Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
uchal 1
uel 1
ufaz 2
uit 3291
uitbanning 1
uitbarsten 1
uitbehouden 2
Frequency    [«  »]
3518 zo
3472 was
3390 zeide
3291 uit
3143 zult
3088 om
3081 zullen

Bijbel

IntraText - Concordances

uit

1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3291

     Book Chapter: Verse
1 Gen 2:6 | Maar een damp was opgegaan uit de aarde, en bevochtigde 2 Gen 2:7 | had den mens geformeerd uit het stof der aarde, en in 3 Gen 2:9 | HEERE God had alle geboomte uit het aardrijk doen spruiten, 4 Gen 2:10 | een rivier was voortgaande uit Eden, om deze hof te bewateren; 5 Gen 2:19 | 19 Want als de HEERE God uit de aarde al het gedierte 6 Gen 2:23 | Manninne heten, omdat zij uit den man genomen is. ~ 7 Gen 3:23 | verzond hem de HEERE God uit den hof van Eden, om den 8 Gen 3:24 | 24 En Hij dreef de mens uit; en stelde cherubim tegen 9 Gen 4:16 | 16 En Kain ging uit van het aangezicht des HEEREN; 10 Gen 6:2 | en zij namen zich vrouwen uit allen, die zij verkozen 11 Gen 8:7 | 7 En hij liet een raaf uit, die dikwijls heen en weder 12 Gen 8:8 | liet hij een duif van zich uit, om te zien, of de wateren 13 Gen 8:9 | aarde; en hij stak zijn hand uit, en nam haar, en bracht 14 Gen 8:10 | liet hij de duif wederom uit de ark. ~ 15 Gen 8:12 | dagen; en hij liet de duif uit; maar zij keerde niet meer 16 Gen 8:16 | 16 Ga uit de ark, gij, en uw huisvrouw, 17 Gen 8:18 | 18 Toen ging Noach uit, en zijn zonen, en zijn 18 Gen 8:19 | naar hun geslachten, gingen uit de ark. ~ 19 Gen 9:10 | aarde met u; van allen, die uit de ark gegaan zijn, tot 20 Gen 9:18 | de zonen van Noach, die uit de ark gingen, waren Sem, 21 Gen 9:27 | 27 God breide Jafeth uit, en hij wone in Sems tenten! 22 Gen 10:11 | 11 Uit ditzelve land is Assur uitgegaan, 23 Gen 11:31 | Abram, en zij togen met hen uit Ur der Chaldeen, om te gaan 24 Gen 12:1 | tot Abram gezegd: Ga gij uit uw land, en uit uw maagschap, 25 Gen 12:1 | Ga gij uit uw land, en uit uw maagschap, en uit uws 26 Gen 12:1 | en uit uw maagschap, en uit uws vaders huis, naar het 27 Gen 12:4 | zeventig jaren oud, toen hij uit Haran ging. ~ 28 Gen 12:5 | hadden in Haran; en zij togen uit, om te gaan naar het land 29 Gen 13:1 | 1 Alzo toog Abram op uit Egypte naar het zuiden, 30 Gen 14:8 | toog de koning van Sodom uit, en de koning van Gomorra, 31 Gen 14:17 | de koning van Sodom toog uit, hem tegemoet (nadat hij 32 Gen 14:28 | erfgenaam niet zijn; maar die uit uw lijf voortkomen zal, 33 Gen 14:29 | 5 Toen leidde Hij hem uit naar buiten, en zeide: Zie 34 Gen 14:31 | HEERE, Die u uitgeleid heb uit Ur der Chaldeen, om u dit 35 Gen 15:2 | dienstmaagd, misschien zal ik uit haar gebouwd worden. En 36 Gen 16:6 | stellen, en koningen zullen uit u voortkomen. ~ 37 Gen 16:14 | worden, dezelve ziel zal uit haar volken uitgeroeid worden; 38 Gen 16:16 | zal haar zegenen, en u ook uit haar een zoon geven; ja, 39 Gen 16:16 | koningen der volken zullen uit haar worden! ~ 40 Gen 18:5 | gekomen zijn? breng hen uit tot ons, opdat wij ze bekennen. ~ 41 Gen 18:6 | 6 Toen ging Lot uit tot hen aan de deur, en 42 Gen 18:10 | die mannen staken hun hand uit, en deden Lot tot zich inkomen 43 Gen 18:12 | hebt in deze stad, breng uit deze plaats; ~ 44 Gen 18:14 | 14 Toen ging Lot uit, en sprak tot zijn schoonzonen, 45 Gen 18:14 | zeide: Maakt u op, gaat uit deze plaats; want de HEERE 46 Gen 18:16 | hem; en zij brachten hem uit, en stelden hem buiten de 47 Gen 18:24 | Gomorra regenen, van den HEERE uit den hemel. ~ 48 Gen 18:29 | gedacht, en Hij leidde Lot uit het midden dezer omkering, 49 Gen 18:30 | 30 En Lot toog op uit Zoar, en woonde op den berg, 50 Gen 19:13 | is geschied, als God mij uit mijns vaders huis deed dwalen, 51 Gen 20:10 | dienstmaagd en haar zoon uit; want de zoon dezer dienstmaagd 52 Gen 20:15 | nu het water van de fles uit was, zo wierp zij het kind 53 Gen 20:17 | Engel Gods riep Hagar toe uit den hemel, en zeide tot 54 Gen 20:21 | moeder nam hem een vrouw uit Egypteland. ~ 55 Gen 21:10 | Abraham strekte zijn hand uit, en nam het mes om zijn 56 Gen 21:12 | Hij: Strek uw hand niet uit aan den jongen, en doe hem 57 Gen 23:7 | God des hemels, Die mij uit mijns vaders huis en uit 58 Gen 23:7 | uit mijns vaders huis en uit het land mijner maagschap 59 Gen 23:15 | spreken, ziet, zo kwam Rebekka uit, welke aan Bethuel geboren 60 Gen 23:17 | mij toch een weinig waters uit uw kruik drinken. ~ 61 Gen 23:20 | zich, en goot haar kruik uit in de drinkbak, en liep 62 Gen 23:40 | mijn zoon een vrouw neemt, uit mijn geslacht en uit mijns 63 Gen 23:40 | neemt, uit mijn geslacht en uit mijns vaders huis. ~ 64 Gen 23:43 | weinig waters te drinken uit uw kruik; ~ 65 Gen 23:45 | hart, ziet, zo kwam Rebekka uit, en had haar kruik op haar 66 Gen 23:87 | van Betuel, den Syrier, uit Paddan-Aram, de zuster van 67 Gen 23:90 | twee natien zullen zich uit uw ingewand van een scheiden; 68 Gen 23:92 | 25 En de eerste kwam uit, ros; hij was geheel als 69 Gen 23:93 | daarna kwam zijn broeder uit, wiens hand Ezau's verzenen 70 Gen 23:96 | kooksel gekookt; en Ezau kwam uit het veld, en was moede. ~ 71 Gen 25:3 | pijlkoker en uw boog, en ga uit in het veld, en jaag mij 72 Gen 26:10 | 10 Jakob dan toog uit van Ber-seba, en ging naar 73 Gen 27:2 | dien nederliggende; want uit dien put drenkten zij de 74 Gen 27:38 | mijn knieen bare, en ik ook uit haar gebouwd worde. ~ 75 Gen 27:51 | Als nu Jakob des avonds uit het veld kwam, ging Lea 76 Gen 27:51 | het veld kwam, ging Lea uit hem tegemoet, en zeide: 77 Gen 27:78 | En die man brak gans zeer uit in menigte, en hij had vele 78 Gen 28:13 | nu, maak u op, vertrek uit dit land, en keer weder 79 Gen 28:33 | hij vond niets; en