1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-3518
Book Chapter: Verse
1001 Ric 14:14 | Als hij kwam tot Lechi, zo juichten de Filistijnen
1002 Ric 14:17 | geeindigd had te spreken, zo wierp hij het kinnebakken
1003 Ric 14:18 | Als nu hem zeer dorstte, zo riep hij tot den HEERE,
1004 Ric 15:2 | Simson is hier in ingekomen; zo gingen zij rondom, en legden
1005 Ric 15:5 | binden, om hem te plagen; zo zullen wij u geven, een
1006 Ric 15:7 | die niet verdroogd zijn, zo zou ik zwak worden, en wezen
1007 Ric 15:9 | zat bij haar in een kamer. Zo zeide zij tot hem: De Filistijnen
1008 Ric 15:11 | dewelke geen werk gedaan is, zo zou ik zwak worden, en wezen
1009 Ric 15:17 | 17 Zo verklaarde hij haar zijn
1010 Ric 15:17 | indien ik geschoren wierd, zo zou mijn kracht van mij
1011 Ric 15:18 | ganse hart verklaard had, zo zond zij heen, en riep de
1012 Ric 16:3 | gegoten beeld te maken; zo zal ik het u nu wedergeven. ~
1013 Ric 16:9 | 9 Zo zeide Micha tot hem: Van
1014 Ric 17:2 | 2 Zo zonden de kinderen van Dan
1015 Ric 17:3 | bij het huis van Micha, zo kenden zij de stem van den
1016 Ric 17:4 | 4 En hij zeide tot hen: Zo en zo heeft Micha mij gedaan;
1017 Ric 17:4 | hij zeide tot hen: Zo en zo heeft Micha mij gedaan;
1018 Ric 17:10 | Als gij daarhenen komt, zo zult gij komen tot een zorgeloos
1019 Ric 17:14 | gesneden en een gegoten beeld? Zo weet nu, wat u te doen zij. ~
1020 Ric 17:18 | beeld weggenomen hadden, zo zeide de priester tot hen:
1021 Ric 17:22 | Micha's huis gekomen waren, zo werden de mannen, zijnde
1022 Ric 17:26 | zij sterker waren dan hij, zo keerde hij om, en kwam weder
1023 Ric 18:6 | 6 Zo zaten zij neder, en zij
1024 Ric 18:8 | was, om weg te trekken, zo zeide de vader van de jonge
1025 Ric 18:11 | zij nu bij Jebus waren, zo was de dag zeer gedaald;
1026 Ric 18:17 | hij nu zijn ogen ophief, zo zag hij die reizenden man
1027 Ric 18:21 | voeten gewassen hebbende, zo aten en dronken zij. ~
1028 Ric 18:22 | hart vrolijk maakten, ziet, zo omringden de mannen van
1029 Ric 18:23 | mijn broeders, doet toch zo kwalijk niet; naardien deze
1030 Ric 18:23 | in mijn huis gekomen is, zo doet zulke dwaasheid niet. ~
1031 Ric 18:27 | zijns weegs te gaan, ziet, zo lag de vrouw, zijn bijwijf,
1032 Ric 18:29 | hij nu in zijn huis kwam, zo nam hij een mes, en greep
1033 Ric 19:13 | 13 Zo geeft nu die mannen, die
1034 Ric 19:24 | 24 Zo naderden de kinderen Israels
1035 Ric 19:39 | 39 Zo keerden zich de mannen van
1036 Ric 19:40 | achter zich omzag, ziet, zo ging de brand der stad op
1037 Ric 19:42 | 42 Zo wendden zij zich voor het
1038 Ric 20:2 | 2 Zo kwam het volk tot het huis
1039 Ric 20:21 | om met reien te dansen, zo komt gij voort uit de wijngaarden,
1040 Rut 1:1 | als de richters richtten, zo geschiedde het, dat er honger
1041 Rut 1:8 | 8 Zo zeide Naomi tot haar twee
1042 Rut 1:17 | en alzo doe Hij daartoe, zo niet de dood alleen zal
1043 Rut 1:18 | voorgenomen had met haar te gaan, zo hield zij op tot haar te
1044 Rut 2:3 | 3 Zo ging zij heen, en kwam en
1045 Rut 2:7 | verzamelen, achter de maaiers; zo is zij gekomen en heeft
1046 Rut 2:9 | niet aanroere? Als u dorst, zo ga tot de vaten, en drink
1047 Rut 2:14 | doop uw bete in den azijn. Zo zat zij neder aan de zijde
1048 Rut 2:15 | opstond, om op te lezen, zo gebood Boaz zijn jongens,
1049 Rut 3:3 | 3 Zo baad u, en zalf u, en doe
1050 Rut 3:4 | voetdeksel op, en leg u; zo zal hij u te kennen geven,
1051 Rut 3:7 | en zijn hart vrolijk was, zo kwam hij om neder te liggen
1052 Rut 3:13 | hem niet lust u te lossen, zo zal ik u lossen, zo waarachtig
1053 Rut 3:13 | lossen, zo zal ik u lossen, zo waarachtig als de HEERE
1054 Rut 4:1 | gesproken had, ging voorbij; zo zeide hij: Wijk herwaarts,
1055 Rut 4:4 | der oudsten mijns volks; zo gij het zult lossen, los
1056 Rut 4:4 | zult lossen, los het; en zo men het ook niet zou lossen,
1057 Rut 4:5 | aanvaardt van de hand van Naomi, zo zult gij het ook aanvaarden
1058 Rut 4:7 | ganse zaak te bevestigen, zo trok de man zijn schoen
1059 Rut 4:8 | 8 Zo zeide de losser tot Boaz:
1060 1Sa 1:4 | dag, als Elkana offerde, zo gaf hij aan Peninna, zijn
1061 1Sa 1:7 | tot het huis des HEEREN, zo tergde zij haar alzo; daarom
1062 1Sa 1:10 | bitterlijk bedroefd zijnde, zo bad zij tot den HEERE, en
