Book Chapter: Verse
1 Gen 38:9 | zeide tot hen: Gij zijt verspieders, gij zijt gekomen om te
2 Gen 38:11| vroom; uw knechten zijn geen verspieders. ~
3 Gen 38:14| heb, zeggende: Gij zijt verspieders! ~
4 Gen 38:16| Farao leeft, zo zijt gij verspieders! ~
5 Gen 38:30| heeft ons gehouden voor verspieders des lands. ~
6 Gen 38:31| zijn vroom; wij zijn geen verspieders. ~
7 Gen 38:34| zal ik weten, dat gij geen verspieders zijt, maar dat gij vroom
8 Num 21:1 | Israel door den weg der verspieders kwam, zo streed hij tegen
9 Joz 6:22| zeide tot de twee mannen, de verspieders des lands: Gaat in het huis
10 Joz 6:23| gingen de jongelingen, de verspieders, daarin en brachten er Rachab
11 Ric 1:23| huis van Jozef bestelde verspieders bij Beth-El; de naam nu
12 1Sa 26:4 | 4 Want David had verspieders gezonden, en hij vernam,
13 2Sa 15:10| 10 Absalom nu had verspieders uitgezonden in alle stammen
14 Psa 5:9 | gerechtigheid, om mijner verspieders wil; richt Uw weg voor mijn
15 Psa 27:11| het rechte pad, om mijner verspieders wil. ~
16 Psa 54:7 | 7Hij zal dit kwaad mijn verspieders vergelden; roei hen uit
17 Psa 56:3 | 3 Mijn verspieders zoeken mij den gansen dag
18 Psa 59:11| voorkomen; God zal mij op mijn verspieders doen zien. ~
19 Psa 92:12| 12 En mijn oog zal mijn verspieders aanschouwen; mijn oren zullen
20 Luk 20:20| namen Hem waar, en zonden verspieders uit, die zichzelven veinsden
21 Heb 11:31| ongehoorzamen, als zij de verspieders met vrede had ontvangen. ~
|