als hij uit de tent van Lea gegaan was, 80 Gen 29:3 | 3 En Jakob zond boden uit voor zijn aangezicht tot 81 Gen 29:11 | 11 Ruk mij toch uit mijns broeders hand, uit 82 Gen 29:11 | uit mijns broeders hand, uit Ezau's hand; want ik vreze 83 Gen 31:1 | Jakob gebaard had, ging uit, om de dochteren van dat 84 Gen 31:6 | de vader van Sichem, ging uit tot Jakob, om met hem te 85 Gen 31:26 | zwaards; en zij namen Dina uit Sichems huis, en gingen 86 Gen 32:11 | een hoop der volken zal uit u worden, en koningen zullen 87 Gen 32:11 | worden, en koningen zullen uit uw lenden voortkomen. ~ 88 Gen 33:2 | 2 Ezau nam zijn vrouwen uit de dochteren van Kanaan, 89 Gen 33:34 | Jobab stierf, en Husam, uit der Temanieten land, regeerde 90 Gen 34:14 | wederom. Zo zond hij hem uit het dal Hebron, en hij kwam 91 Gen 34:21 | hoorde dat, en verloste hem uit hun hand; en hij zeide: 92 Gen 34:22 | niet aan hem; opdat hij hem uit hun hand verloste, om hem 93 Gen 34:23 | togen zij Jozef zijn rok uit, den veelvervigen rok, dien 94 Gen 34:25 | reisgezelschap van Ismaelieten kwam uit Gilead; en hun kemelen droegen 95 Gen 34:28 | trokken en hieven zij Jozef op uit den kuil, en verkochten 96 Gen 35:20 | Adullamiet, om het pand uit de hand der vrouw te nemen; 97 Gen 35:28 | zeggende: Deze komt het eerst uit. ~ 98 Gen 35:29 | ziet, zo kwam zijn broeder uit; en zij zeide: Hoe zijt 99 Gen 35:30 | daarna kwam zijn broeder uit, om wiens hand de scharlaken 100 Gen 36:1 | Egyptisch man, kocht hem uit de hand der Ismaelieten, 101 Gen 36:12 | hand, en vluchtte, en ging uit naar buiten. ~ 102 Gen 36:15 | mij, en vluchtte, en ging uit naar buiten. ~ 103 Gen 36:34 | die druiven, en drukte ze uit in Farao's beker, en ik 104 Gen 36:37 | bij Farao, en maak, dat ik uit dit huis kome. ~ 105 Gen 36:38 | ben diefelijk ontstolen uit het land der Hebreen; en 106 Gen 36:40 | het gevogelte at dezelve uit de korf, van boven mijn 107 Gen 37:2 | 2 En ziet, uit de rivier kwamen op zeven 108 Gen 37:3 | koeien kwamen na die op uit de rivier, lelijk van aanzien, 109 Gen 37:6 | aren schoten na dezelve uit. ~ 110 Gen 37:12 | hij legde ons onze dromen uit; een ieder legde hij ze 111 Gen 37:12 | een ieder legde hij ze uit, naar zijn droom. ~ 112 Gen 37:14 | zij deden hem haastelijk uit den kuil komen; en men schoor 113 Gen 37:18 | 18 En zie, uit de rivier kwamen op zeven 114 Gen 37:23 | aren, schoten na dezelve uit; ~ 115 Gen 37:45 | een vrouw; en Jozef toog uit door het land van Egypte. ~ 116 Gen 37:46 | van Egypte; en Jozef ging uit van Farao's aangezicht, 117 Gen 38:3 | tien broederen af, om koren uit Egypte te kopen. ~ 118 Gen 38:7 | komt gij? En zij zeiden: Uit het land Kanaan; om spijze 119 Gen 38:16 | 16 Zendt een uit u, die uw broeder hale; 120 Gen 39:2 | den leeftocht, dien zij uit Egypte gebracht hadden, 121 Gen 39:23 | hij bracht Simeon tot