1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-3518
Book Chapter: Verse
501 Lev 19:7 | 7 En zo het op den derden dag enigzins
502 Lev 19:8 | 8 En zo wie dat eet, zal zijn ongerechtigheid
503 Lev 19:23 | spijze geplant zult hebben, zo zult gij de voorhuid daarvan,
504 Lev 20:5 | 5 Zo zal Ik Mijn aangezicht tegen
505 Lev 20:6 | om die na te hoereren, zo zal Ik Mijn aangezicht tegen
506 Lev 20:16 | daarmede te doen te hebben, zo zult gij die vrouw en dat
507 Lev 20:18 | bloeds ontdekt zal hebben, zo zullen zij beiden uit het
508 Lev 22:5 | 5 Of zo wie aangeroerd zal hebben
509 Lev 22:13 | zal wedergekeerd zijn, zo zal zij van de spijze haars
510 Lev 22:14 | dwaling zal gegeten hebben, zo zal hij deszelfs vijfde
511 Lev 22:15 | 15 Zo zullen zij niet ontheiligen
512 Lev 22:18 | Israels, en zeg tot hen: Zo wie uit het huis van Israel,
513 Lev 22:27 | of geit zal geboren zijn, zo zal die zeven dagen onder
514 Lev 23:15 | God gevloekt zal hebben, zo zal hij zijn zonde dragen. ~
515 Lev 23:19 | gelijk als hij gedaan heeft, zo zal ook aan hem gedaan worden: ~
516 Lev 23:20 | zal aangebracht hebben, zo zal ook hem aangebracht
517 Lev 23:22 | Enerlei recht zult gij hebben; zo zal de vreemdeling zijn,
518 Lev 24:18 | rechten, en doet dezelve; zo zult gij zeker wonen in
519 Lev 24:21 | 21 Zo zal Ik Mijn zegen gebieden
520 Lev 24:25 | bezitting verkocht zal hebben, zo zal zijn losser, die hem
521 Lev 24:28 | hem weder uit te keren, zo zal zijn verkochte goed
522 Lev 24:29 | stad zal verkocht hebben, zo zal zijn lossing zijn, totdat
523 Lev 24:30 | gehele jaar zal vervuld zijn, zo zal dat huis, hetwelk in
524 Lev 24:33 | lossing zal gedaan hebben, zo zal de koop van het huis
525 Lev 24:35 | hand bij u wankelen zal, zo zult gij hem vasthouden,
526 Lev 24:52 | tot aan het jubeljaar, zo zal hij met hem rekenen;
527 Lev 24:54 | hierdoor niet gelost wordt, zo zal hij in het jubeljaar
528 Lev 25:4 | 4 Zo zal Ik uw regens geven op
529 Lev 25:15 | 15 En zo gij Mijn inzettingen zult
530 Lev 25:15 | smadelijk verwerpen, en zo uw ziel van Mijn rechten
531 Lev 25:18 | 18 En zo gij Mij tot deze dingen
532 Lev 25:21 | 21 En zo gij met Mij in tegenheid
533 Lev 25:21 | niet zult willen horen, zo zal Ik over u, naar uw zonden,
534 Lev 25:24 | 24 Zo zal Ik ook met u in tegenheid
535 Lev 25:28 | 28 Zo zal Ik ook met u in heetgrimmige
536 Lev 25:41 | vijanden gebracht zal hebben. Zo dan hun onbesneden hart
537 Lev 26:5 | die twintig jaren oud is, zo zal uw schatting van een
538 Lev 26:6 | die vijf jaren oud is, zo zal uw schatting van een
539 Lev 26:7 | daarboven, is het een man, zo zal uw schatting zijn vijftien
540 Lev 26:8 | 8 Maar zo hij armer is, dan uw schatting,
541 Lev 26:8 | armer is, dan uw schatting, zo zal hij zich voor het aangezicht
542 Lev 26:10 | beest enigzins verwisselt, zo zal dit, en wat daarvoor
543 Lev 26:11 | HEERE geen offerande offert, zo zal hij dat beest voor het
544 Lev 26:12 | uw schatting, priester! zo zal het zijn. ~
545 Lev 26:13 | hij het immers lossen zal, zo zal hij deszelfs vijfde
546 Lev 26:14 | het den HEERE heilig zij, zo zal de priester dat schatten,
547 Lev 26:14 | dat geschat zal hebben, zo zal het stand hebben. ~
548 Lev 26:15 | heeft, zijn huis zal lossen, zo zal hij een vijfde deel
549 Lev 26:15 | schatting daarboven toedoen, zo zal het zijne zijn. ~
550 Lev 26:16 | wat geheiligd zal hebben, zo zal uw schatting zijn naar
551 Lev 26:17 | af geheiligd zal hebben, zo zal het naar uw schatting
552 Lev 26:18 | 18 Maar zo hij zijn akker na het jubeljaar
553 Lev 26:19 | denzelven ganselijk lossen zal, zo zal hij een vijfde deel
554 Lev 26:20 | anderen man verkocht heeft, zo zal hij niet meer gelost
555 Lev 26:23 | 23 Zo zal de priester hem rekenen
556 Lev 26:27 | indien het niet gelost wordt, zo zal het verkocht worden,
557 Lev 26:31 | 31 Maar zo iemand van zijn tienden
558 Lev 26:33 | immers verwisselen zal, zo zal dit, en wat daarvoor
559 Num 1:19 | HEERE Mozes geboden had, zo heeft hij hen geteld in
560 Num 1:20 | 20 Zo waren de zonen van Ruben,