1063 1Sa 1:11 | HEERE der heirscharen, zo Gij eenmaal de ellende Uwer
1064 1Sa 1:11 | dienstmaagd een mannelijk zaad, zo zal ik dat den HEERE geven
1065 1Sa 1:12 | het aangezicht des HEEREN, zo gaf Eli acht op haar mond. ~
1066 1Sa 1:26 | zij zeide: Och, mijn heer! zo waarachtig als uw ziel leeft,
1067 1Sa 2:16 | heden ganselijk aansteken, zo neem dan voor u, gelijk
1068 1Sa 2:16 | het uw ziel lusten zal; zo zeide hij tot hem: Nu zult
1069 1Sa 2:16 | gij het immers geven, en zo niet, ik zal het met geweld
1070 1Sa 2:25 | tegen een mens zondigt, zo zullen de goden hem oordelen;
1071 1Sa 2:27 | tot Eli, en zeide tot hem: Zo zegt de HEERE: Heb Ik Mij
1072 1Sa 3:9 | en het zal geschieden, zo Hij u roept, zo zult gij
1073 1Sa 3:9 | geschieden, zo Hij u roept, zo zult gij zeggen: Spreek,
1074 1Sa 3:13 | hebben vervloekt gemaakt, zo heeft hij hen niet eens
1075 1Sa 3:14 | het huis van Eli gezworen: Zo de ongerechtigheid van het
1076 1Sa 3:17 | niet voor mij; God doe u zo, en zo doe Hij daartoe,
1077 1Sa 3:17 | voor mij; God doe u zo, en zo doe Hij daartoe, indien
1078 1Sa 4:2 | zich de strijd uitspreidde, zo werd Israel voor der Filistijnen
1079 1Sa 4:3 | in het leger gekomen was, zo zeiden de oudsten van Israel:
1080 1Sa 4:5 | HEEREN in het leger kwam, zo juichte gans Israel met
1081 1Sa 4:6 | van het juichen hoorden, zo zeiden zij: Wat is de stem
1082 1Sa 4:9 | ulieden gediend hebben; zo zijt mannen, en strijdt. ~
1083 1Sa 4:13 | 13 En als hij kwam, ziet, zo zat Eli op een stoel aan
1084 1Sa 4:14 | stem des geroeps hoorde, zo zeide hij: Wat is de stem
1085 1Sa 4:18 | van de ark Gods vermeldde, zo viel hij achterwaarts van
1086 1Sa 4:19 | gestorven was, en haar man, zo kromde zij zich, en baarde;
1087 1Sa 4:20 | den tijd van haar sterven, zo spraken de vrouwen, die
1088 1Sa 5:3 | daags vroeg opstonden, ziet, zo was Dagon op zijn aangezicht
1089 1Sa 5:7 | zagen, dat het alzo toeging, zo zeiden zij: Dat de ark des
1090 1Sa 5:9 | hadden rondom gedragen, zo was de hand des HEEREN tegen
1091 1Sa 5:10 | ark Gods te Ekron kwam, zo riepen die van Ekron, zeggende:
1092 1Sa 6:2 | 2 Zo riepen de Filistijnen de
1093 1Sa 6:5 | 5 Zo maakt dan beelden uwer spenen,
1094 1Sa 6:9 | opgaat naar Beth-Semes, zo heeft Hij ons dit groot
1095 1Sa 6:9 | groot kwaad gedaan; maar zo niet, zo zullen wij weten,
1096 1Sa 6:9 | kwaad gedaan; maar zo niet, zo zullen wij weten, dat Zijn
1097 1Sa 6:16 | Filistijnen zulks gezien hadden, zo keerden zij weder op denzelven
1098 1Sa 6:21 | 21 Zo zonden zij boden tot de
1099 1Sa 7:3 | hart tot den HEERE bekeert, zo doet de vreemde goden uit
1100 1Sa 7:3 | HEERE, en dient Hem alleen, zo zal Hij u uit de hand der
1101 1Sa 7:7 | vergaderd hadden te Mizpa, zo kwamen de oversten der Filistijnen
1102 1Sa 7:7 | kinderen Israels dat hoorden, zo vreesden zij voor het aangezicht
1103 1Sa 7:10 | dat brandoffer offerde, zo kwamen de Filistijnen aan
1104 1Sa 8:1 | Samuel oud geworden was, zo stelde hij zijn zonen tot
1105 1Sa 8:5 | wandelen niet in uw wegen; zo zet nu een koning over ons,
1106 1Sa 8:9 | hoogste zult betuigd hebben, zo zult gij hen te kennen geven
1107 1Sa 8:21 | woorden des volks gehoord had, zo sprak hij dezelve voor de
1108 1Sa 9:7 | tot zijn jongen: Maar zie, zo wij gaan, wat zullen wij
1109 1Sa 9:11 | door den opgang der stad, zo vonden zij maagden, die
1110 1Sa 9:13 | gijlieden in de stad komt, zo zult gij hem vinden, eer
1111 1Sa 9:14 | midden der stad kwamen, ziet, zo ging Samuel uit hun tegemoet,
1112 1Sa 9:17 | Toen Samuel Saul aanzag, zo antwoordde hem de HEERE:
1113 1Sa 9:19 | gijlieden heden met mij eet; zo zal ik u morgen vroeg laten
1114 1Sa 9:26 | den opgang des dageraads, zo riep Samuel Saul op het
1115 1Sa 9:27 | aan het einde der stad, zo zeide Samuel tot Saul: Zeg
1116 1Sa 10:2 | gij heden van mij gaat, zo zult gij twee mannen vinden
1117 1Sa 10:5 | aldaar in de stad komt, zo zult gij ontmoeten een hoop
1118 1Sa 10:10 | den heuvel kwamen, zie, zo kwam hem een hoop profeten
1119 1Sa 10:11 | profeteerde met de profeten, zo zeide het volk, een ieder
1120 1Sa 10:13 | voleind had te profeteren, zo kwam hij op de hoogte. ~
1121 1Sa 10:14 | dat zij er niet waren, zo kwamen wij tot Samuel. ~
1122 1Sa 10:20 | Israel had doen naderen, zo is de stam van Benjamin
1123 1Sa 10:21 | aankomen naar zijn geslachten, zo werd het geslacht van Matri