hen uit. ~ 122 Gen 39:31 | zijn aangezicht en kwam uit; en hij bedwong zichzelven, 123 Gen 40:8 | vonden, hebben wij tot u uit het land Kanaan wedergebracht; 124 Gen 40:8 | wedergebracht; hoe zouden wij dan uit het huis uws heren zilver 125 Gen 41:19 | gelast: doet dit, neemt u uit Egypteland wagenen voor 126 Gen 41:25 | 25 En zij trokken op uit Egypte, en zij kwamen in 127 Gen 42:26 | Jakob in Egypte kwamen, uit zijn heup gesproten, uitgenomen 128 Gen 43:1 | zij hebben, zijn gekomen uit het land Kanaan, en zie, 129 Gen 43:10 | Jakob zegende Farao, en ging uit van Farao's aangezicht. 130 Gen 43:15 | 15 Als nu het geld uit Egypteland en uit het land 131 Gen 43:15 | het geld uit Egypteland en uit het land Kanaan verdaan 132 Gen 43:30 | ligge; hierom zult gij mij uit Egypte voeren, en mij in 133 Gen 44:14 | strekte zijn rechterhand uit, en legde die op het hoofd 134 Gen 44:22 | zwaard en met mijn boog, uit de hand der Amorieten genomen 135 Gen 46:24 | Hij zal u doen optrekken uit dit land, in het land, hetwelk 136 Exo 1:5 | 5 Al de zielen nu, die uit Jakobs heup voortgekomen 137 Exo 1:10 | en tegen ons strijde, en uit het land optrekke. ~ 138 Exo 2:7 | en u een voedstervrouw uit de Hebreinnen roepen, die 139 Exo 2:10 | en zeide: Want ik heb hem uit het water getogen. ~ 140 Exo 2:11 | man een Hebreeuwsen man uit zijn broederen sloeg. ~ 141 Exo 2:13 | anderen daags ging hij wederom uit, en ziet, twee Hebreeuwse 142 Exo 2:19 | Egyptisch man heeft ons verlost uit de hand der herderen; en 143 Exo 3:2 | verscheen hem in een vuurvlam uit het midden van een braambos; 144 Exo 3:4 | bezien, zo riep God tot hem uit het midden van het braambos, 145 Exo 3:5 | niet toe; trek uw schoenen uit van uw voeten; want de plaats, 146 Exo 3:8 | nedergekomen, dat Ik het verlosse uit de hand der Egyptenaren, 147 Exo 3:8 | Egyptenaren, en het opvoere uit dit land, naar een goed 148 Exo 3:10 | volk (de kinderen Israels) uit Egypte voert. ~ 149 Exo 3:11 | dat ik de kinderen Israels uit Egypte zou voeren? ~ 150 Exo 3:12 | heb: wanneer gij dit volk uit Egypte geleid hebt, zult 151 Exo 3:17 | Ik gezegd: Ik zal ulieden uit de verdrukking van Egypte 152 Exo 4:4 | tot Mozes: Strek uw hand uit, en grijp haar bij haar 153 Exo 4:4 | Toen strekte hij zijn hand uit, en vatte haar, en zij werd 154 Exo 4:6 | boezem; daarna trok hij ze uit, en ziet, zijn hand was 155 Exo 4:7 | boezem; daarna trok hij ze uit zijn boezem, en ziet, zij 156 Exo 4:9 | zullen de wateren, die gij uit de rivier zult nemen, diezelve 157 Exo 5:10 | de aandrijvers des volks uit, en deszelfs ambtlieden, 158 Exo 5:24 | machtige hand zal hij hen uit zijn land drijven. ~  ~  ~ 159 Exo 6:5 | Egyptenaren, en Ik zal u redden uit hun dienstbaarheid, en zal 160 Exo 6:10 | hij de kinderen Israels uit zijn land trekken late. ~ 161 Exo 6:12 | om de kinderen Israels