561 Num 1:54 | 54 Zo deden de kinderen Israels;
562 Num 1:54 | HEERE Mozes geboden had, zo deden zij. ~
563 Num 2:34 | HEERE Mozes geboden had, zo legerden zij zich naar hun
564 Num 2:34 | zich naar hun banieren, en zo trokken zij op, een iegelijk
565 Num 4:5 | het optrekken des legers, zo zullen Aaron en zijn zonen
566 Num 4:15 | zullen voleind hebben, zo zullen daarna de zonen van
567 Num 5:6 | overtreding tegen den HEERE, zo is diezelve ziel schuldig. ~
568 Num 5:8 | 8 Maar zo die man geen losser zal
569 Num 5:20 | 20 Maar zo gij, onder uw man zijnde,
570 Num 5:20 | zijnde, afgeweken zijt, en zo gij onrein geworden zijt,
571 Num 5:28 | geworden is, maar rein is, zo zal zij vrij zijn, en zal
572 Num 6:9 | 9 En zo de gestorvene bij hem onvoorziens
573 Num 6:9 | zou verontreinigd hebben, zo zal hij op den dag zijner
574 Num 7:89 | om met Hem te spreken, zo hoorde hij een stem tot
575 Num 8:20 | geboden had van de Levieten, zo deden de kinderen Israels
576 Num 9:13 | zal het pascha te houden, zo zal diezelve ziel uit haar
577 Num 9:17 | werd van boven de tent, zo verreisden ook daarna de
578 Num 9:19 | den tabernakel verbleef, zo namen de kinderen Israels
579 Num 9:21 | den morgen opgeheven werd, zo verreisden zij; of des daags,
580 Num 9:21 | de wolk opgeheven werd, zo verreisden zij. ~
581 Num 9:22 | tabernakel, blijvende daarop, zo legerden zich de kinderen
582 Num 10:9 | een gebroken klank maken; zo zal uwer gedacht worden
583 Num 10:31 | legeren in de woestijn, zo zult gij ons tot ogen zijn. ~
584 Num 10:33 | 33 Zo togen zij drie dagreizen
585 Num 11:4 | met lust bevangen; daarom zo weenden ook de kinderen
586 Num 11:17 | 17 Zo zal Ik afkomen en met u
587 Num 11:33 | tanden, eer het gekauwd was, zo ontstak de toorn des HEEREN
588 Num 12:6 | Hoort nu Mijn woorden! Zo er een profeet onder u is,
589 Num 12:9 | 9 Zo ontstak des HEEREN toorn
590 Num 12:14 | de HEERE zeide tot Mozes: Zo haar vader smadelijk in
591 Num 12:15 | 15 Zo werd Mirjam buiten het leger
592 Num 14:8 | welgevallen aan ons heeft, zo zal Hij ons in dat land
593 Num 14:13 | Mozes zeide tot den HEERE: Zo zullen het de Egyptenaars
594 Num 14:15 | als een enigen man doden, zo zouden de heidenen, die
595 Num 14:16 | hetwelk Hij hun gezworen had, zo heeft Hij hen geslacht in
596 Num 14:21 | 21 Doch zekerlijk, zo waarachtig als Ik leef,
597 Num 14:21 | waarachtig als Ik leef, zo zal de ganse aarde met de
598 Num 14:23 | 23 Zo zij het land, hetwelk Ik
599 Num 14:24 | heeft Mij na te volgen, zo zal Ik hem brengen tot het
600 Num 14:28 | 28 Zeg tot hen: Zo waarachtig als Ik leef,
601 Num 14:28 | HEERE, indien Ik ulieden zo niet doe, gelijk als gij
602 Num 14:30 | 30 Zo gij in dat land komt, over
603 Num 14:35 | de HEERE, heb gesproken: zo Ik dit aan deze ganse boze
604 Num 14:43 | afgekeerd hebt van den HEERE, zo zal de HEERE met u niet
605 Num 15:4 | 4 Zo zal hij, die zijn offerande
606 Num 15:9 | 9 Zo zal hij tot een jong rund
607 Num 15:19 | 19 Zo zal het geschieden, als
608 Num 15:24 | 24 Zo zal het geschieden, indien
609 Num 15:32 | Israels in de woestijn waren, zo vonden zij een man, hout
610 Num 15:35 | 35 Zo zeide de HEERE tot Mozes:
611 Num 16:1 | zoon van Levi, nam tot zich zo Dathan als Abiram, zonen
612 Num 16:4 | 4 Als Mozes dit hoorde, zo viel hij op zijn aangezicht. ~
613 Num 16:18 | 18 Zo namen zij een ieder zijn
614 Num 16:27 | 27 Zo gingen zij op van de woning
615 Num 16:29 | aller mensen bezoeking, zo heeft mij de HEERE niet
616 Num 16:31 | deze woorden te spreken, zo werd het aardrijk, dat onder
617 Num 16:42 | tent der samenkomst, ziet, zo bedekte haar die wolk; en
618 Num 18:14 | 1 Zo zeide de HEERE tot Aaron:
619 Num 18:16 | opdat zij niet sterven, zo zij als gijlieden. ~
620 Num 18:39 | van henlieden gegeven heb, zo zult gij daarvan een hefoffer
621 Num 18:43 | deszelfs beste daarvan offert, zo zal het den Levieten toegerekend
622 Num 18:45 | 32 Zo zult gij daarover geen zonde
623 Num 19:1 | 1 Zo zeide de HEERE tot Aaron:
624 Num 19:3 | opdat zij niet sterven, zo zij als gijlieden. ~