1124 1Sa 11:1 | Maak een verbond met ons, zo zullen wij u dienen. ~
1125 1Sa 11:3 | niemand, die ons verlost, zo zullen wij tot u uitgaan. ~
1126 1Sa 11:4 | boden te Gibea-Sauls kwamen, zo spraken zij deze woorden
1127 1Sa 11:9 | aan de mannen te Jabes, zo werden zij verblijd. ~
1128 1Sa 12:3 | hem zou verborgen hebben; zo zal ik het ulieden wedergeven. ~
1129 1Sa 12:8 | Jakob in Egypte gekomen was, zo riepen uw vaders tot den
1130 1Sa 12:9 | vergaten den HEERE, hun God; zo verkocht Hij hen in de hand
1131 1Sa 12:12 | kinderen Ammons, tegen u kwam, zo zeidet gij tot mij: Neen,
1132 1Sa 12:12 | koning zal over ons regeren; zo toch de HEERE, uw God, uw
1133 1Sa 12:14 | 14 Zo gij den HEERE zult vrezen,
1134 1Sa 12:14 | niet wederspannig zijt, zo zult gijlieden, zowel gij
1135 1Sa 12:15 | 15 Doch zo gij naar de stem des HEEREN
1136 1Sa 12:15 | HEEREN wederspannig zijn, zo zal de hand des HEEREN,
1137 1Sa 12:17 | zal donder en regen geven; zo weet dan, en ziet, dat uw
1138 1Sa 12:18 | Samuel den HEERE aanriep, zo gaf de HEERE donder en regen
1139 1Sa 12:25 | gij voortaan kwaad doet, zo zult gijlieden, als ook
1140 1Sa 13:6 | want het volk was benauwd), zo verborg zich het volk in
1141 1Sa 13:7 | nog zelf te Gilgal was, zo kwam al het volk bevende
1142 1Sa 13:8 | Samuel te Gilgal niet opkwam, zo verstrooide het volk van
1143 1Sa 13:10 | brandoffer te offeren, ziet, zo kwam Samuel; en Saul ging
1144 1Sa 13:12 | 12 Zo zeide ik: Nu zullen de Filistijnen
1145 1Sa 13:12 | niet ernstelijk aangebeden, zo dwong ik mijzelven, en heb
1146 1Sa 14:9 | totdat wij aan ulieden komen; zo zullen wij blijven staan
1147 1Sa 14:10 | aldus: Klimt tot ons op; zo zullen wij opklimmen, want
1148 1Sa 14:11 | Filistijnen bezetting ontdekten, zo zeiden de Filistijnen: Ziet,
1149 1Sa 14:19 | toenam en vermenigvuldigde; zo zeide Saul tot den priester:
1150 1Sa 14:22 | de Filistijnen vluchtten, zo kleefden zij ook hen achteraan
1151 1Sa 14:26 | in het woud kwam, ziet, zo was er een honigvloed; maar
1152 1Sa 14:27 | hand tot zijn mond wendde, zo werden zijn ogen verlicht. ~
1153 1Sa 14:39 | 39 Want zo waarachtig als de HEERE
1154 1Sa 14:39 | het in mijn zoon Jonathan, zo zal hij den dood sterven;
1155 1Sa 14:44 | 44 Toen zeide Saul: Zo doe mij God, en zo doe Hij
1156 1Sa 14:44 | Saul: Zo doe mij God, en zo doe Hij daartoe, Jonathan!
1157 1Sa 14:45 | gedaan heeft? Dat zij verre! zo waarachtig als de HEERE
1158 1Sa 15:5 | aan de stad Amalek kwam, zo legde hij een achterlage
1159 1Sa 15:16 | Samuel tot Saul: Houd op, zo zal ik u te kennen geven,
1160 1Sa 15:23 | HEEREN woord verworpen hebt, zo heeft Hij u verworpen, dat
1161 1Sa 15:26 | des HEEREN verworpen hebt, zo heeft u de HEERE verworpen,
1162 1Sa 15:27 | omkeerde om weg te gaan, zo greep hij een slip van zijn
1163 1Sa 16:6 | geschiedde, toen zij inkwamen, zo zag hij Eliab aan, en dacht:
1164 1Sa 16:23 | geest Gods over Saul was, zo nam David de harp, en hij
1165 1Sa 17:9 | strijden en mij verslaan kan, zo zullen wij ulieden tot knechten
1166 1Sa 17:9 | hem overwin en hem sla, zo zult gij ons tot knechten
1167 1Sa 17:11 | van den Filistijn hoorden, zo ontzetten zij zich, en vreesden
1168 1Sa 17:23 | hij met hen sprak, ziet, zo kwam der kampvechter op;
1169 1Sa 17:24 | als zij dien man zagen, zo vluchtten zij voor zijn
1170 1Sa 17:28 | die mannen hoorde spreken, zo ontstak de toorn van Eliab
1171 1Sa 17:31 | Saul verkondigd werden, zo liet hij hem halen. ~
1172 1Sa 17:35 | toen hij tegen mij opstond, zo vatte ik hem bij zijn baard,
1173 1Sa 17:36 | 36 Uw knecht heeft zo den leeuw als den beer geslagen;
1174 1Sa 17:42 | Filistijn opzag, en David zag, zo verachtte hij hem; want
1175 1Sa 17:44 | tot David: Kom tot mij, zo zal ik uw vlees aan de vogelen
1176 1Sa 17:48 | David tegemoet naderde, zo haastte David, en liep naar
1177 1Sa 17:51 | hun geweldigste dood was, zo vluchtten zij. ~
1178 1Sa 17:55 | Abner? En Abner zeide: Zo waarachtig als uw ziel leeft,
1179 1Sa 17:57 | het slaan des Filistijns, zo nam hem Abner, en hij bracht
1180 1Sa 18:19 | Saul, aan David geven zou, zo is zij aan Adriel, den Meholathiet,
1181 1Sa 18:20 | te kennen werd gegeven, zo was die zaak recht in zijn
1182 1Sa 18:30 | der Filistijnen uittogen, zo geschiedde het, als zij
1183 1Sa 19:4 | 4 Zo sprak dan Jonathan goed