uit Egypteland te leiden. ~ 162 Exo 6:25 | Leidt de kinderen Israels uit Egypteland, naar hun heiren. ~ 163 Exo 6:26 | zij de kinderen Israels uit Egypte leidden; dit is Mozes 164 Exo 7:2 | hij de kinderen Israels uit zijn land trekken laat. ~ 165 Exo 7:4 | volk, de kinderen Israels, uit Egypteland, door grote gerichten. ~ 166 Exo 7:5 | en de kinderen Israels uit het midden van hen uitleide. ~ 167 Exo 7:18 | worden, dat zij het water uit de rivier drinken mogen. ~ 168 Exo 7:19 | uw staf, en steek uw hand uit over de wateren der Egyptenaren, 169 Exo 7:21 | de Egyptenaars het water uit de rivier niet drinken konden; 170 Exo 8:5 | tot Aaron: Strek uw hand uit met uw staf, over de stromen, 171 Exo 8:6 | Aaron strekte zijn hand uit over de wateren van Egypte, 172 Exo 8:12 | Toen ging Mozes en Aaron uit van Farao; en Mozes riep 173 Exo 8:13 | en de vorsen stierven, uit de huizen, uit de voorzalen, 174 Exo 8:13 | stierven, uit de huizen, uit de voorzalen, en uit de 175 Exo 8:13 | huizen, uit de voorzalen, en uit de velden. ~ 176 Exo 8:16 | tot Aaron: Strek uw staf uit, en sla het stof der aarde, 177 Exo 8:17 | Aaron strekte zijn hand uit met zijn staf, en sloeg 178 Exo 8:30 | 30 Toen ging Mozes uit van Farao, en bad vuriglijk 179 Exo 9:8 | gijlieden uw vuisten vol as uit den oven; en Mozes strooie 180 Exo 9:10 | 10 En zij namen as uit den oven, en stonden voor 181 Exo 9:22 | tot Mozes: Strek uw hand uit naar den hemel, en er zal 182 Exo 9:33 | Mozes van Farao ter stad uit, en breidde zijn handen 183 Exo 10:5 | geboomte afeten, dat ulieden uit het veld voortkomt. ~ 184 Exo 10:6 | keerde zich om, en ging uit van Farao. ~ 185 Exo 10:11 | verzocht! En men dreef hen uit van Farao's aangezicht. ~ 186 Exo 10:12 | tot Mozes: Strek uw hand uit over Egypteland, om de sprinkhanen, 187 Exo 10:18 | 18 En hij ging uit van Farao, en bad vuriglijk 188 Exo 10:21 | tot Mozes: Strek uw hand uit naar den hemel, en er zal 189 Exo 11:8 | mij neigen, zeggende: Trek uit, gij en al het volk, dat 190 Exo 11:8 | ik uitgaan. En hij ging uit van Farao in hitte des toorns. ~ 191 Exo 11:10 | hij de kinderen Israels uit zijn land niet trekken liet. ~  ~ 192 Exo 12:15 | gij het zuurdeeg wegdoen uit uw huizen; want wie het 193 Exo 12:15 | ziel zal uitgeroeid worden uit Israel. ~ 194 Exo 12:17 | denzelfden dag ulieder heiren uit Egypteland geleid zal hebben; 195 Exo 12:19 | eten zal, dezelve ziel zal uit de vergadering van Israel 196 Exo 12:21 | en zeide tot hen: Leest uit, en neemt u lammeren voor 197 Exo 12:22 | aangaande, niemand zal uitgaan uit de deur van zijn huis, tot 198 Exo 12:31 | zeide: Maakt u op, trekt uit het midden van mijn volk, 199 Exo 12:33 | volk, haastende, om die uit het land te drijven; want 200 Exo 12:37 | reisden de kinderen Israels uit van Rameses naar Sukkoth, 201 Exo 12:39 | bakten van het deeg, dat