1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3472
Book Chapter: Verse
2001 Ezra 5:7 | verhaal aan hem; en daarin was aldus geschreven: Den koning
2002 Ezra 5:14| tempel, die te Jeruzalem was, had weggenomen en dezelve
2003 Ezra 5:14| gegeven aan een, wiens naam was Sesbazar, dien hij tot een
2004 Ezra 6:2 | rol gevonden; en daarin was aldus geschreven: GEDACHTENIS: ~
2005 Ezra 6:5 | tempel, die te Jeruzalem was, heeft weggevoerd, en naar
2006 Ezra 6:15| der maand Adar; datzelve was het zesde jaar van het koninkrijk
2007 Ezra 7:6 | toog op uit Babel; en hij was een vaardig schriftgeleerde
2008 Ezra 7:8 | in de vijfde maand; dat was het zevende jaar dezes konings. ~
2009 Ezra 7:9 | eersten der eerste maand was het begin des optochts uit
2010 Ezra 8:31| Jeruzalem; en de hand onzes Gods was over ons, en redde ons van
2011 Ezra 10:9 | Jeruzalem in drie dagen; het was de negende maand op den
2012 Neh 1:1 | ik te Susan in het paleis was; ~
2013 Neh 1:4 | rouw, enige dagen; en ik was vastende en biddende voor
2014 Neh 1:11 | aangezicht dezes mans. Ik nu was des konings schenker. ~ ~
2015 Neh 2:1 | wijn voor zijn aangezicht was, dat ik den wijn opnam,
2016 Neh 2:1 | en gaf hem den koning; nu was ik nooit treurig geweest
2017 Neh 2:10 | dat er een mens gekomen was, om wat goeds te zoeken
2018 Neh 2:11 | ik kwam te Jeruzalem, en was daar drie dagen. ~
2019 Neh 2:12 | Jeruzalem te doen; en er was geen dier met mij, dan het
2020 Neh 2:14 | konings vijver; doch daar was geen plaats voor het dier,
2021 Neh 2:16 | niet, waar ik heengegaan was, en wat ik deed; want ik
2022 Neh 2:18 | Die goed over mij geweest was, als ook de woorden des
2023 Neh 4:3 | En Tobia, den Ammoniet, was bij hem, en zeide: Al is
2024 Neh 4:6 | want het hart des volks was om te werken. ~
2025 Neh 4:15 | hoorden, dat het ons bekend was geworden, en God hun raad
2026 Neh 4:18 | die met de bazuin blies, was bij mij. ~
2027 Neh 5:1 | volks en hunner vrouwen was groot, tegen hun broederen,
2028 Neh 5:18 | voor een dag bereid werd, was een os en zes uitgelezen
2029 Neh 5:18 | de dienstbaarheid zwaar was over dit volk. ~
2030 Neh 6:1 | andere vijanden gehoord was, dat ik den muur gebouwd
2031 Neh 6:1 | en dat geen scheur daarin was overgelaten; ook had ik
2032 Neh 6:6 | 6 Daarin was geschreven: Het is onder
2033 Neh 6:10 | zoon van Mehetabeel (hij nu was besloten), zo zeide hij:
2034 Neh 6:13 | 13 Daarom was hij gehuurd, opdat ik zou
2035 Neh 6:16 | werk van onzen God gedaan was. ~
2036 Neh 6:18 | hem gezworen, omdat hij was een schoonzoon van Sechanja,
2037 Neh 7:1 | het, als de muur gebouwd was, dat ik de deuren oprichtte,
2038 Neh 7:2 | burg te Jeruzalem, want hij was als een man van getrouwheid,
2039 Neh 7:4 | 4 De stad nu was wijd van ruimte en groot;
2040 Neh 7:4 | en groot; doch des volks was weinig daarbinnen; en de
2041 Neh 7:63 | en naar hun naam genoemd was. ~
2042 Neh 7:66 | ganse gemeente te zamen was twee en veertig duizend,
2043 Neh 7:72 | overigen des volks gaven, was aan goud, twintig duizend
2044 Neh 8:6 | des gansen volks, want hij was boven al het volk; en als
2045 Neh 8:18 | op dezen dag toe; en er was zeer grote blijdschap. ~
2046 Neh 9:1 | en met zakken, en aarde was op hen. ~
2047 Neh 11:9 | Joel, de zoon van Zichri, was opziener over hen; en Juda,
2048 Neh 11:9 | Juda, de zoon van Senua, was de tweede over de stad. ~
2049 Neh 11:11 | Merajoth, den zoon van Ahitub, was voorganger van Gods huis; ~
2050 Neh 11:14 | twintig; en opziener over hen was Zabdiel, de zoon van Gedolim. ~
2051 Neh 11:17 | Zabdi, den zoon van Asaf, was het hoofd, die de dankzegging
2052 Neh 11:17 | in het gebed, en Bakbukja was de tweede van zijn broederen;
2053 Neh 11:20 | priesters en de Levieten, was in alle steden van Juda,
2054 Neh 11:22 | Levieten opziener te Jeruzalem was Uzzi, de zoon van Bani,
2055 Neh 11:23 | 23 Want er was een gebod des konings van
2056 Neh 11:24 | Zerah, den zoon van Juda, was aan des konings hand, in
2057 Neh 12:12 | der vaderen: van Seraja was Meraja; van Jeremia, Hananja; ~
2058 Neh 12:44 | voor de Levieten; want Juda was vrolijk over de priesteren
2059 Neh 13:4 | de priester, die gesteld was over de kamer van het huis
2060 Neh 13:4 | van het huis onzes Gods, was voor dezen nabestaande van