1184 1Sa 19:6 | Jonathan; en Saul zwoer: zo waarachtig als de HEERE
1185 1Sa 19:11 | dezen nacht niet behoedt, zo zult gij morgen gedood worden. ~
1186 1Sa 19:16 | 16 Als de boden kwamen, zo ziet, er was een beeld in
1187 1Sa 19:21 | men het Saul boodschapte, zo zond hij andere boden, en
1188 1Sa 20:3 | bekommere; en zekerlijk, zo waarachtig als de HEERE
1189 1Sa 20:5 | zou aanzitten om te eten; zo laat mij gaan, dat ik mij
1190 1Sa 20:6 | vader mij gewisselijk mist, zo zult gij zeggen: David heeft
1191 1Sa 20:7 | aldus zegt: Het is goed, zo heeft uw knecht vrede; maar
1192 1Sa 20:7 | indien hij gans ontstoken is, zo weet, dat het kwaad bij
1193 1Sa 20:8 | is er een misdaad in mij, zo dood gij mij; waarom zoudt
1194 1Sa 20:13 | het kwaad over u behaagt, zo zal ik het voor uw oor ontdekken,
1195 1Sa 20:20 | 20 Zo zal ik drie pijlen ter zijde
1196 1Sa 20:21 | voor u, en er is geen ding, zo waarlijk de HEERE leeft! ~
1197 1Sa 20:25 | aan de stede bij den wand, zo stond Jonathan op, en Abner
1198 1Sa 20:27 | plaats ledig gevonden werd, zo zeide Saul tot zijn zoon
1199 1Sa 20:31 | den aardbodem leven zal, zo zult gij noch uw koninkrijk
1200 1Sa 20:37 | geschoten had, gekomen was, zo riep Jonathan den jongen
1201 1Sa 20:41 | Als de jongen heenging, zo stond David op van de zuidzijde,
1202 1Sa 21:9 | indien gij u dat nemen wilt, zo neem het, want hier is geen
1203 1Sa 23:7 | David te Kehila gekomen was, zo zeide Saul: God heeft hem
1204 1Sa 23:13 | uit Kehila ontkomen was, zo hield hij op uit te trekken. ~
1205 1Sa 23:15 | om zijn ziel te zoeken, zo was David in de woestijn
1206 1Sa 23:23 | tot mij met vast bescheid, zo zal ik met ulieden gaan;
1207 1Sa 23:23 | en het zal geschieden, zo hij in het land is, zo zal
1208 1Sa 23:23 | zo hij in het land is, zo zal ik hem naspeuren onder
1209 1Sa 24:2 | van achter de Filistijnen, zo gaf men hem te kennen, zeggende:
1210 1Sa 24:12 | mantels afgesneden heb, zo heb ik u niet gedood; beken
1211 1Sa 24:17 | woorden tot Saul te spreken, zo zeide Saul: Is dit uw stem,
1212 1Sa 24:20 | 20 Zo wanneer iemand zijn vijand
1213 1Sa 24:22 | 22 Zo zweer mij dan nu bij den
1214 1Sa 24:22 | mij dan nu bij den HEERE, zo gij mijn zaad na mij zult
1215 1Sa 25:5 | 5 Zo zond David tien jongelingen;
1216 1Sa 25:5 | als gij tot Nabal komt, zo zult gij hem in mijn naam
1217 1Sa 25:9 | Nabal gesproken hadden, zo hielden zij stil. ~
1218 1Sa 25:16 | een muur om ons geweest, zo bij nacht als bij dag, al
1219 1Sa 25:22 | 22 Zo doe God aan de vijanden
1220 1Sa 25:22 | de vijanden van David, en zo doe Hij daartoe, indien
1221 1Sa 25:23 | Toen nu Abigail David zag, zo haastte zij zich, en kwam
1222 1Sa 25:26 | 26 En nu, mijn heer! zo waarachtig als de HEERE
1223 1Sa 25:29 | en om uw ziel te zoeken, zo zal de ziel mijns heren
1224 1Sa 25:31 | 31 Zo zal dit u, mijn heer, niet
1225 1Sa 25:31 | HEERE mijn heer weldoen zal, zo zult gij uwer dienstmaagd
1226 1Sa 25:34 | tegemoet gekomen waart, zo ware van Nabal niemand,
1227 1Sa 25:36 | Abigail tot Nabal kwam, ziet, zo had hij een maaltijd in
1228 1Sa 25:37 | wijn van Nabal gegaan was, zo gaf hem zijn huisvrouw die
1229 1Sa 25:38 | geschiedde omtrent na tien dagen, zo sloeg de HEERE Nabal, dat
1230 1Sa 25:39 | hoorde, dat Nabal dood was, zo zeide hij: Gezegend zij
1231 1Sa 25:40 | gekomen waren te Karmel, zo spraken zij tot haar, zeggende:
1232 1Sa 26:10 | 10 Verder zeide David: Zo waarachtig als de HEERE
1233 1Sa 26:11 | den gezalfde des HEEREN! zo neem toch nu de spies, die
1234 1Sa 26:12 | 12 Zo nam David de spies en de
1235 1Sa 26:13 | gene zijde gekomen was, zo stond hij op de hoogte des
1236 1Sa 26:16 | gedaan hebt, is niet goed; zo waarachtig als de HEERE
1237 1Sa 26:19 | het mensenkinderen zijn, zo zijn zij vervloekt voor
1238 1Sa 26:22 | Zie, de spies des konings; zo laat een van de jongelingen
1239 1Sa 27:1 | ganse landpale van Israel; zo zal ik ontkomen uit zijn
1240 1Sa 27:4 | gevlucht was naar Gath, zo voer hij niet meer voort
1241 1Sa 27:10 | gijlieden heden ingevallen? zo zeide David: Tegen het zuiden
1242 1Sa 28:1 | tegen Israel te strijden, zo zeide Achis tot David: Gij
1243 1Sa 28:5 | leger der Filistijnen zag, zo vreesde hij, en zijn hart
1244 1Sa 28:10 | bij den HEERE, zeggende: Zo waarachtig als de HEERE