625 Num 19:26 | van henlieden gegeven heb, zo zult gij daarvan een hefoffer
626 Num 19:30 | deszelfs beste daarvan offert, zo zal het den Levieten toegerekend
627 Num 19:32 | 32 Zo zult gij daarover geen zonde
628 Num 20:1 | waren, in de eerste maand, zo bleef het volk te Kades.
629 Num 20:8 | steenrots voor hun ogen, zo zal zij hun water geven;
630 Num 20:19 | drinken, ik en mijn vee, zo zal ik deszelfs prijs daarvoor
631 Num 20:29 | dat Aaron overleden was, zo beweenden zij Aaron dertig
632 Num 21:1 | weg der verspieders kwam, zo streed hij tegen Israel,
633 Num 21:2 | geheel in mijn hand geeft, zo zal ik hun steden verbannen. ~
634 Num 21:8 | is, als hij haar aanziet, zo zal hij leven. ~
635 Num 21:9 | als een slang iemand beet, zo zag hij de koperen slang
636 Num 21:16 | zeide: Verzamel het volk, zo zal Ik hun water geven. ~
637 Num 22:3 | 3 Zo vreesde Moab zeer voor het
638 Num 22:8 | Vernacht hier dezen nacht, zo zal ik ulieden een antwoord
639 Num 22:14 | 14 Zo stonden dan de vorsten der
640 Num 22:17 | zeggen zult, dat zal ik doen; zo kom toch, vervloek mij dit
641 Num 22:18 | vol zilver en goud gave, zo vermocht ik niet het bevel
642 Num 22:25 | den Engel des HEEREN zag, zo klemde hij zichzelve aan
643 Num 22:27 | den Engel des HEEREN zag, zo legde zij zich neder onder
644 Num 22:36 | hoorde, dat Bileam kwam, zo ging hij uit, hem tegemoet,
645 Num 23:4 | God Bileam ontmoet was, zo zeide hij tot Hem: Zeven
646 Num 23:6 | tot hem wederkeerde, ziet, zo stond hij bij zijn brandoffer,
647 Num 23:16 | HEERE Bileam ontmoet was, zo legde Hij het woord in zijn
648 Num 23:17 | hij tot hem kwam, ziet, zo stond hij bij zijn brandoffer,
649 Num 23:20 | zegenen; dewijl Hij zegent, zo zal ik het niet keren. ~
650 Num 24:1 | dat hij Israel zegende, zo ging hij ditmaal niet heen,
651 Num 24:2 | wonende naar zijn stammen, zo was de Geest van God op
652 Num 24:9 | wie zal hem doen opstaan? Zo wie u zegent, die zij gezegend,
653 Num 24:13 | vol zilver en goud gave, zo kan ik het bevel des HEEREN
654 Num 24:20 | hij de Amalekieten zag, zo hief hij zijn spreuk op,
655 Num 24:21 | Toen hij de Kenieten zag, zo hief hij zijn spreuk op,
656 Num 25:4 | den HEERE tegen de zon, zo zal de hittigheid van des
657 Num 25:7 | den priester, dat zag, zo stond hij op uit het midden
658 Num 27:8 | sterft, en geen zoon heeft, zo zult gij zijn erfenis op
659 Num 27:9 | hij geen dochter heeft, zo zult gij zijn erfenis aan
660 Num 27:10 | nu geen broederen heeft, zo zult gij zijn erfenis aan
661 Num 27:11 | vader geen broeders heeft, zo zult gij zijn erfenis geven
662 Num 30:4 | tegen haar zal stilzwijgen, zo zullen al haar geloften
663 Num 30:7 | tegen haar zal stilzwijgen, zo zullen haar geloften bestaan,
664 Num 30:8 | haar ziel verbonden heeft, zo zal het de HEERE haar vergeven. ~
665 Num 30:11 | hebben, dat niet brekende; zo zullen al haar geloften
666 Num 30:14 | 14 Maar zo haar man tegen haar van
667 Num 30:14 | dag ganselijk stilzwijgt, zo bevestigt hij al haar geloften,
668 Num 30:15 | 15 Doch zo hij ze ganselijk te niet
669 Num 30:15 | het gehoord zal hebben, zo zal hij haar ongerechtigheid
670 Num 31:51 | 51 Zo nam Mozes en Eleazar, de
671 Num 31:54 | 54 Zo nam Mozes en Eleazar, de
672 Num 31:55 | 2 Zo kwamen de kinderen van Gad
673 Num 31:61 | 8 Zo deden uw vaders, als ik
674 Num 31:62 | Eskol, en dit land bezagen, zo braken zij het hart der
675 Num 31:68 | achter Hem u zult afkeren, zo zal Hij wijders voortvaren
676 Num 31:75 | HEEREN ten ondergebracht zij; zo zult gij daarna wederkeren,
677 Num 31:76 | alzo niet zult doen, ziet, zo hebt gij tegen den HEERE
678 Num 31:82 | ten ondergebracht zijn; zo zult gij hun het land Gilead
679 Num 31:83 | met u zullen overtrekken, zo zullen zij tot bezitters
680 Num 31:93 | 40 Zo gaf Mozes Gilead aan Machir,
681 Num 32:5 | Rameses verreisd waren, zo legerden zij zich te Sukkoth. ~
682 Num 32:52 | 52 Zo zult gij alle inwoners des
683 Num 32:55 | bezitting zult verdrijven, zo zal het geschieden, dat,
684 Num 33:2 | het land Kanaan ingaat, zo zal dit land zijn, dat u
685 Num 34:11 | 11 Zo zult gij maken, dat u steden