2061 Neh 13:6 | 6 Doch in dit alles was ik niet te Jeruzalem; want
2062 Neh 13:10 | Levieten deel hun niet gegeven was; zodat de Levieten en de
2063 Neh 13:26 | vele heidenen geen koning was, gelijk hij, en hij zijn
2064 Neh 13:26 | hij, en hij zijn God lief was, en God hem ten koning over
2065 Neh 13:28 | 28 Ook was er een van de kinderen van
2066 Est 1:2 | zat, die op den burg Susan was; ~
2067 Est 1:7 | van goud, en het ene vat was anders dan het andere vat;
2068 Est 1:7 | dan het andere vat; en er was veel koninklijke wijn, naar
2069 Est 1:10 | des konings hart vrolijk was van den wijn, zeide hij
2070 Est 1:11 | schoonheid te tonen; want zij was schoon van aangezicht. ~
2071 Est 1:12 | kamerlingen haar aangezegd was. Toen werd de koning zeer
2072 Est 1:21 | 21 Dit woord nu was goed in de ogen des konings
2073 Est 2:1 | koning Ahasveros gestild was, gedacht hij aan Vasthi,
2074 Est 2:1 | en wat over haar besloten was. ~
2075 Est 2:4 | van Vasthi. Deze zaak nu was goed in de ogen des konings,
2076 Est 2:5 | 5 Er was een Joods man op den burg
2077 Est 2:5 | den burg Susan, wiens naam was Mordechai, een zoon van
2078 Est 2:6 | 6 Die weggevoerd was van Jeruzalem met de weggevoerden,
2079 Est 2:7 | 7 En hij was het, die opvoedde Hadassa (
2080 Est 3 | vader noch moeder; en zij was een jonge dochter, schoon
2081 Est 3:1 | konings en zijn wet ruchtbaar was, en toen vele jonge dochters
2082 Est 4:1 | 9 En die jonge dochter was schoon in zijn ogen, en
2083 Est 6:1 | wet der vrouwen geschied was; want alzo werden vervuld
2084 Est 16:4 | gegeven, dat hij een Jood was. ~
2085 Est 16:14 | De inhoud van het schrift was, dat er een wet zou gegeven
2086 Est 16:15 | dronken, doch de stad Susan was verward. ~ ~ ~
2087 Est 17:4 | gegeven, dat hij een Jood was. ~
2088 Est 17:14 | De inhoud van het schrift was, dat er een wet zou gegeven
2089 Est 17:15 | dronken, doch de stad Susan was verward. ~ ~ ~ ~ ~
2090 Est 20 | scepter, die in zijn hand was, ~
2091 Est 26 | gekomen was, ~
2092 Est 30:1 | 1 In denzelfden nacht was de slaap van den koning
2093 Est 30:4 | in het voorhof? (Haman nu was gekomen in het buitenvoorhof
2094 Est 30:6 | 6 Als Haman ingekomen was, zo zeide de koning tot
2095 Est 30:13 | vrienden al wat hem wedervaren was. Toen zeiden hem zijn wijzen,
2096 Est 32:1 | koning met Haman gekomen was, om te drinken met de koningin ~
2097 Est 39 | over hem ten volle besloten was. ~
2098 Est 39:1 | den maaltijd des wijns, zo was Haman gevallen op het bed,
2099 Est 43 | gegeven, wat hij voor haar was. ~
2100 Est 49:6 | De inhoud van dit schrift was: dat een wet zou gegeven
2101 Est 49:8 | de stad Susan juichte en was vrolijk. ~
2102 Est 49:9 | 16 Bij de Joden was licht, en blijdschap, en
2103 Est 49:10 | en zijn wet aankwam, daar was bij de Joden blijdschap
2104 Est 49:10 | want de vreze der Joden was op hen gevallen. ~ ~ ~ ~ ~
2105 Est 50:1 | en zijn wet nabij gekomen was, dat men het doen zou, ten
2106 Est 50:2 | hen, want hunlieder schrik was op al die volken gevallen. ~
2107 Est 50:3 | want de vreze van Mordechai was op hen gevallen. ~
2108 Est 50:4 | 4 Want Mordechai was groot in het huis des konings,
2109 Est 52:9 | maand, die hun veranderd was van droefenis in blijdschap,
2110 Est 52:12 | voor den koning gekomen was, heeft hij door brieven
2111 Est 52:13 | wat tot hen overgekomen was, ~
2112 Est 56:3 | 3Want de Jood Mordechai was de tweede bij den koning
2113 Job 1:1 | 1 Er was een man in het land Uz,
2114 Job 1:1 | in het land Uz, zijn naam was Job; en dezelve man was
2115 Job 1:1 | was Job; en dezelve man was oprecht, en vroom, en godvrezende,
2116 Job 1:3 | 3 Daartoe was zijn vee zeven duizend schapen,
2117 Job 1:3 | vijfhonderd ezelinnen; ook was zijn dienstvolk zeer veel;
2118 Job 1:3 | veel; zodat deze man groter was dan al die van het oosten. ~
2119 Job 1:6 | 6 Er was nu een dag, als de kinderen
2120 Job 1:13 | 13 Er was nu een dag, als zijn zonen
2121 Job 2:1 | 1 Wederom was er een dag, als de kinderen
2122 Job 2:11 | kwaad, dat over hem gekomen was, kwamen zij, ieder uit zijn
2123 Job 2:13 | dat de smart zeer groot was. ~ ~
2124 Job 3:26 | 26 Ik was niet gerust; en was niet
2125 Job 3:26 | 26 Ik was niet gerust; en was niet stil, en rustte niet;
2126 Job 4:6 | 6 Was niet uw vreze Gods uw hoop,