1245 1Sa 28:12 | nu de vrouw Samuel zag, zo riep zij met luider stem,
1246 1Sa 28:14 | vernam, dat het Samuel was, zo neigde hij zich met het
1247 1Sa 28:20 | Saul haastelijk ter aarde, zo lang als hij was, en hij
1248 1Sa 28:22 | 22 Zo hoor toch gij nu ook naar
1249 1Sa 28:22 | broods voor u zetten, en eet; zo zal er kracht in u zijn,
1250 1Sa 29:3 | Wat zullen deze Hebreen? Zo zeide Achis tot de oversten
1251 1Sa 29:6 | en zeide tot hem: Het is zo waarachtig als de HEERE
1252 1Sa 29:7 | 7 Zo keer nu om, en ga in vrede,
1253 1Sa 29:10 | ulieden licht geworden is, zo gaat heen. ~
1254 1Sa 30:9 | kwamen aan de beek Besor, zo bleven de overigen staan. ~
1255 1Sa 30:10 | mannen bleven staan, die zo moede waren, dat zij over
1256 1Sa 30:15 | in de hand mijns heren! Zo zal ik u tot deze bende
1257 1Sa 30:21 | tweehonderd mannen kwam, die zo moede waren geweest, dat
1258 1Sa 30:26 | nu David te Ziklag kwam, zo zond hij tot de oudsten
1259 1Sa 31:5 | zag, dat Saul dood was, zo viel hij ook in zijn zwaard
1260 1Sa 31:7 | en zijn zonen dood waren, zo verlieten zij de steden,
1261 1Sa 31:8 | verslagenen te plunderen, zo vonden zij Saul en zijn
1262 1Sa 31:12 | 12 Zo maakten zich op alle strijdbare
1263 2Sa 1:2 | 2 Zo geschiedde het op den derden
1264 2Sa 1:2 | als hij tot David kwam, zo viel hij ter aarde en boog
1265 2Sa 1:7 | 7 Zo zag hij achter zich om,
1266 2Sa 1:10 | 10 Zo stond ik bij hem, en doodde
1267 2Sa 2:6 | 6 Zo doe nu de HEERE aan u weldadigheid
1268 2Sa 2:23 | hij weigerde af te wijken. Zo sloeg hem Abner met het
1269 2Sa 2:27 | 27 En Joab zeide: Zo waarachtig als God leeft,
1270 2Sa 3:6 | tussen het huis van David, zo geschiedde het, dat Abner
1271 2Sa 3:9 | 9 God doe Abner zo, en doe hem zo daartoe!
1272 2Sa 3:9 | doe Abner zo, en doe hem zo daartoe! Voorzeker, gelijk
1273 2Sa 3:18 | 18 Zo doet het nu; want de HEERE
1274 2Sa 3:23 | met hem was, aankwamen, zo gaven zij Joab te kennen,
1275 2Sa 3:24 | hem laten gaan, dat hij zo vrij is weggegaan? ~
1276 2Sa 3:27 | Abner weder te Hebron kwam, zo leidde Joab hem ter zijde
1277 2Sa 3:28 | David dat daarna hoorde, zo zeide hij: Ik ben onschuldig,
1278 2Sa 3:32 | Abner te Hebron begroeven, zo hief de koning zijn stem
1279 2Sa 3:35 | zwoer, zeggende: God doe mij zo, en doe er zo toe, indien
1280 2Sa 3:35 | God doe mij zo, en doe er zo toe, indien ik voor het
1281 2Sa 3:36 | al het volk dit vernam, zo was het goed in hun ogen,
1282 2Sa 4:9 | Beerothiet, en zeide tot hen: Zo waarachtig als De HEERE
1283 2Sa 5:17 | over Israel gezalfd hadden, zo togen alle Filistijnen op
1284 2Sa 5:19 | 19 Zo vraagde David den HEERE,
1285 2Sa 6:4 | de ark Gods, wegvoerden, zo ging Ahio voor de ark henen. ~
1286 2Sa 6:6 | tot aan Nachons dorsvloer, zo strekte Uza zijn hand uit
1287 2Sa 6:12 | gezegend om der ark Gods wil; zo ging David heen en haalde
1288 2Sa 6:18 | dankofferen te offeren, zo zegende hij het volk in
1289 2Sa 7:2 | 2 Zo zeide de koning tot den
1290 2Sa 7:5 | Mijn knecht, tot David: Zo zegt de HEERE: Zoudt gij
1291 2Sa 7:8 | knecht, tot David, zeggen: Zo zegt de HEERE der heirscharen:
1292 2Sa 7:12 | vaderen zult ontslapen zijn, zo zal Ik uw zaad na u doen
1293 2Sa 7:14 | dewelke als hij misdoet, zo zal Ik hem met een mensenroede
1294 2Sa 7:29 | 29 Zo believe het U nu, en zegen
1295 2Sa 8:10 | 10 Zo zond Thoi zijn zoon Joram
1296 2Sa 9:6 | Saul, tot David inkwam, zo viel hij op zijn aangezicht,
1297 2Sa 10:2 | weldadigheid aan mij gedaan heeft. Zo zond David heen, om hem
1298 2Sa 10:5 | dit David lieten weten, zo zond hij hun tegemoet; want
1299 2Sa 10:9 | van voren en van achteren, zo verkoos hij uit alle uitgelezenen
1300 2Sa 10:11 | 11 En hij zeide: Zo de Syriers mij te sterk
1301 2Sa 10:11 | mij te sterk zullen zijn, zo zult gij mij komen verlossen;
1302 2Sa 10:11 | mij komen verlossen; en zo de kinderen Ammons u te
1303 2Sa 10:11 | u te sterk zullen zijn, zo zal ik komen om u te verlossen. ~
1304 2Sa 10:15 | aangezicht geslagen waren, zo vergaderden zij zich weder
1305 2Sa 11:2 | 2 Zo geschiedde het tegen den
1306 2Sa 11:5 | die vrouw werd zwanger; zo zond zij henen, en liet
1307 2Sa 11:7 | Als nu Uria tot hem kwam, zo vraagde David naar den welstand
1308 2Sa 11:11 | mijn huisvrouw te liggen? Zo waarachtig als gij leeft
1309 2Sa 11:12 | Uria: Blijf ook heden hier, zo zal ik u morgen afzenden.