686 Num 34:23 | dat hij gestorven zij, zo hij hem toch geen vijand
687 Num 34:24 | 24 Zo zal de vergadering richten
688 Num 34:27 | de palen zijner vrijstad; zo de bloedwreker den doodslager
689 Num 34:33 | 33 Zo zult gij niet ontheiligen
690 Num 35:3 | tot vrouwen zouden worden, zo zou haar erfenis van de
691 Num 35:4 | jubeljaar zullen hebben, zo zou haar erfenis toegedaan
692 Num 35:7 | 7 Zo zal de erfenis van de kinderen
693 Num 35:9 | 9 Zo zal de erfenis niet omgewend
694 Deu 1:11 | vaderen God, doe tot u, zo als gij nu zijt, duizendmaal
695 Deu 1:15 | 15 Zo nam ik de hoofden uwer stammen,
696 Deu 1:23 | nu was goed in mijn ogen; zo nam ik uit u twaalf mannen,
697 Deu 1:34 | stem uwer woorden hoorde, zo werd Hij zeer toornig, en
698 Deu 1:35 | 35 Zo iemand van deze mannen,
699 Deu 1:42 | 42 Zo zeide de HEERE tot mij:
700 Deu 1:43 | Doch als ik tot u sprak, zo hoordet gij niet, maar waart
701 Deu 1:45 | het aangezicht des HEEREN, zo verhoorde de HEERE uw stem
702 Deu 2:7 | kent uw wandelen door deze zo grote woestijn; deze veertig
703 Deu 2:8 | Elath, en van Ezeon-Geber, zo keerden wij ons, en doortogen
704 Deu 2:15 | 15 Zo was ook de hand des HEEREN
705 Deu 3:8 | 8 Zo namen wij te dier tijd het
706 Deu 4:7 | is er, hetwelk de goden zo nabij zijn als de HEERE,
707 Deu 4:7 | als de HEERE, onze God, zo dikwijls als wij Hem aanroepen? ~
708 Deu 4:8 | wat groot volk is er, dat zo rechtvaardige inzettingen
709 Deu 4:12 | 12 Zo sprak de HEERE tot u uit
710 Deu 4:26 | 26 Zo roep ik heden den hemel
711 Deu 4:37 | zaad na hen verkoren had, zo heeft Hij u voor Zijn aangezicht
712 Deu 4:39 | 39 Zo zult gij heden weten, en
713 Deu 5:23 | de berg van vuur brandde, zo naderdet gij tot mij, alle
714 Deu 5:25 | onzes Gods, langer te horen, zo zouden wij sterven. ~
715 Deu 5:28 | toen gij tot mij spraakt, zo zeide de HEERE tot mij:
716 Deu 6:5 | 5 Zo zult gij den HEERE, uw God,
717 Deu 6:12 | 12 Zo wacht u, dat gij den HEERE
718 Deu 6:21 | 21 Zo zult gij tot uw zoon zeggen:
719 Deu 7:2 | aangezicht, dat gij ze slaat; zo zult gij hen ganselijk verbannen;
720 Deu 7:12 | 12 Zo zal het geschieden, omdat
721 Deu 7:17 | 17 Zo gij in uw hart zeidet: Deze
722 Deu 8:10 | hebben, en verzadigd zijn, zo zult gij den HEERE, uw God,
723 Deu 8:19 | en u voor dezelve buigt, zo betuig ik heden tegen u,
724 Deu 9:3 | 3 Zo zult gij heden weten, dat
725 Deu 9:4 | zal hebben uitgestoten, zo spreek niet in uw hart,
726 Deu 9:11 | 11 Zo geschiedde het, ten einde
727 Deu 9:23 | land, dat Ik u gegeven heb; zo waart gij den mond des HEEREN,
728 Deu 11:13 | 13 En het zal geschieden, zo gij naarstiglijk zult horen
729 Deu 11:14 | 14 Zo zal Ik den regen uws lands
730 Deu 11:22 | 22 Want zo gij naarstiglijk houdt al
731 Deu 11:23 | 23 Zo zal de HEERE al deze volken
732 Deu 11:28 | 28 Maar den vloek, zo gij niet horen zult naar
733 Deu 12:20 | lust heeft vlees te eten, zo zult gij vlees eten, naar
734 Deu 12:21 | 21 Zo de plaats, die de HEERE,
735 Deu 12:21 | zetten, verre van u zal zijn, zo zult gij slachten van uw
736 Deu 13:5 | om daarin te wandelen. Zo zult gij het boze uit het
737 Deu 13:8 | 8 Zo zult gij hem niet ter wille
738 Deu 13:14 | 14 Zo zult gij onderzoeken, en
739 Deu 13:15 | 15 Zo zult gij de inwoners derzelver
740 Deu 14:25 | 25 Zo maak het tot geld, en bindt
741 Deu 14:29 | 29 Zo zal komen de Leviet, dewijl
742 Deu 15:6 | Hij tot u heeft gesproken, zo zult gij aan vele volken
743 Deu 15:7 | HEERE, uw God, u geven zal, zo zult gij uw hart niet verstijven,
744 Deu 15:12 | aan u verkocht zal zijn, zo zal hij u zes jaren dienen;
745 Deu 15:13 | hem vrij van u gaan laat, zo zult gij hem niet ledig
746 Deu 15:17 | 17 Zo zult gij een priem nemen,
747 Deu 15:18 | hij u zes jaren gediend; zo zal u de HEERE, uw God,
748 Deu 15:21 | blind, of enig kwaad gebrek, zo zult gij het den HEERE,
749 Deu 17:4 | aangezegd, en gij hoort het; zo zult gij het wel onderzoeken;
750 Deu 17:5 | 5 Zo zult gij dien man of die
751 Deu 17:7 | de hand des gansen volks; zo zult gij het boze uit het