2127 Job 4:16 | gedaante niet; een beeltenis was voor mijn ogen; er was stilte,
2128 Job 4:16 | beeltenis was voor mijn ogen; er was stilte, en ik hoorde een
2129 Job 5:4 | verbrijzeld in de poort, en er was geen verlosser. ~
2130 Job 15:19 | alleen het land gegeven was, en door welker midden niemand
2131 Job 21:23 | hij gans stil en gerust was; ~
2132 Job 21:24 | en het merg zijner benen was bevochtigd. ~
2133 Job 22:8 | 8 Maar was er een man van geweld, voor
2134 Job 22:8 | man van geweld, voor dien was het land, en een aanzienlijk
2135 Job 22:16 | zijn, als het de tijd niet was; een vloed is over hun grond
2136 Job 29:4 | 4 Gelijk als ik was in de dagen mijner jonkheid,
2137 Job 29:4 | verborgenheid over mijn tent was; ~
2138 Job 29:5 | de Almachtige nog met mij was, en mijn jongens rondom
2139 Job 29:14 | bekleedde mij; mijn oordeel was als een mantel en vorstelijke
2140 Job 29:15 | 15 Den blinden was ik tot ogen, en den kreupelen
2141 Job 29:15 | tot ogen, en den kreupelen was ik tot voeten. ~
2142 Job 29:16 | 16 Ik was den nooddruftigen een vader;
2143 Job 29:19 | 19 Mijn wortel was uitgebreid aan het water,
2144 Job 29:20 | 20 Mijn heerlijkheid was nieuw bij mij, en mijn boog
2145 Job 30:2 | krachten hunner handen? Zij was door ouderdom in hen vergaan. ~
2146 Job 30:4 | struiken, en welker spijze was de wortel der jeneveren. ~
2147 Job 30:25 | hem, die harde dagen had? Was mijn ziel niet beangst over
2148 Job 31:19 | omdat hij zonder kleding was, en dat de nooddruftige
2149 Job 31:23 | 23 Want het verderf Gods was bij mij een schrik, en ik
2150 Job 31:25 | omdat mijn vermogen groot was, en omdat mijn hand geweldig
2151 Job 32:1 | in zijn ogen rechtvaardig was. ~
2152 Job 32:5 | zag, dat er geen antwoord was in den mond van die drie
2153 Job 33:25 | zal frisser worden dan het was in de jeugd; hij zal tot
2154 Psa 18:7 | 7 Als mij bange was, riep ik den HEERE aan,
2155 Psa 18:8 | daverden, omdat Hij ontstoken was. ~
2156 Psa 18:10 | daalde neder, en donkerheid was onder Zijn voeten. ~
2157 Psa 18:12 | Zijn verberging; rondom Hem was Zijn tent, duisterheid der
2158 Psa 18:13 | den glans, die voor Hem was, dreven Zijn wolken daarhenen,
2159 Psa 18:19 | ongevals; maar de HEERE was mij tot een Steunsel. ~
2160 Psa 18:24 | 24 Maar ik was oprecht bij Hem, en ik wachtte
2161 Psa 18:42 | 42 Zij riepen, maar er was geen verlosser; tot den
2162 Psa 22:15 | gescheiden; mijn hart is als was, het is gesmolten in het
2163 Psa 26:6 | 6 Ik was mijn handen in onschuld,
2164 Psa 32:4 | 4 Want Uw hand was dag en nacht zwaar op mij;
2165 Psa 36:13 | daarentegen, als zij krank waren, was een zak mijn kleed; ik kwelde
2166 Psa 38:36 | hij ging door, en zie, hij was er niet meer; en ik zocht
2167 Psa 40:3 | 3 Ik was verstomd door stilzwijgen,
2168 Psa 51:2 | de profeet Nathan tot hem was gekomen, nadat hij tot Bathseba
2169 Psa 51:2 | nadat hij tot Bathseba was ingegaan. ~
2170 Psa 51:4 | 4 Was mij wel van mijn ongerechtigheid,
2171 Psa 51:9 | hysop, en ik zal rein zijn; was mij, en ik zal witter zijn
2172 Psa 52:2 | Doeg, de Edomiet, gekomen was, en Saul te kennen gegeven,
2173 Psa 52:9 | veelheid zijns rijkdoms; hij was sterk geworden door zijn
2174 Psa 53:6 | waar geen vervaardheid was; want God heeft de beenderen
2175 Psa 57:7 | voor mijn gangen, mijn ziel was nedergebukt; zij hebben
2176 Psa 59:17 | ten dage, als mij bange was. ~
2177 Psa 63:1 | psalm van David, als hij was in de woestijn van Juda. ~
2178 Psa 66:14 | uitgesproken, als mij bange was. ~
2179 Psa 68:3 | verdreven wordt; gelijk was voor het vuur smelt, zullen
2180 Psa 68:10 | erfenis gesterkt, als zij mat was geworden. ~
2181 Psa 68:12 | boodschappers van goede tijdingen was een grote heirschaar. ~
2182 Psa 73:3 | 3 Want ik was nijdig op de dwazen, ziende
2183 Psa 73:16 | mogen verstaan; maar het was moeite in mijn ogen; ~
2184 Psa 73:21 | Als mijn hart opgezwollen was, en ik in mijn nieren geprikkeld
2185 Psa 73:22 | 22 Toen was ik onvernuftig, en wist
2186 Psa 73:22 | onvernuftig, en wist niets; ik was een groot beest bij U. ~
2187 Psa 77:3 | ik den HEERE; mijn hand was des nachts uitgestrekt,
2188 Psa 77:5 | hieldt mijn ogen wakende; ik was verslagen, en sprak niet. ~
2189 Psa 77:19 | 19 Het geluid Uws donders was in het ronde; de bliksemen
