Book Chapter: Verse
1 Gen 4:17| zijn huisvrouw, en zij werd bevrucht en baarde Henoch; en hij
2 Gen 18:36| dochters van Lot werden bevrucht van haar vader.
3 Gen 20:2 | 2 En Sara werd bevrucht, en baarde Abraham een zoon
4 Gen 27:32| 32 En Lea werd bevrucht, en baarde een zoon, en
5 Gen 27:33| 33 En zij werd wederom bevrucht, en baarde een zoon, en
6 Gen 27:34| 34 En zij werd nog bevrucht, en baarde een zoon, en
7 Gen 27:35| 35 En zij werd wederom bevrucht, en baarde een zoon, en
8 Gen 27:42| dienstmaagd, werd wederom bevrucht, en baarde Jakob den tweeden
9 Gen 27:52| verhoorde Lea; en zij werd bevrucht, en baarde Jakob den vijfden
10 Gen 27:54| 19 En Lea werd wederom bevrucht, en zij baarde Jakob den
11 Gen 27:58| 23 En zij werd bevrucht, en baarde een zoon; en
12 Gen 35:3 | 3 En zij werd bevrucht, en baarde een zoon, en
13 Gen 35:4 | 4 Daarna werd zij weder bevrucht, en baarde een zoon, en
14 1Sa 1:20| verloop van dagen, dat Hanna bevrucht werd, en baarde een zoon,
15 1Sa 2:21| bezocht Hanna, en zij werd bevrucht, en baarde drie zonen en
16 1Sa 4:19| huisvrouw van Pinehas, was bevrucht, zij zou baren; als deze
17 Jes 26:18| 18 Wij waren bevrucht, wij hadden de smarten,
18 Luk 1:24| werd Elizabet, zijn vrouw, bevrucht; en zij verborg zich vijf
19 Luk 1:31| 31 En zie, gij zult bevrucht worden, en een Zoon baren,
20 Luk 1:36| uw nicht, is ook zelve bevrucht, met een zoon, in haar ouderdom;
21 Luk 2:5 | ondertrouwde vrouw, welke bevrucht was. ~
22 Rom 9:10| bewijs, als zij uit een bevrucht was, namelijk Izaak, onzen
|