752 Deu 17:8 | twistzaken in uw poorten, zo zult gij u opmaken, en opgaan
753 Deu 17:15 | 15 Zo zult gij ganselijk tot koning
754 Deu 17:18 | koninkrijks zal zitten, zo zal hij zich een dubbel
755 Deu 18:8 | 8 Zo zullen zij een gelijk deel
756 Deu 18:9 | HEERE, uw God, u geven zal, zo zult gij niet leren te doen
757 Deu 18:21 | 21 Zo gij dan in uw hart zoudt
758 Deu 19:2 | 2 Zo zult gij u drie steden uitscheiden,
759 Deu 19:6 | en hem sla aan het leven; zo toch geen oordeel des doods
760 Deu 19:9 | in Zijn wegen wandelende) zo zult gij u nog drie steden
761 Deu 19:12 | 12 Zo zullen de oudsten zijner
762 Deu 19:17 | 17 Zo zullen die twee mannen,
763 Deu 19:19 | 19 Zo zult gijlieden hem doen,
764 Deu 20:1 | een volk, meerder dan gij, zo zult gij voor hen niet vrezen;
765 Deu 20:2 | gijlieden tot den strijd nadert, zo zal de priester toetreden,
766 Deu 20:9 | te spreken tot het volk, zo zullen zij oversten der
767 Deu 20:10 | tegen haar te strijden, zo zult gij haar den vrede
768 Deu 20:11 | antwoorden, en u opendoen, zo zal al het volk, dat daarin
769 Deu 20:12 | 12 Doch zo zij geen vrede met u zal
770 Deu 20:12 | maar krijg tegen u voeren, zo zult gij haar belegeren. ~
771 Deu 20:19 | haar, om die in te nemen, zo zult gij haar geboomte niet
772 Deu 21:2 | 2 Zo zullen uw oudsten en uw
773 Deu 21:12 | 12 Zo zult gij haar binnen in
774 Deu 21:16 | 16 Zo zal het geschieden, ten
775 Deu 21:19 | 19 Zo zullen zijn vader en zijn
776 Deu 21:23 | 23 Zo zal zijn dood lichaam aan
777 Deu 22:2 | is, of gij hem niet kent, zo zult gij ze binnen in uw
778 Deu 22:6 | jongen of op de eieren, zo zult gij de moeder met de
779 Deu 22:8 | nieuw huis zult bouwen, zo zult gij op uw dak een leuning
780 Deu 22:21 | 21 Zo zullen zij deze jonge dochter
781 Deu 22:21 | hoererende in haars vaders huis; zo zult gij het boze uit het
782 Deu 22:22 | eens mans getrouwde vrouw, zo zullen zij ook beiden sterven,
783 Deu 22:22 | gelegen heeft, en de vrouw; zo zult gij het boze uit Israel
784 Deu 22:24 | 24 Zo zult gij ze beiden uitbrengen
785 Deu 22:24 | naasten vrouw vernederd heeft; zo zult gij het boze uit het
786 Deu 22:25 | haar gelegen zal hebben, zo zal de man, die bij haar
787 Deu 22:29 | 29 Zo zal de man, die bij haar
788 Deu 23:9 | uittrekt tegen uw vijanden, zo zult gij u wachten voor
789 Deu 23:22 | als gij nalaat te beloven, zo zal het geen zonde in u
790 Deu 23:24 | in uws naasten wijngaard, zo zult gij druiven eten naar
791 Deu 23:25 | uws naasten staande koren, zo zult gij de aren met uw
792 Deu 24:1 | en die getrouwd hebben, zo zal het geschieden, indien
793 Deu 24:2 | 2 Zo zij dan, uit zijn huis uitgegaan
794 Deu 24:4 | 4 Zo zal haar eerste man, die
795 Deu 24:7 | met hem, en verkoopt hem; zo zal deze dief sterven, en
796 Deu 24:10 | iets zult geleend hebben, zo zult gij tot zijn huis niet
797 Deu 24:12 | indien hij een arm man is, zo zult gij met zijn pand niet
798 Deu 24:19 | akker vergeten zult hebben, zo zult gij niet wederkeren,
799 Deu 24:20 | olijfboom zult geschud hebben, zo zult gij de takken achter
800 Deu 24:21 | wijngaard zult afgelezen hebben, zo zult gij de druiven achter
801 Deu 25:1 | toetreden, dat zij hen richten, zo zullen zij den rechtvaardige
802 Deu 25:3 | toedoen; opdat niet misschien, zo hij voortvoere hem daarboven
803 Deu 25:5 | sterft, en geen zoon heeft, zo zal de vrouw des verstorvenen
804 Deu 25:7 | niet bevallen zal te nemen, zo zal zijn broeders vrouw
805 Deu 25:9 | 9 Zo zal zijns broeders vrouw
806 Deu 25:12 | 12 Zo zult gij haar hand afhouwen,
807 Deu 26:2 | 2 Zo zult gij nemen van de eerstelingen
808 Deu 27:2 | HEERE, uw God, geven zal, zo zult gij u grote stenen
809 Deu 28:1 | die ik u heden gebiede, zo zal de HEERE, uw God, u
810 Deu 28:15 | die ik u heden gebiede; zo zullen al deze vloeken over
811 Deu 28:48 | 48 Zo zult gij uw vijanden, die
812 Deu 28:59 | 59 Zo zal de HEERE uw plagen wonderlijk
813 Deu 30:1 | die ik u voorgesteld heb; zo zult gij het weder ter harte
814 Deu 30:18 | 18 Zo verkondig ik ulieden heden,
815 Deu 31:14 | dat Ik hem bevel geve. Zo ging Mozes, en Jozua, en