2190 Psa 77:20 | 20 Uw weg was in de zee, en Uw pad in
2191 Psa 78:8 | welks geest niet getrouw was met God. ~
2192 Psa 78:30 | van hun lust; hun spijs was nog in hun mond, ~
2193 Psa 78:35 | gedachten, dat God hun Rotssteen was, en God, de Allerhoogste,
2194 Psa 78:37 | 37 Want hun hart was niet recht met Hem, en zij
2195 Psa 79:3 | als water vergoten; en er was niemand, die hen begroef. ~
2196 Psa 81:6 | Jozef, als Hij uitgetogen was tegen Egypteland; alwaar
2197 Psa 97:5 | 5 De bergen smelten als was voor het aanschijn des HEEREN,
2198 Psa 105:37 | goud; en onder hun stammen was niemand, die struikelde. ~
2199 Psa 105:38 | 38 Egypte was blijde, als zij uittrokken,
2200 Psa 105:38 | want hun verschrikking was op hen gevallen. ~
2201 Psa 107:5 | hongerig, ook dorstig; hun ziel was in hen overstelpt. ~
2202 Psa 107:12 | zijn gestruikeld, en er was geen helper. ~
2203 Psa 109:4 | staan zij mij tegen; maar ik was steeds in het gebed. ~
2204 Psa 114:5 | 5Wat was u, gij zee! dat gij vloodt?
2205 Psa 116:6 | bewaart de eenvoudigen; ik was uitgeteerd, doch Hij heeft
2206 Psa 139:15 | 15 Mijn gebeente was voor U niet verholen, als
2207 Psa 139:16 | worden, toen nog geen van die was. ~
2208 Psa 142:1 | gebed, als hij in de spelonk was. ~
2209 Psa 142:4 | geest in mij overstelpt was, zo hebt Gij mijn pad gekend.
2210 Psa 142:5 | rechterhand, en ziet, zo was er niemand, die mij kende,
2211 Psa 142:5 | niemand, die mij kende, er was geen ontvlieden voor mij;
2212 Spre 1:24| uitgestrekt heb, en er niemand was, die opmerkte; ~
2213 Spre 4:3 | 3 Want ik was mijns vaders zoon, teder,
2214 Spre 7:11| 11 Deze was woelachtig en wederstrevig,
2215 Spre 8:24| 24 Ik was geboren, als de afgronden
2216 Spre 8:25| waren, voor de heuvelen was Ik geboren. ~
2217 Spre 8:27| Hij de hemelen bereidde, was Ik daar; toen Hij een cirkel
2218 Spre 8:30| 30 Toen was Ik een voedsterling bij
2219 Spre 8:30| voedsterling bij Hem, en Ik was dagelijks Zijn vermakingen,
2220 Spre 24:31| 31 En ziet, hij was gans opgeschoten van distelen;
2221 Spre 24:31| distelen; zijn gedaante was met netelen bedekt, en zijn
2222 Spre 24:31| zijn stenen scheidsmuur was afgebroken. ~
2223 Pred 1:12| 12 Ik, prediker, was koning over Israel te Jeruzalem. ~
2224 Pred 1:14| geschieden; en ziet, het was al ijdelheid en kwelling
2225 Pred 2:1 | goede aan; maar zie, ook dat was ijdelheid. ~
2226 Pred 2:9 | mij te Jeruzalem geweest was; ook bleef mijn wijsheid
2227 Pred 2:10| blijdschap, maar mijn hart was verblijd vanwege al mijn
2228 Pred 2:10| vanwege al mijn arbeid; en dit was mijn deel van al mijn
2229 Pred 2:11| gearbeid had; ziet, het was al ijdelheid en kwelling
2230 Pred 2:11| geestes, en daarin was geen voordeel onder de zon. ~
2231 Pred 2:15| ook hetzelve ijdelheid was. ~
2232 Pred 3:16| plaatse des gerichts, aldaar was goddeloosheid; en ter plaatse
2233 Pred 3:16| der gerechtigheid, aldaar was goddeloosheid. ~
2234 Pred 4:1 | zijde hunner verdrukkers was macht, zij daarentegen hadden
2235 Pred 5:5 | engels, dat het een dwaling was; waarom zou God grotelijks
2236 Pred 5:14| gaande gelijk hij gekomen was; en hij zal niet medenemen
2237 Pred 7:23| wijsheid bekomen, maar zij was nog verre van mij. ~
2238 Pred 9:13| wijsheid gezien, en zij was groot bij mij: ~
2239 Pred 9:14| 14 Er was een kleine stad, en weinig
2240 Hoo 3:4 | weinigje van hen weggegaan was, vond ik Hem, Dien mijn
2241 Hoo 3:10 | van purper; het binnenste was bespreid met de liefde van
2242 Hoo 5:2 | mijns Liefsten, Die klopte, was: Doe Mij open, Mijn zuster,
2243 Hoo 5:6 | open, maar mijn Liefste was geweken, Hij was doorgegaan;
2244 Hoo 5:6 | Liefste was geweken, Hij was doorgegaan; mijn ziel ging
2245 Hoo 8:10 | borsten zijn als torens. Toen was ik in Zijn ogen als een,
2246 Jes 1:21 | tot een hoer geworden! Zij was vol recht, gerechtigheid
2247 Jes 8:3 | 3 En ik was tot de profetesse genaderd,
2248 Jes 8:23 | het land, dat beangstigd was, zal niet gans verduisterd
2249 Jes 10:26 | de slachting van Midian was aan de rots van Oreb; en
2250 Jes 10:26 | gelijk Zijn staf over de zee was, denwelken Hij verheffen
2251 Jes 14:9 | De hel van onderen was beroerd om uwentwil, om
2252 Jes 18:2 | vreselijk is van dat het was en voortaan; een volk van
2253 Jes 18:7 | vreselijk is van dat het was en voortaan; een volk