1310 2Sa 11:16 | 16 Zo geschiedde het, als Joab
1311 2Sa 11:20 | u zegt: Waarom zijt gij zo na aan de stad gekomen om
1312 2Sa 11:25 | zeide David tot den bode: Zo zult gij tot Joab zeggen:
1313 2Sa 11:26 | haar man Uria dood was, zo droeg zij leed over haar
1314 2Sa 12:5 | en hij zeide tot Nathan: Zo waarachtig als de HEERE
1315 2Sa 12:7 | David: Gij zijt die man! Zo zegt de HEERE, de God Israels:
1316 2Sa 12:11 | 11 Zo zegt de HEERE: Zie, Ik zal
1317 2Sa 12:19 | zijn knechten mompelden; zo merkte David, dat het kind
1318 2Sa 12:21 | 21 Zo zeiden zijn knechten tot
1319 2Sa 12:28 | 28 Zo verzamel gij nu het overige
1320 2Sa 12:28 | neem ze in; opdat niet, zo ik de stad zou innemen,
1321 2Sa 13:4 | gij van morgen tot morgen zo mager, gij koningszoon,
1322 2Sa 13:5 | zal komen om u te zien, zo zult gij tot hem zeggen:
1323 2Sa 13:10 | dat ik van uw hand ete; zo nam Thamar de koekjes, die
1324 2Sa 13:11 | nabij bracht, dat hij ate, zo greep hij haar, en zeide
1325 2Sa 13:13 | een der dwazen in Israel; zo spreek toch nu tot den koning,
1326 2Sa 13:14 | sterker zijnde dan zij, zo verkrachtte hij haar, en
1327 2Sa 13:21 | David al deze dingen hoorde, zo ontstak hij zeer. ~
1328 2Sa 13:23 | Baal-Hazor, dat bij Efraim is; zo nodigde Absalom al des konings
1329 2Sa 13:26 | 26 Toen zeide Absalom: Zo niet, laat toch mijn broeder
1330 2Sa 13:27 | Absalom bij hem aanhield, zo liet hij Amnon en al des
1331 2Sa 13:33 | 33 Zo neme nu mijn heer de koning
1332 2Sa 13:36 | geeindigd had te spreken, ziet, zo kwamen de zonen des konings,
1333 2Sa 14:2 | 2 Zo zond Joab heen naar Thekoa,
1334 2Sa 14:4 | en zich nedergebogen had, zo zeide zij: Behoud, o koning! ~
1335 2Sa 14:10 | Spreekt iemand tegen u, zo breng hem tot mij; en hij
1336 2Sa 14:11 | verdelgen. Toen zeide hij: Zo waarachtig als de HEERE
1337 2Sa 14:15 | vreesachtig gemaakt heeft; zo zeide uw dienstmaagd: Ik
1338 2Sa 14:19 | vrouw antwoordde en zeide: Zo waarachtig als uw ziel leeft,
1339 2Sa 14:21 | ik heb deze zaak gedaan; zo ga henen, haal den jongeling
1340 2Sa 14:25 | in gans Israel geen man zo schoon als Absalom, zeer
1341 2Sa 14:26 | omdat het hem te zwaar was, zo beschoor hij het), zo woog
1342 2Sa 14:26 | was, zo beschoor hij het), zo woog het haar zijns hoofds
1343 2Sa 14:29 | wilde niet tot hem komen. Zo zond hij nog ten anderen
1344 2Sa 14:30 | 30 Zo zeide hij tot zijn knechten:
1345 2Sa 14:32 | nog een misdaad in mij, zo dode hij mij. ~
1346 2Sa 15:3 | 3 Zo zeide Absalom tot hem: Zie,
1347 2Sa 15:5 | zich voor hem te buigen, zo reikte hij zijn hand uit,
1348 2Sa 15:8 | te Jeruzalem zal brengen, zo zal ik den HEERE dienen. ~
1349 2Sa 15:10 | geluid der bazuin zult horen, zo zult gij zeggen: Absalom
1350 2Sa 15:14 | 14 Zo zeide David tot al zijn
1351 2Sa 15:17 | volk te voet was uitgegaan, zo bleven zij staan in een
1352 2Sa 15:19 | 19 Zo zeide de koning tot Ithai,
1353 2Sa 15:20 | ons omvoeren om te gaan? Zo ik toch gaan moet, waarheen
1354 2Sa 15:21 | antwoordde den koning, en zeide: Zo waarachtig als de HEERE
1355 2Sa 15:22 | Toen zeide David tot Ithai: Zo kom, en ga over. Alzo ging
1356 2Sa 15:25 | vinden in des HEEREN ogen, zo zal Hij mij wederhalen,
1357 2Sa 15:26 | hier ben ik, Hij doe mij, zo als het in Zijn ogen goed
1358 2Sa 15:33 | En David zeide tot hem: Zo gij met mij voortgaat, zo
1359 2Sa 15:33 | Zo gij met mij voortgaat, zo zult gij mij tot een last
1360 2Sa 15:34 | 34 Maar zo gij weder in de stad gaat,
1361 2Sa 15:34 | nu zal ik uw knecht zijn; zo zoudt gij mij den raad van
1362 2Sa 15:35 | priesters, aldaar met u? Zo zal het geschieden, dat
1363 2Sa 15:36 | Jonathan, Abjathars zoon; zo zult gijlieden door hun
1364 2Sa 16:4 | 4 Zo zeide de koning tot Ziba:
1365 2Sa 16:21 | om het huis te bewaren; zo zal gans Israel horen, dat