816 Deu 31:17 | 17 Zo zal Mijn toorn te dien dage
817 Deu 31:22 | 22 Zo schreef Mozes dit lied te
818 Deu 31:25 | 25 Zo gebood Mozes den Levieten,
819 Deu 32:12 | 12 Zo leidde hem de HEERE alleen,
820 Deu 32:15 | Als nu Jeschurun vet werd, zo sloeg hij achteruit (gij
821 Deu 32:19 | 19 Als het de HEERE zag, zo versmaadde Hij hen, uit
822 Deu 32:41 | hand ten gerichte grijpt, zo zal Ik wraak op Mijn tegenpartijen
823 Deu 32:46 | 46 Zo zeide hij tot hen: Zet uw
824 Deu 34:9 | zijn handen op hem gelegd; zo hoorden de kinderen Israels
825 Joz 1:2 | knecht Mozes is gestorven; zo maak u nu op, trek over
826 Joz 2:8 | 8 Eer zij nu sliepen, zo klom zij tot hen op, op
827 Joz 2:11 | 11 Als wij het hoorden, zo versmolt ons hart, en er
828 Joz 2:14 | HEERE ons dit land geeft, zo zullen wij aan u weldadigheid
829 Joz 2:18 | wanneer wij in het land komen, zo zult gij dit snoer van scharlakendraad
830 Joz 2:19 | 19 Zo zal het geschieden, al wie
831 Joz 2:20 | zaak te kennen zult geven, zo zullen wij onschuldig zijn
832 Joz 3:13 | de Jordaan zullen rusten, zo zullen de wateren van de
833 Joz 3:14 | over de Jordaan te gaan, zo droegen de priesters de
834 Joz 3:16 | 16 Zo stonden de wateren, die
835 Joz 4:7 | 7 Zo zult gij tot hen zeggen:
836 Joz 4:7 | van de Jordaan afgesneden; zo zullen deze stenen den kinderen
837 Joz 4:18 | waren tot op het droge; zo keerden de wateren van de
838 Joz 4:22 | 22 Zo zult gij het uw kinderen
839 Joz 5:1 | wij daardoor gegaan waren; zo versmolt hun hart, en er
840 Joz 5:8 | al dat volk te besnijden, zo bleven zij in hun plaats
841 Joz 5:10 | te Gilgal gelegerd lagen, zo hielden zij het pascha op
842 Joz 6:5 | geluid der bazuin hoort, zo zal al het volk juichen
843 Joz 6:8 | het volk gesproken had, zo gingen de zeven priesters,
844 Joz 6:20 | geluid der bazuin hoorde, zo juichte het volk met een
845 Joz 7:2 | het oosten van Beth-El, zo sprak hij tot hen, zeggende:
846 Joz 7:9 | des lands horen zullen, zo zullen zij ons omsingelen,
847 Joz 7:17 | van Juda deed aankomen, zo raakte hij het geslacht
848 Joz 7:17 | aankomen, man voor man, zo werd Zabdi geraakt; ~
849 Joz 7:18 | aankomen, man voor man, zo werd Achan geraakt, de zoon
850 Joz 8:5 | gelijk als in het eerst, zo zullen wij voor hun aangezicht
851 Joz 8:6 | gelijk als in het eerst; zo zullen wij vlieden voor
852 Joz 8:8 | de stad ingenomen hebt, zo zult gij de stad met vuur
853 Joz 8:14 | de koning van Ai dat zag, zo haastten zij en maakten
854 Joz 8:20 | Ai zich achterom keerden, zo zagen zij, en ziet, de rook
855 Joz 8:21 | de rook der stad opging, zo keerden zij zich om, en
856 Joz 8:24 | zij allen vernield waren; zo keerde zich gans Israel
857 Joz 8:25 | die te dien dage vielen, zo mannen als vrouwen, waren
858 Joz 8:33 | verbonds des HEEREN droegen, zo vreemdelingen als inboorlingen,
859 Joz 9:2 | 2 Zo vergaderden zij zich samen,
860 Joz 9:4 | 4 Zo handelden zij ook arglistiglijk,
861 Joz 9:6 | gekomen uit een ver land, zo maakt nu een verbond met
862 Joz 9:11 | Wij zijn ulieder knechten, zo maakt nu een verbond met
863 Joz 9:16 | met hen gemaakt hadden, zo hoorden zij, dat zij hun
864 Joz 9:17 | kinderen Israels voorttogen, zo kwamen zij ten derden dage
865 Joz 9:24 | aangezicht verdelgen zoude, zo vreesden wij onzes levens
866 Joz 9:26 | 26 Zo deed hij hun alzo, en hij
867 Joz 10:2 | 2 Zo vreesden zij zeer; want
868 Joz 10:11 | den afgang van Beth-horon, zo wierp de HEERE grote stenen
869 Joz 10:18 | 18 Zo zeide Jozua: Wentelt grote
870 Joz 10:21 | 21 Zo keerde al het volk tot Jozua
871 Joz 10:24 | uitgebracht hadden tot Jozua, zo riep Jozua al de mannen
872 Joz 10:37 | de scherpte des zwaards, zo haar koning als al haar
873 Joz 11:1 | koning van Hazor, dit hoorde, zo zond hij tot Jobab, den
874 Joz 14:11 | 11 Ik ben nog heden zo sterk, gelijk als ik was
875 Joz 15:18 | geschiedde, als zij tot hem kwam, zo porde zij hem aan, om een
876 Joz 17:1 | omdat hij een krijgsman was, zo had hij Gilead en Bazan. ~
877 Joz 17:13 | kinderen Israels sterk werden, zo maakten zij de Kanaanieten