2254 Jes 22:25 | een vaste plaats gestoken was, weggenomen worden; en hij
2255 Jes 23:3 | 3 En wiens inkomst was het zaad van Sichor over
2256 Jes 23:3 | oogst der rivier; en zij was de markt der heidenen. ~
2257 Jes 23:13 | land der Chaldeen; dit volk was er niet; Assur heeft het
2258 Jes 25:4 | nooddruftige, als hem bange was; een Toevlucht tegen den
2259 Jes 26:16 | als Uw tuchtiging over hen was. ~
2260 Jes 36:21 | want het gebod des konings was, zeggende: Gij zult hem
2261 Jes 37:8 | hij van Lachis vertrokken was. ~
2262 Jes 38:8 | die zij nederwaarts gegaan was. ~
2263 Jes 38:9 | van zijn ziekte genezen was. ~
2264 Jes 38:20 | 20 De HEERE was gereed om mij te verlossen;
2265 Jes 39:1 | en weder sterk geworden was. ~
2266 Jes 39:2 | werd in zijn schatten; er was geen ding in zijn huis,
2267 Jes 41:28 | Want Ik zag toe, maar er was niemand, zelfs onder dezen,
2268 Jes 41:28 | zelfs onder dezen, maar er was geen raadgever, dat Ik hen
2269 Jes 43:12 | horen, en geen vreemd god was onder ulieden; en gij zijt
2270 Jes 43:13 | 13 Ook eer de dag was, ben Ik, en er is niemand,
2271 Jes 47:6 | 6 Ik was op Mijn volk zeer toornig,
2272 Jes 49:21 | kinderen beroofd en eenzaam was? Ik was in de gevangenis
2273 Jes 49:21 | beroofd en eenzaam was? Ik was in de gevangenis gegaan,
2274 Jes 49:21 | deze opgevoed? Ziet, ik was alleen overgelaten, waar
2275 Jes 50:2 | Waarom kwam Ik, en er was niemand, waarom riep Ik,
2276 Jes 51:2 | hem, toen hij nog alleen was, en Ik zegende hem, en Ik
2277 Jes 52:14 | ontzet hebben, alzo verdorven was Zijn gelaat, meer dan van
2278 Jes 52:15 | denwelken het niet verkondigd was, die zullen het zien, en
2279 Jes 53:2 | als wij Hem aanzagen, zo was er geen gestalte, dat
2280 Jes 53:3 | 3 Hij was veracht, en de onwaardigste
2281 Jes 53:3 | krankheid; en een iegelijk was als verbergende het aangezicht
2282 Jes 53:3 | aangezicht voor Hem; Hij was veracht, en wij hebben
2283 Jes 53:4 | God geslagen en verdrukt was. ~
2284 Jes 53:5 | ons den vrede aanbrengt, was op Hem, en door Zijn striemen
2285 Jes 58:17 | 17 Ik was verbolgen over de ongerechtigheid
2286 Jes 58:17 | hen; Ik verborg Mij, en was verbolgen; evenwel gingen
2287 Jes 60:15 | de HEERE zag het, en het was kwaad in Zijn ogen, dat
2288 Jes 60:15 | ogen, dat er geen recht was. ~
2289 Jes 60:16 | Hij zag, dat er niemand was, zo ontzette Hij Zich, omdat
2290 Jes 60:16 | omdat er geen voorbidder was; daarom bracht Hem Zijn
2291 Jes 64:3 | pers alleen getreden, en er was niemand van de volken met
2292 Jes 64:4 | Want de dag der wraak was in Mijn hart, en het jaar
2293 Jes 64:4 | het jaar Mijner verlosten was gekomen. ~
2294 Jes 64:5 | En Ik zag toe, en er was niemand die hielp; en Ik
2295 Jes 64:5 | en Ik ontzette Mij, en er was niemand, die ondersteunde;
2296 Jes 64:9 | In al hun benauwdheid was Hij benauwd, en de Engel
2297 Jes 66:1 | naar Mijn Naam niet genoemd was, heb Ik gezegd: Ziet,
2298 Jes 66:12 | maar hebt gedaan, dat kwaad was in Mijn ogen, en hebt verkoren
2299 Jer 2:3 | 3 Israel was den HEERE een heiligheid,
2300 Jer 4:14 | 14 Was uw hart van boosheid, o
2301 Jer 4:23 | het land aan, en ziet, het was woest en ledig; ook naar
2302 Jer 4:23 | den hemel, en zijn licht was er niet. ~
2303 Jer 4:25 | Ik zag, en ziet, er was geen mens; en alle vogelen
2304 Jer 4:26 | ziet, het vruchtbare land was een woestijn, en al zijn
2305 Jer 7:12 | Mijn plaats, die te Silo was, alwaar Ik Mijn Naam in
2306 Jer 11:19 | 19 En ik was als een lam, als een os,
2307 Jer 13:7 | had; en ziet, de gordel was verdorven en deugde nergens
2308 Jer 13:20 | de kudde, die u gegeven was, de schapen uwer heerlijkheid? ~
2309 Jer 15:9 | ondergegaan, als het nog dag was; zij is beschaamd en schaamrood
2310 Jer 16:19 | ijdelheid, waarin toch niets was, dat nut deed. ~
2311 Jer 18:4 | vat, gelijk als het recht was in de ogen des pottenbakkers
2312 Jer 20:1 | Immer, de priester (deze nu was bestelde voorganger in het
2313 Jer 25:1 | Josia, koning van Juda (dit was het eerste jaar van Nebukadrezar,
2314 Jer 26:20 | 20 Er was ook een man, die in den
2315 Jer 26:24 | Ahikam, den zoon van Safan, was met Jeremia, dat men hem
2316 Jer 28:1 | profeet, die van Gibeon was, tot mij sprak, in het huis
2317 Jer 31:11 | hand desgenen, die sterker was dan hij. ~
