Book Chapter: Verse
1 Gen 25:29 | wie u vervloekt; en wie u zegent, zij gezegend! ~
2 Gen 29:26 | gaan, tenzij dat Gij mij zegent. ~
3 Exo 12:32 | gesproken hebt, en gaat heen, en zegent mij ook. ~
4 Num 22:6 | want ik weet, dat, wien gij zegent, die zal gezegend zijn,
5 Num 23:20 | ontvangen te zegenen; dewijl Hij zegent, zo zal ik het niet keren. ~
6 Num 24:9 | hem doen opstaan? Zo wie u zegent, die zij gezegend, en vervloekt
7 1Sa 9:13 | totdat hij komt, want hij zegent het offer, daarna eten de
8 2Sa 21:3 | gij het erfdeel des HEEREN zegent? ~
9 Psa 10:3 | den wens zijner ziel; hij zegent den gierigaard, hij lastert
10 Psa 49:19 | zijn ziel in zijn leven zegent, en zij u loven, omdat gij
11 Psa 65:11 | week door de druppelen; Gij zegent zijn uitspruitsel. ~
12 Psa 107:38 | 38 En Hij zegent hen, zodat zij zeer vermenigvuldigen,
13 Psa 147:13 | uwer poorten sterk; Hij zegent uw kinderen binnen in u. ~
14 Spre 27:14| 14 Die zijn vriend zegent met luider stem, zich des
15 Spre 30:11| vervloekt, en zijn moeder niet zegent; ~
16 Jes 67:3 | is als die een afgod zegent. Dezen verkiezen ook hun
17 Matt 5:44| Hebt uw vijanden lief; zegent ze, die u vervloeken; doet
18 Luk 6:28 | 28 Zegent degenen, die u vervloeken,
19 Rom 12:14 | 14 Zegent hen, die u vervolgen; zegent
20 Rom 12:14 | Zegent hen, die u vervolgen; zegent en vervloekt niet. ~
21 1Pet 3:9 | schelden voor schelden, maar zegent daarentegen; wetende, dat
|