878 Joz 17:15 | gij een groot volk zijt, zo ga op naar het woud, en
879 Joz 17:18 | dewijl het een woud is, zo houw het af, zo zullen zijn
880 Joz 17:18 | woud is, zo houw het af, zo zullen zijn uitgangen de
881 Joz 18:3 | Israels: Hoe lang houdt gij u zo slap, om voort te gaan,
882 Joz 18:8 | komt dan weder tot mij, zo zal ik ulieden hier het
883 Joz 19:49 | delen, naar zijn landpale, zo gaven de kinderen Israels
884 Joz 20:4 | tot een van die steden, zo zal hij staan aan de deur
885 Joz 20:5 | bloedwreker hem najaagt, zo zullen zij den doodslager
886 Joz 21:11 | 11 Zo gaven zij hun de stad van
887 Joz 23:7 | trekken naar hun tenten, zo zegende hij hen. ~
888 Joz 23:10 | in het land Kanaan zijn, zo bouwden de kinderen van
889 Joz 23:12 | kinderen Israels dit hoorden, zo verzamelde de ganse vergadering
890 Joz 23:15 | kwamen, in het land Gilead, zo spraken zij met hen, zeggende: ~
891 Joz 23:18 | wederspannig zijt tegen den HEERE, zo zal Hij Zich morgen grotelijks
892 Joz 23:22 | overtreding tegen den HEERE, zo behoudt ons heden niet; ~
893 Joz 23:23 | dankoffer daarop te doen, zo eise het de HEERE. ~
894 Joz 23:24 | 24 En zo wij dit niet uit zorg vanwege
895 Joz 23:25 | geen deel aan den HEERE. Zo mochten uw kinderen onze
896 Joz 23:28 | geslachten zeggen zullen; zo zullen wij zeggen: Ziet
897 Joz 23:30 | Manasse gesproken hadden, zo was het goed in hun ogen. ~
898 Joz 24:2 | 2 Zo riep Jozua gans Israel,
899 Joz 24:6 | 6 Zo weest zeer sterk, om te
900 Joz 24:12 | 12 Want zo gij enigszins afkeert, en
901 Joz 24:16 | voor dezelve nederbuigt, zo zal de toorn des HEEREN
902 Joz 25:6 | uit Egypte gevoerd had, zo kwaamt gij aan de zee, en
903 Joz 25:11 | waart, en te Jericho kwaamt, zo krijgden de burgers van
904 Joz 25:15 | 15 Doch zo het kwaad is in uw ogen
905 Joz 25:20 | vreemde goden dienen zult, zo zal Hij Zich omkeren, en
906 Ric 1:3 | de Kanaanieten krijgen, zo zal ik ook met u optrekken
907 Ric 1:25 | ingang der stad gewezen had, zo sloegen zij de stad met
908 Ric 2:4 | kinderen Israels gesproken had, zo hief het volk zijn stem
909 Ric 2:6 | het volk had laten gaan, zo waren de kinderen Israels
910 Ric 2:10 | zijn vaderen vergaderd was; zo stond er een ander geslacht
911 Ric 2:14 | 14 Zo ontstak des HEEREN toorn
912 Ric 2:18 | hun richteren verwekte, zo was de HEERE met den richter,
913 Ric 2:21 | 21 Zo zal Ik ook niet voortvaren
914 Ric 3:6 | 6 Zo namen zij zich derzelver
915 Ric 3:9 | 9 Zo riepen de kinderen Israels
916 Ric 3:18 | het geschenk te leveren, zo geleidde hij het volk, die
917 Ric 3:20 | hij voor zich alleen had; zo zeide Ehud: Ik heb een woord
918 Ric 3:24 | 24 Als hij uitgegaan was, zo kwamen zijn knechten, en
919 Ric 3:24 | waren in het slot gedaan; zo zeiden zij: Zeker, hij bedekt
920 Ric 3:25 | toe gebeid hadden, ziet, zo opende hij de deuren der
921 Ric 3:27 | geschiedde, als hij aankwam, zo blies hij met de bazuin
922 Ric 4:2 | 2 Zo verkocht hen de HEERE in
923 Ric 4:8 | gij met mij trekken zult, zo zal ik heen trekken; maar
924 Ric 4:8 | niet met mij zult trekken, zo zal ik niet trekken. ~
925 Ric 4:13 | 13 Zo riep Sisera al zijn wagenen
926 Ric 4:14 | aangezicht henen uitgetogen? Zo trok Barak van den berg
927 Ric 4:20 | deur der tent; en het zij, zo iemand zal komen, en u vragen,
928 Ric 4:22 | wijzen, dien gij zoekt. Zo kwam hij tot haar in, en
929 Ric 5:1 | was in de ogen des HEEREN; zo gaf hen de HEERE in de hand
930 Ric 5:3 | als Israel gezaaid had, zo kwamen de Midianieten op,
931 Ric 5:8 | 8 Zo zond de HEERE een man, die
932 Ric 5:13 | tot Hem: Och, mijn Heer! zo de HEERE met ons is, waarom
933 Ric 5:16 | Omdat Ik met u zal zijn, zo zult gij de Midianieten
934 Ric 5:17 | gevonden heb in Uw ogen, zo doe mij een teken, dat Gij
935 Ric 5:28 | morgens vroeg opstonden, ziet, zo was het altaar van Baal
936 Ric 5:29 | 29 Zo zeiden zij, de een tot de
937 Ric 5:29 | onderzochten en navraagden, zo zeide men: Gideon, de zoon
938 Ric 5:37 | droogte op de ganse aarde, zo zal ik weten, dat Gij Israel
939 Ric 6:10 | gij dan nog af te gaan, zo ga af, gij, en Pura, uw