2318 Jer 31:26 | en zag toe, en mijn slaap was mij zoet.) ~
2319 Jer 32:1 | koning van Juda; dit jaar was het achttiende jaar van
2320 Jer 32:2 | Jeruzalem, en de profeet Jeremia was besloten in het voorhof
2321 Jer 32:8 | dat het des HEEREN woord was. ~
2322 Jer 32:11 | koopbrief, die verzegeld was naar het gebod en de inzettingen,
2323 Jer 32:30 | alleenlijk gedaan, dat kwaad was in Mijn ogen; want de kinderen
2324 Jer 33:1 | het voorhof der bewaring was opgesloten, zeggende: ~
2325 Jer 34:8 | ganse volk, dat te Jeruzalem was, om vrijheid voor hen uit
2326 Jer 36:22 | de negende maand; en er was een vuur voor zijn aangezicht
2327 Jer 36:23 | het vuur, dat op den haard was, totdat de ganse rol verteerd
2328 Jer 36:23 | ganse rol verteerd was in het vuur, dat op den
2329 Jer 36:23 | het vuur, dat op den haard was. ~
2330 Jer 37:4 | 4 (Want Jeremia was nog ingaande en uitgaande
2331 Jer 37:5 | 5 En Farao's heir was uit Egypte uitgetogen; en
2332 Jer 37:11 | der Chaldeen van Jeruzalem was opgetogen, vanwege Farao'
2333 Jer 37:13 | in de poort van Benjamin was, zo was daar de wachtmeester,
2334 Jer 37:13 | poort van Benjamin was, zo was daar de wachtmeester, wiens
2335 Jer 37:13 | wachtmeester, wiens naam was Jerija, de zoon van Selemja,
2336 Jer 37:16 | en in de kotjes gekomen was, en Jeremia aldaar veel
2337 Jer 37:21 | brood van de stad op was. Alzo bleef Jeremia in het
2338 Jer 38:6 | het voorhof der bewaring was, en zij lieten Jeremia af
2339 Jer 38:6 | zelen; in den kuil nu was geen water, maar slijk;
2340 Jer 38:7 | toen in des konings huis was, hoorde, dat zij Jeremia
2341 Jer 38:14 | die aan des HEEREN huis was; en de koning zeide tot
2342 Jer 38:27 | omdat de zaak niet was gehoord. ~
2343 Jer 38:28 | Jeruzalem werd ingenomen; en hij was er nog, als Jeruzalem was
2344 Jer 38:28 | was er nog, als Jeruzalem was ingenomen. ~ ~
2345 Jer 39:15 | Het woord des HEEREN was ook tot Jeremia geschied,
2346 Jer 39:15 | voorhof der bewaring besloten was, zeggende: ~
2347 Jer 40:1 | met ketenen gebonden was in het midden aller gevangenen
2348 Jer 41:10 | des volks, dat te Mizpa was, gevankelijk, te weten des
2349 Jer 41:13 | het volk, dat met Ismael was, Johanan zag, den zoon van
2350 Jer 46:2 | rivier Frath, bij Karchemis was, dat Nebukadrezar, de koning
2351 Jer 48:27 | Israel ter belaching geweest? Was hij onder de dieven gevonden,
2352 Jer 50:17 | die hem heeft opgegeten, was de koning van Assur, en
2353 Jer 51:7 | 7 Babel was een gouden beker in de hand
2354 Jer 51:59 | zijner regering; en Seraja was een vreemdzaam vorst. ~
2355 Jer 52:1 | 1 Zedekia was een en twintig jaren oud,
2356 Jer 52:1 | en de naam zijner moeder was Hamutal, een dochter van
2357 Jer 52:2 | En hij deed dat kwaad was in de ogen des HEEREN, naar
2358 Jer 52:12 | tienden der maand (dit jaar was het negentiende jaar van
2359 Jer 52:12 | stond, te Jeruzalem gekomen was; ~
2360 Jer 52:14 | den overste der trawanten was, brak alle muren van Jeruzalem
2361 Jer 52:17 | die in het huis des HEEREN was; en zij voerden al het
2362 Jer 52:19 | goud, en wat geheel zilver was. ~
2363 Jer 52:20 | weten van al deze vaten, was zonder gewicht. ~
2364 Jer 52:21 | pilaren, achttien ellen was de hoogte eens pilaars,
2365 Jer 52:21 | omving hem; en zijn dikte was vier vingeren, en hij was
2366 Jer 52:21 | was vier vingeren, en hij was hol. ~
2367 Jer 52:22 | En het kapiteel daarop was koper, en de hoogte des
2368 Jer 52:22 | hoogte des enen kapiteels was vijf ellen, en een net,
2369 Jer 52:25 | de krijgslieden gesteld was, en zeven mannen uit degenen,
2370 Klaa 1:1 | zo eenzaam, die vol volks was, zij is als een weduwe geworden,
2371 Klaa 1:1 | geworden, zij, die groot was onder de heidenen, een vorstin
2372 Klaa 1:37| volkomen van schoonheid was, een vreugde der ganse aarde? ~
2373 Eze 1:1 | midden der weggevoerden was bij de rivier Chebar, zo
2374 Eze 1:2 | vijfden derzelve maand (dit was het vijfde jaar van de wegvoering
2375 Eze 1:3 | Chebar; en de hand des HEEREN was daar op hem. ~
2376 Eze 1:4 | vervangen, en een glans was rondom die wolk; en uit
2377 Eze 1:4 | en uit het midden daarvan was als de verf van Hasmal,
2378 Eze 1:5 | van vier dieren; en dit was hun gedaante: zij hadden
