarzeggen zijn, omdat zij met eden beedigd zijn onder hen;
13 Eze 27:23 | Haran, en Kanne, en Eden, de kooplieden van Scheba,
14 Eze 28:13 | 13 Gij waart in Eden, Gods hof; alle kostelijk
15 Eze 31:9 | takken, dat alle bomen van Eden, die in Gods hof waren,
16 Eze 31:16 | nederdalen; en alle bomen van Eden, de keur en het beste
17 Eze 31:18 | grootheid, onder de bomen van Eden? Ja, gij zult nedergevoerd
18 Eze 31:18 | worden met de bomen van Eden, tot het onderste der aarde;
19 Eze 36:35 | geworden als een hof van Eden; en de eenzame, en de verwoeste
20 Matt 5:33| maar gij zult den Heere uw eden houden. ~
21 Matt 14:9 | werd bedroefd; doch om de eden, en degenen, die met hem
22 Mark 6:26| geworden zijnde, nochtans om de eden, en degenen, die mede aanzaten,
|