Book Chapter: Verse
1 1Sa 1:8 | haar man: Hanna, waarom weent gij, en waarom eet gij niet,
2 2Sa 1:24 | Gij, dochteren Israels, weent over Saul; die u kleedde
3 2Sa 19:1 | aangezegd: Zie, de koning weent, en bedrijft rouw over Absalom. ~
4 2Kon 8:12| Toen zeide Hazael: Waarom weent mijn heer? En hij zeide:
5 Neh 8:10 | bedrijft dan geen rouw, en weent niet; want al het volk weende,
6 Jer 22:10 | 10 Weent niet over den dode, en beklaagt
7 Jer 22:10 | dode, en beklaagt hem niet; weent vrij over dien, die weggegaan
8 Jer 31:15 | zeer bitter geween; Rachel weent over haar kinderen; zij
9 Klaa 1:2 | 2 Beth. Zij weent steeds des nachts, en haar
10 Joe 1:5 | Waakt op, gij dronkenen! en weent, en huilt, alle gij wijnzuipers!
11 Mic 1:10 | Verkondigt het niet te Gath, weent zo jammerlijk niet; wentelt
12 Mark 5:39| maakt gij beroerte, en wat weent gij? Het kind is niet gestorven,
13 Luk 6:21 | Zalig zijt gij, die nu weent; want gij zult lachen. ~
14 Luk 23:28 | dochters van Jeruzalem! weent niet over Mij, maar weent
15 Luk 23:28 | weent niet over Mij, maar weent over uzelven, en over uw
16 Joha 20:13| zeiden tot haar: Vrouw! wat weent gij? Zij zeide tot hen:
17 Joha 20:15| zeide tot haar: Vrouw, wat weent gij? Wien zoekt gij? Zij,
18 Hand 15:13| antwoordde: Wat doet gij, dat gij weent, en mijn hart week maakt?
19 Rom 12:15 | Verblijdt u met de blijden; en weent met de wenenden. ~
20 Jako 4:9 | ellendigen, en treurt en weent; uw lachen worde veranderd
21 Jako 5:1 | 1 Welaan nu, gij rijken, weent en huilt over uw ellendigheden,
|