2379 Eze 1:10 | gelijkenis nu van hun aangezicht was het aangezicht eens mensen,
2380 Eze 1:12 | henen; waarhenen de geest was om te gaan, gingen zij;
2381 Eze 1:13 | der dieren, hun gedaante was als brandende kolen des
2382 Eze 1:15 | die dieren zag, ziet, zo was er een rad op de aarde bij
2383 Eze 1:16 | raderen en derzelver maaksel was als de verf van een turkoois;
2384 Eze 1:16 | enerlei gelijkenis; daartoe was hun gedaante, en hun maaksel,
2385 Eze 1:20 | Waarhenen de geest was om te gaan, gingen zij,
2386 Eze 1:20 | zij, waarhenen de geest was om te gaan; en de raderen
2387 Eze 1:20 | want de geest der dieren was in de raderen. ~
2388 Eze 1:21 | de geest der dieren was in de raderen. ~
2389 Eze 1:22 | over de hoofden der dieren was de gelijkenis eens uitspansels,
2390 Eze 1:25 | hetwelk boven hun hoofden was, als zij stonden, en hun
2391 Eze 1:26 | het uitspansel, hetwelk was boven hun hoofden, was de
2392 Eze 1:26 | hetwelk was boven hun hoofden, was de gelijkenis eens troons,
2393 Eze 1:28 | dage des plasregens, alzo was de gedaante van den glans
2394 Eze 1:28 | van den glans rondom; dit was de gedaante van de gelijkenis
2395 Eze 2:9 | Toen zag ik, en ziet, er was een hand tot mij uitgestoken;
2396 Eze 2:9 | uitgestoken; en ziet, daarin was de rol eens boeks. ~
2397 Eze 2:10 | mijn aangezicht uit; en zij was beschreven voor en achter;
2398 Eze 3:3 | geef. Toen at ik, en het was in mijn mond als honig,
2399 Eze 3:14 | maar de hand des HEEREN was sterk op mij. ~
2400 Eze 3:22 | En de hand des HEEREN was daar op mij, en Hij zeide
2401 Eze 8:2 | Zijner lenden en nederwaarts was vuur; en van Zijn lenden
2402 Eze 8:3 | noorden, alwaar de zitplaats was van een beeld der ijvering,
2403 Eze 8:4 | heerlijkheid des Gods van Israel was aldaar, naar de gedaante,
2404 Eze 8:5 | poort van het altaar was dit beeld der ijvering,
2405 Eze 8:7 | Toen zag ik, en ziet, er was een hol in den wand. ~
2406 Eze 8:8 | dien wand, en ziet, daar was een deur. ~
2407 Eze 8:10 | en ik zag, en ziet, er was alle beeltenis van kruipende
2408 Eze 9:2 | het midden van hen was met linnen bekleed, en een
2409 Eze 9:2 | een schrijvers-inktkoker was aan zijn lenden; en zij
2410 Eze 9:3 | van den cherub, waarop Hij was, tot den dorpel van het
2411 Eze 9:3 | die met linnen bekleed was, die de schrijvers-inktkoker
2412 Eze 9:8 | hadden, en ik overgebleven was, dat ik op mijn aangezicht
2413 Eze 9:11 | die met linnen bekleed was, aan wiens lenden de inktkoker
2414 Eze 9:11 | wiens lenden de inktkoker was, bracht bescheid weder,
2415 Eze 10:1 | het uitspansel, hetwelk was over het hoofd der cherubs,
2416 Eze 10:1 | over het hoofd der cherubs, was als een saffiersteen, als
2417 Eze 10:4 | een wolk, en het voorhof was vol van den glans der
2418 Eze 10:7 | cherubs tot het vuur, hetwelk was tussen de cherubs, en nam
2419 Eze 10:7 | met linnen bekleed was; die nam het, en ging uit. ~
2420 Eze 10:9 | bij de cherubs; een rad was bij elken cherub; en de
2421 Eze 10:9 | de gedaante der raderen was als de verf van een turkoois-steen. ~
2422 Eze 10:14 | aangezichten; het eerste aangezicht was het aangezicht eens cherubs,
2423 Eze 10:14 | en het tweede aangezicht was het aangezicht eens mensen,
2424 Eze 10:15 | hieven zich omhoog; dit was hetzelfde dier, dat ik bij
2425 Eze 10:17 | want de geest der dieren was in hen. ~
2426 Eze 10:19 | heerlijkheid des Gods Israels was van boven over hen. ~
2427 Eze 10:21 | gelijkenis van mensenhanden was onder hun vleugelen. ~
2428 Eze 11:22 | heerlijkheid des Gods van Israel was over hen van boven. ~
2429 Eze 12:7 | gelijk als mij bevolen was; ik bracht mijn gereedschap
2430 Eze 15:5 | Ziet, toen het geheel was, werd het tot geen stuk
2431 Eze 16:3 | der Kanaanieten; uw vader was een Amoriet en uw moeder
2432 Eze 16:8 | zag Ik u, en ziet, uw tijd was de tijd der minne; zo breidde
2433 Eze 16:13 | en zilver, en uw kleding was fijn linnen, en zijde, en
2434 Eze 16:14 | uw schoonheid; want die was volmaakt door Mijn heerlijkheid,
2435 Eze 16:15 | die voorbijging; voor hem was zij. ~
2436 Eze 16:45 | haar kinderen; uw moeder was een Hethietische, en uw
2437 Eze 16:47 | haar gruwelen gedaan; het was wat gerings, een verdriet;
2438 Eze 16:49 | 49 Ziet, dit was de ongerechtigheid uwer
2439 Eze 16:57 | Aleer uw boosheid ontdekt was. Als de tijd was der versmading