940 Ric 6:13 | nu Gideon aankwam, ziet, zo was er een man, die zijn
941 Ric 6:15 | zijn uitlegging hoorde, zo aanbad hij; en hij keerde
942 Ric 6:17 | het uiterste des legers, zo zal het geschieden, gelijk
943 Ric 6:22 | met de bazuinen bliezen, zo zette de HEERE het zwaard
944 Ric 7:7 | Tsalmuna in mijn hand geeft, zo zal ik uw vlees dorsen met
945 Ric 7:14 | 14 Zo ving hij een jongen van
946 Ric 7:19 | broeders, zonen mijner moeder; zo waarlijk als de HEERE leeft,
947 Ric 7:19 | waarlijk als de HEERE leeft, zo gij hen hadt laten leven,
948 Ric 7:21 | want naar dat de man is, zo is zijn macht. Zo stond
949 Ric 7:21 | man is, zo is zijn macht. Zo stond Gideon op, en doodde
950 Ric 7:22 | Gideon: Heers over ons, zo gij als uw zoon en uws zoons
951 Ric 8:7 | zij dit Jotham aanzeiden, zo ging hij heen, en stond
952 Ric 8:15 | een koning over u zalft, zo komt, vertrouwt u onder
953 Ric 8:15 | schaduw; maar indien niet, zo ga vuur uit de doornenbos,
954 Ric 8:19 | dezen dage gehandeld hebt, zo weest vrolijk over Abimelech,
955 Ric 8:20 | 20 Maar indien niet, zo ga vuur uit van Abimelech,
956 Ric 8:23 | 23 Zo zond God een bozen geest
957 Ric 8:30 | den zoon van Ebed, hoorde, zo ontstak zijn toorn. ~
958 Ric 8:32 | 32 Zo maak u nu op bij nacht,
959 Ric 8:33 | morgen, als de zon opgaat, zo maak u vroeg op, en overval
960 Ric 8:33 | overval deze stad; en zie, zo hij en het volk, dat met
961 Ric 8:33 | hem is, tot u uittrekken, zo doe hem, gelijk als uw hand
962 Ric 8:36 | 36 Als Gaal dat volk zag, zo zeide hij tot Zebul: Zie,
963 Ric 8:43 | het volk trok uit de stad, zo maakte hij zich tegen hen
964 Ric 8:46 | van Sichem dat hoorden, zo gingen zij in de sterkte,
965 Ric 8:48 | 48 Zo ging Abimelech op den berg
966 Ric 8:49 | 49 Zo hieuw ook al het volk een
967 Ric 8:51 | in het midden der stad; zo vloden daarheen al de mannen
968 Ric 8:55 | dat Abimelech dood was, zo gingen zij een iegelijk
969 Ric 9:7 | 7 Zo ontstak de toorn des HEEREN
970 Ric 9:10 | hebben tegen U gezondigd, zo omdat wij onzen God hebben
971 Ric 10:5 | 5 Zo geschiedde het, als de kinderen
972 Ric 10:9 | tot de oudsten van Gilead: Zo gijlieden mij wederhaalt,
973 Ric 10:13 | en tot aan de Jordaan; zo geef mij dat nu weder met
974 Ric 10:15 | 15 En hij zeide tot hem: Zo zegt Jeftha: Israel heeft
975 Ric 10:16 | zij uit Egypte optogen, zo wandelde Israel door de
976 Ric 10:23 | 23 Zo heeft nu de HEERE, de God
977 Ric 10:31 | 31 Zo zal het uitgaande, dat uit
978 Ric 10:34 | bij zijn huis kwam, ziet, zo ging zijn dochter uit hem
979 Ric 10:35 | geschiedde, als hij haar zag, zo verscheurde hij zijn klederen,
980 Ric 11:3 | dat gij niet verlostet, zo stelde ik mijn ziel in mijn
981 Ric 11:5 | zeiden: Laat mij overgaan; zo zeiden de mannen van Gilead
982 Ric 11:6 | 6 Zo zeiden zij tot hem: Zeg
983 Ric 11:6 | alzo niet recht spreken; zo grepen zij hem, en versloegen
984 Ric 12:1 | was in de ogen des HEEREN; zo gaf de HEERE hen in de hand
985 Ric 12:4 | 4 Zo wacht u toch nu, en drink
986 Ric 12:7 | worden, en een zoon baren; zo drink nu geen wijn noch
987 Ric 12:10 | 10 Zo haastte de vrouw, en liep,
988 Ric 12:20 | altaar opvoer naar den hemel, zo voer de Engel des HEEREN
989 Ric 12:20 | zijn huisvrouw dat zagen, zo vielen zij op hun aangezichten
990 Ric 12:23 | huisvrouw zeide tot hem: Zo de HEERE lust had ons te
991 Ric 13:2 | 2 Zo ging hij opwaarts, en gaf
992 Ric 13:10 | afgekomen was tot die vrouw, zo maakte Simson aldaar een
993 Ric 13:11 | geschiedde, als zij hem zagen, zo namen zij dertig metgezellen,
994 Ric 13:12 | verklaren en uitvinden, zo zal ik ulieden geven dertig
995 Ric 13:13 | niet zult kunnen verklaren, zo zult gijlieden mij geven
996 Ric 13:15 | onze te bezitten; is het zo niet? ~
997 Ric 13:17 | zij deze bruiloft hadden; zo geschiedde het op den zevenden
998 Ric 13:18 | leeuw? En hij zeide tot hen: Zo gij met mijn kalf niet hadt
999 Ric 14:2 | haar ganselijk haattet, zo heb ik haar aan uw metgezel
1000 Ric 14:7 | mij aan u gewroken heb, zo zal ik daarna ophouden. ~
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-3518 |