Book Chapter: Verse
1 Gen 25:36 | niet omdat men zijn naam noemt Jakob, dat hij mij nu twee
2 Rut 1:20 | zij zeide tot henlieden: Noemt mij niet Naomi, noemt mij
3 Rut 1:20 | henlieden: Noemt mij niet Naomi, noemt mij Mara; want de Almachtige
4 Est 52:13 | 26 Daarom noemt men die dagen Purim, van
5 Psa 147:4 | het getal der sterren; Hij noemt ze allen bij namen. ~
6 Jes 9:5 | op Zijn schouder; en men noemt Zijn naam Wonderlijk, Raad,
7 Jes 59:13 | en indien gij den sabbat noemt een verlustiging, opdat
8 Jer 6:30 | 30 Men noemt ze een verworpen zilver;
9 Jer 20:3 | Jeremia tot hem: De HEERE noemt uw naam niet Pashur, maar
10 Matt 19:17| En Hij zeide tot hem: Wat noemt gij Mij goed? Niemand is
11 Matt 22:43| 43 Hij zeide tot hen: Hoe noemt Hem dan David, in de Geest,
12 Matt 22:45| 45 Indien Hem dan David noemt zijn Heere, hoe is Hij zijn
13 Mark 10:18| Jezus zeide tot hem: Wat noemt gij Mij goed? Niemand is
14 Mark 12:37| 37 David dan zelf noemt Hem zijn Heere, en hoe is
15 Mark 15:12| gij een Koning der Joden noemt? ~
16 Luk 6:46 | 46 En wat noemt gij Mij, Heere, Heere! en
17 Luk 18:19 | Jezus zeide tot hem: Wat noemt gij Mij goed? Niemand is
18 Luk 20:37 | doornenbos, als hij den Heere noemt den God Abrahams, en den
19 Luk 20:44 | 44 David dan noemt Hem zijn Heere; en hoe is
20 1Kor 12:3 | spreekt, Jezus een vervloeking noemt; en niemand kan zeggen,
21 2Tim 2:19| die den Naam van Christus noemt, sta af van ongerechtigheid. ~
|