2440 Eze 16:57 | ontdekt was. Als de tijd was der versmading van de dochteren
2441 Eze 17:3 | HEERE: Een arend, die groot was, groot van vleugelen, lang
2442 Eze 17:7 | 7 Nog was er een grote arend, groot
2443 Eze 17:8 | 8 Hij was in een goede landouwe bij
2444 Eze 18:18 | gedaan heeft, dat niet goed was in het midden zijner volken;
2445 Eze 19:2 | 2 En zeg: Wat was uw moeder? Een leeuwin,
2446 Eze 19:5 | ziende, dat zij in hope was geweest, doch haar verwachting
2447 Eze 19:5 | haar verwachting verloren was, zo nam zij een ander van
2448 Eze 19:10 | 10 Uw moeder was als een wijnstok in uw stilheid,
2449 Eze 19:10 | geplant bij wateren; hij was vruchtbaar en vol ranken
2450 Eze 21:13 | 13 Als er beproeving was, wat was het toen? Zou er
2451 Eze 21:13 | Als er beproeving was, wat was het toen? Zou er dan ook
2452 Eze 21:29 | zijn, welker dag gekomen was ten tijde der uiterste
2453 Eze 22:10 | in u ontdekt; die onrein was door afzondering, hebben
2454 Eze 23:7 | op dewelke zij verliefd was, met al derzelver drekgoden,
2455 Eze 23:9 | op dewelke zij verliefd was. ~
2456 Eze 23:13 | Ik, dat zij verontreinigd was; zij hadden beiden enerlei
2457 Eze 23:18 | afgetrokken, gelijk als Mijn ziel was afgetrokken van haar zuster. ~
2458 Eze 23:40 | dewelken als een bode gezonden was, ziet, zo kwamen zij, voor
2459 Eze 23:41 | hetwelk een tafel toegericht was, en op hetwelk gij Mijn
2460 Eze 23:42 | der menigte daarop stil was, zo zonden zij tot mannen
2461 Eze 23:43 | overspelerijen verouderd was: Nu zullen zij hoereren
2462 Eze 24:18 | morgenstond, gelijk mij geboden was. ~
2463 Eze 27:7 | linnen met stiksel uit Egypte was uw uitbreidsel, dat het
2464 Eze 27:7 | uit de eilanden van Elisa, was uw deksel. ~
2465 Eze 27:19 | ijzer, kassie en kalmus was in uw onderlingen koophandel. ~
2466 Eze 28:13 | alle kostelijk gesteente was uw deksel, sardisstenen,
2467 Eze 28:13 | trommelen en uwer pijpen was bij u; ten dage als gij
2468 Eze 31:3 | 3 Zie, Assur was een ceder op den Libanon,
2469 Eze 31:3 | hoog van stam, en zijn top was tussen dichte takken. ~
2470 Eze 31:7 | 7 Alzo was hij schoon in zijn grootheid
2471 Eze 31:7 | wortel aan grote wateren was. ~
2472 Eze 31:8 | scheuten; geen boom in Gods hof was hem gelijk in zijn
2473 Eze 31:15 | al het geboomte des velds was om zijnentwil bewonden. ~
2474 Eze 33:21 | die van Jeruzalem ontkomen was, zeggende: De stad
2475 Eze 33:22 | 22 Nu was de hand des HEEREN op mij
2476 Eze 33:22 | mond opengedaan, en ik was niet meer stom. ~
2477 Eze 33:24 | spreken, zeggende: Abraham was een enig man, en bezat dit
2478 Eze 36:17 | hun handelingen; hun weg was voor Mijn aangezicht als
2479 Eze 36:34 | dat het een verwoesting was, voor de ogen van een ieder,
2480 Eze 36:35 | Dit land, dat verwoest was, is geworden als een hof
2481 Eze 37:1 | De hand des HEEREN was op mij, en de HEERE voerde
2482 Eze 37:1 | ener vallei; dezelve nu was vol beenderen. ~
2483 Eze 37:7 | profeteerde ik, gelijk mij bevolen was, en er werd een geluid,
2484 Eze 37:8 | boven over dezelve, maar er was geen geest in hen. ~
2485 Eze 39:26 | zeker woonden, en er niemand was, die hen verschrikte. ~
2486 Eze 40:1 | nadat de stad geslagen was; even op dienzelfden
2487 Eze 40:1 | op dienzelfden dag, was de hand des HEEREN op mij,
2488 Eze 40:2 | hogen berg; en aan denzelven was als een gebouw ener stad
2489 Eze 40:3 | daarhenen gebracht had, ziet, zo was er een man, wiens gedaante
2490 Eze 40:3 | een man, wiens gedaante was als de gedaante van koper;
2491 Eze 40:3 | van koper; en in zijn hand was een linnen snoer, en een
2492 Eze 40:5 | 5 En ziet, er was een muur buiten aan het
2493 Eze 40:5 | henen, en in des mans hand was een meetriet van zes ellen,
2494 Eze 40:9 | en het voorhuis der poort was van binnen. ~
2495 Eze 40:12 | 12 En er was een ruim voor aan de kamertjes,
2496 Eze 40:13 | van een ander; de breedte was vijf en twintig ellen; deur
2497 Eze 40:13 | vijf en twintig ellen; deur was tegenover deur. ~
2498 Eze 40:17 | een plaveisel, dat gemaakt was in het voorhof rondom henen,
2499 Eze 40:18 | 18 Het plaveisel nu was aan de zijde van de poorten,
2500 Eze 40:18 | lengte van de poorten; dit was het benedenste plaveisel. ~
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3472 |