1366 2Sa 16:22 | 22 Zo spanden zij Absalom een
1367 2Sa 16:23 | alle raad van Achitofel, zo bij David als bij Absalom ~ ~
1368 2Sa 17:2 | 2 Zo zal ik over hem komen, daar
1369 2Sa 17:3 | het wederkeren van allen; zo zal al het volk in vrede
1370 2Sa 17:6 | Husai tot Absalom inkwam, zo sprak Absalom tot hem, zeggende:
1371 2Sa 17:6 | zullen wij zijn woord doen? Zo niet, spreek gij. ~
1372 2Sa 17:10 | 10 Zo zou hij, die ook een dapper
1373 2Sa 17:13 | in een stad zal begeven, zo zal gans Israel koorden
1374 2Sa 17:21 | nadat zij weggegaan waren, zo klommen zij uit den put,
1375 2Sa 18:3 | als tien duizend onzer. Zo zal het nu beter zijn, dat
1376 2Sa 18:9 | takken van een groten eik, zo werd zijn hoofd vast aan
1377 2Sa 18:10 | 10 Als dat een man zag, zo gaf hij het Joab te kennen,
1378 2Sa 18:12 | mijn handen mocht wegen, zo zou ik mijn hand aan des
1379 2Sa 18:13 | tegen mijn ziel handelde, zo zou toch geen ding voor
1380 2Sa 18:22 | nu heenlopen, mijn zoon! Zo gij toch geen bekwame boodschap
1381 2Sa 18:23 | hij, laat mij heenlopen; zo zeide hij tot hem: Loop
1382 2Sa 18:25 | 25 Zo riep de wachter, en zeide
1383 2Sa 18:25 | zeide: Indien hij alleen is, zo is er een boodschap in zijn
1384 2Sa 18:30 | zeide: Ga om, stel u hier; zo ging hij om, en bleef staan. ~
1385 2Sa 19:6 | want ik merk heden, dat zo Absalom leefde, en wij heden
1386 2Sa 19:7 | 7 Zo sta nu op, ga uit, en spreek
1387 2Sa 19:7 | HEERE, als gij niet uitgaat, zo er een man dezen nacht bij
1388 2Sa 19:13 | mijn vlees? God doe mij zo, en doe er zo toe, zo gij
1389 2Sa 19:13 | God doe mij zo, en doe er zo toe, zo gij niet krijgsoverste
1390 2Sa 19:13 | mij zo, en doe er zo toe, zo gij niet krijgsoverste zult
1391 2Sa 19:18 | wat goed was in zijn ogen, zo viel Simei, de zoon van
1392 2Sa 19:21 | hiervoor niet gedood worden? Zo hij toch den gezalfde des
1393 2Sa 20:8 | steen, die bij Gibeon is, zo kwam Amasa voor hun aangezicht.
1394 2Sa 20:8 | schede; en als hij voortging, zo viel het uit. ~
1395 2Sa 20:10 | dat in Joabs hand was; zo sloeg hij hem daarmede aan
1396 2Sa 20:12 | al het volk staan bleef, zo deed hij Amasa weg van de
1397 2Sa 20:21 | David; lever hem alleen, zo zal ik van deze stad aftrekken.
1398 2Sa 21:12 | 12 Zo ging David henen, en nam
1399 2Sa 22:25 | 25 Zo gaf mij de HEERE weder naar
1400 2Sa 22:45 | geveinsdelijk onderworpen; zo haast als hun oor van mij
1401 2Sa 23:12 | 12 Zo stelde hij zich in het midden
1402 2Sa 24:11 | David des morgens opstond, zo geschiedde het woord des
1403 2Sa 24:13 | 13 Zo kwam Gad tot David, en maakte
1404 2Sa 24:20 | knechten tot zich overkomen; zo ging Arauna uit, en boog
1405 1Kon 1:3 | 3 Zo zochten zij een schone jonge
1406 1Kon 1:14 | den koning spreken zult, zo zal ik na u inkomen, en
1407 1Kon 1:29 | zwoer de koning, en zeide: Zo waarachtig als de HEERE
1408 1Kon 1:42 | Als hij nog sprak, ziet, zo kwam Jonathan, de zoon van
1409 1Kon 1:47 | 47 Zo zijn ook de knechten des
1410 1Kon 1:52 | kwaad bevonden zal worden, zo zal hij sterven. ~
1411 1Kon 2:1 | waren, dat hij sterven zou, zo gebood hij zijn zoon Salomo,
1412 1Kon 2:2 | den weg der ganse aarde, zo wees sterk, en wees een
1413 1Kon 2:4 | ganse ziel te wandelen, zo zal geen man, zeide Hij,
1414 1Kon 2:5 | 5 Zo weet gij ook, wat Joab,
1415 1Kon 2:8 | bij den HEERE, zeggende: Zo ik hem met het zwaard dode! ~
1416 1Kon 2:19 | 19 Zo kwam Bathseba tot den koning
1417 1Kon 2:23 | bij den HEERE, zeggende: Zo doe mij God, en zo doe Hij
1418 1Kon 2:23 | zeggende: Zo doe mij God, en zo doe Hij daartoe, voorzeker
1419 1Kon 2:24 | 24 En nu, zo waarachtig als de HEERE
1420 1Kon 2:28 | gewend achter Absalom), zo vluchtte Joab tot de tent
1421 1Kon 2:30 | HEEREN, en zeide tot hem: Zo zegt de koning: Kom uit.
1422 1Kon 2:30 | aan den koning, zeggende: Zo heeft Joab gesproken, en
1423 1Kon 2:30 | heeft Joab gesproken, en zo heeft hij mij geantwoord. ~
1424 1Kon 2:32 | 32 Zo zal de HEERE zijn bloed
1425 1Kon 2:40 | zijn knechten te zoeken; zo toog Simei heen, en bracht
1426 1Kon 3:14 | 14 En zo gij in Mijn wegen wandelen
1427 1Kon 3:14 | vader David gewandeld heeft, zo zal Ik ook uw dagen verlengen. ~
1428 1Kon 5:6 | 6 Zo gebied nu, dat men mij cederen
1429 1Kon 5:17 | de koning het nu gebood, zo voerden zij grote stenen
1430 1Kon 6:12 | dit huis, dat gij bouwt, zo gij wandelt in Mijn inzettingen,
1431 1Kon 6:12 | wandelende in dezelve; zo zal Ik Mijn woord met u
1432 1Kon 7:12 | rij van cederen balken. Zo was het met het binnenste
1433 1Kon 7:18 | 18 Zo maakte hij de pilaren, mitsgaders
1434 1Kon 7:21 | pilaar opgericht hebbende, zo noemde hij zijn naam Jachin,
1435 1Kon 7:21 | pilaar opgericht hebbende, zo noemde hij zijn naam Boaz. ~
1436 1Kon 8:25 | Israel zitte; alleenlijk zo uw zonen hun weg bewaren,
1437 1Kon 8:55 | 55 Zo stond hij, en zegende de
1438 1Kon 9:4 | 4 En zo gij voor Mijn aangezicht
1439 1Kon 9:5 | 5 Zo zal Ik den troon uws koninkrijks
1440 1Kon 9:6 | 6 Maar zo gijlieden u te enen male
1441 1Kon 9:7 | 7 Zo zal Ik Israel uitroeien
1442 1Kon 10:5 | in het huis des HEEREN, zo was in haar geen geest meer. ~
1443 1Kon 10:12 | zangers. Het almuggimhout was zo niet gekomen noch gezien
1444 1Kon 10:13 | vermogen van den koning Salomo; zo keerde zij en toog in haar
1445 1Kon 11:14 | 14 Zo verwekte de HEERE Salomo
1446 1Kon 11:28 | dat hij arbeidzaam was, zo stelde hij hem over al den
1447 1Kon 11:30 | 30 Zo vatte Ahia het nieuwe kleed,
1448 1Kon 11:37 | 37 Zo zal Ik u nemen, en gij zult
1449 1Kon 11:38 | 38 En het zal geschieden, zo gij horen zult al wat Ik
1450 1Kon 12:7 | goede woorden spreken zult, zo zullen zij te allen dage
1451 1Kon 12:11 | juk op u heeft doen laden, zo zal ik boven uw juk nog
1452 1Kon 12:12 | 12 Zo kwam Jerobeam en het ganse
1453 1Kon 12:16 | koning naar hen niet hoorde, zo gaf het volk den koning
1454 1Kon 12:16 | Voorzie nu uw huis, o David! Zo ging Israel naar zijn tenten. ~
1455 1Kon 12:24 | 24 Zo zegt de HEERE: Gij zult
1456 1Kon 12:27 | 27 Zo dit volk opgaan zal om offeranden
1457 1Kon 12:27 | des HEEREN te Jeruzalem, zo zal het hart dezes volks
1458 1Kon 12:33 | zijn hart verdacht had; zo maakte hij den kinderen
1459 1Kon 13:2 | en zeide: Altaar, altaar, zo zegt de HEERE: Zie, een
1460 1Kon 13:8 | mij de helft van uw huis, zo zou ik niet met u gaan,
1461 1Kon 13:9 | 9 Want zo heeft mij de HEERE geboden
1462 1Kon 13:21 | Juda gekomen was, zeggende: Zo zegt de HEERE: Daarom dat
1463 1Kon 13:22 | eten noch water drinken; zo zal uw dood lichaam in uw
1464 1Kon 13:24 | 24 Zo toog hij heen, en een leeuw
1465 1Kon 13:26 | wederkeren, dit hoorde, zo zeide hij: Het is de man
1466 1Kon 13:29 | en voerde het wederom; zo kwam de oude profeet in
1467 1Kon 13:31 | Als ik zal gestorven zijn, zo begraaft mij in dat graf,
1468 1Kon 14:5 | zoon, want hij is krank; zo en zo zult gij tot haar
1469 1Kon 14:5 | want hij is krank; zo en zo zult gij tot haar spreken,
1470 1Kon 14:7 | 7 Ga heen, zeg Jerobeam: Zo zegt de HEERE, de God Israels:
1471 1Kon 14:12 | stad zullen gekomen zijn, zo zal het kind sterven. ~
1472 1Kon 14:17 | dorpel van het huis kwam, zo stierf de jongeling. ~
1473 1Kon 14:28 | 28 En het geschiedde, zo wanneer de koning in het
1474 1Kon 16:3 | 3 Zie, zo zal Ik de nakomelingen van
1475 1Kon 16:10 | 10 Zo kwam Zimri in, en sloeg
1476 1Kon 17:1 | Gilead, zeide tot Achab: Zo waarachtig als de HEERE,
1477 1Kon 17:10 | poort der stad kwam, ziet, zo was daar een weduwvrouw,
1478 1Kon 17:11 | nu heenging om te halen, zo riep hij tot haar, en zeide:
1479 1Kon 17:12 | 12 Maar zij zeide: Zo waarachtig als de HEERE,
1480 1Kon 17:14 | 14 Want zo zegt de HEERE, de God Israels:
1481 1Kon 17:15 | naar het woord van Elia; zo at zij, en hij, en haar
1482 1Kon 17:20 | bij dewelke ik herberge, zo kwalijk gedaan, dat Gij
1483 1Kon 18:7 | Obadja op den weg was, ziet, zo was hem Elia tegemoet; en
1484 1Kon 18:7 | tegemoet; en hem kennende, zo viel hij op zijn aangezicht,
1485 1Kon 18:10 | 10 Zo waarachtig als de HEERE,
1486 1Kon 18:10 | de HEERE, uw God, leeft, zo er een volk of koninkrijk
1487 1Kon 18:10 | zeiden: Hij is hier niet; zo nam hij dat koninkrijk en
1488 1Kon 18:12 | zeggen, en hij vond u niet, zo zou hij mij doden; ik, uw
1489 1Kon 18:15 | 15 En Elia zeide: Zo waarachtig als de HEERE
1490 1Kon 18:20 | 20 Zo zond Achab onder alle kinderen
1491 1Kon 18:21 | hinkt gij op twee gedachten? Zo de HEERE God is, volgt Hem
1492 1Kon 18:21 | God is, volgt Hem na, en zo het Baal is, volgt hem na!
1493 1Kon 18:39 | het ganse volk dat zag, zo vielen zij op hun aangezichten,
1494 1Kon 19:2 | tot Elia, om te zeggen: Zo doen mij de goden, en doen
1495 1Kon 19:2 | doen mij de goden, en doen zo daartoe, voorzeker, ik zal
1496 1Kon 19:8 | 8 Zo stond hij op, en at, en
1497 1Kon 19:19 | 19 Zo ging hij van daar, en vond
1498 1Kon 19:21 | 21 Zo keerde hij weder van achter
1499 1Kon 20:3 | 3 En hij zeide hem aan: Zo zegt Benhadad: Uw zilver
1500 1Kon 20:9 | deze zaak kan ik niet doen. Zo gingen de boden heen en
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3500 | 3501-3518 |