zij uit Egypte gebracht hadden, 202 Exo 12:39 | niet gedesemd; overmits zij uit Egypte uitgedreven werden, 203 Exo 12:41 | al de heiren des HEEREN uit Egypteland gegaan zijn. ~ 204 Exo 12:42 | vlijtigst houden, omdat Hij hen uit Egypteland geleid heeft; 205 Exo 12:46 | van het vlees niet buiten uit het huis dragen, en gij 206 Exo 12:51 | HEERE de kinderen Israels uit Egypteland leidde, naar 207 Exo 13:3 | dag, op welken gijlieden uit Egypte, uit het diensthuis, 208 Exo 13:3 | welken gijlieden uit Egypte, uit het diensthuis, gegaan zijt; 209 Exo 13:4 | 4 Heden gaat gijlieden uit, in de maand Abib. ~ 210 Exo 13:8 | mij gedaan heeft, toen ik uit Egypte uittoog. ~ 211 Exo 13:9 | HEERE door een sterke hand uit Egypte uitgevoerd heeft. ~ 212 Exo 13:14 | ons door een sterke hand uit Egypte, uit het diensthuis, 213 Exo 13:14 | sterke hand uit Egypte, uit het diensthuis, uitgevoerd. ~ 214 Exo 13:16 | door een sterke hand ons uit Egypte uitgevoerd. ~ 215 Exo 13:18 | Israels nu togen bij vijven uit Egypteland. ~ 216 Exo 13:20 | 20 Alzo reisden zij uit Sukkoth; en zij legerden 217 Exo 14:11 | dat gedaan, dat gij ons uit Egypte gevoerd hebt? ~ 218 Exo 14:16 | staf op, en strek uw hand uit over de zee, en klief dezelve, 219 Exo 14:26 | tot Mozes: Strek uw hand uit over de zee, dat de wateren 220 Exo 14:27 | strekte Mozes zijn hand uit over de zee; en de zee kwam 221 Exo 14:30 | HEERE Israel aan dien dag uit de hand der Egyptenaren; 222 Exo 15:20 | en al de vrouwen gingen uit, haar na, met trommelen 223 Exo 15:22 | Schelfzee af; en zij trokken uit tot in de woestijn Sur, 224 Exo 16:1 | tweede maand, nadat zij uit Egypteland uitgegaan waren. ~ 225 Exo 16:4 | Ik zal voor ulieden brood uit den hemel regenen; en het 226 Exo 16:6 | gij weten, dat u de HEERE uit Egypteland uitgeleid heeft; ~ 227 Exo 16:29 | zijn plaats! dat niemand uit zijn plaats ga op den zevenden 228 Exo 16:32 | deze woestijn, toen Ik u uit Egypteland uitleidde. ~ 229 Exo 17:1 | Israels, naar hun dagreizen, uit de woestijn Sin, op het 230 Exo 17:3 | Waartoe hebt gij ons nu uit Egypte doen optrekken, opdat 231 Exo 17:5 | des volks, en neem met u uit de oudsten van Israel; en 232 Exo 17:9 | Kies ons mannen, en trek uit, strijd tegen Amalek; morgen 233 Exo 18:1 | had: dat de HEERE Israel uit Egypte uitgevoerd had; ~ 234 Exo 18:7 | 7 Toen ging Mozes uit, zijn schoonvader tegemoet, 235 Exo 18:9 | dat Hij het verlost had uit de hand der Egyptenaren. ~ 236 Exo 18:10 | Die ulieden verlost heeft uit de hand der Egyptenaren, 237 Exo 18:10 | hand der Egyptenaren, en uit Farao's hand; Die dit volk 238 Exo 18:25 | Mozes verkoos kloeke mannen, uit gans Israel, en maakte hen 239 Exo 19:1 | uittrekken der kinderen Israels uit Egypteland, ten zelfden 240 Exo 19:2 | 2 Want zij togen uit Rafidim, en kwamen in de 241 Exo 19:5 | zult gij Mijn eigendom zijn uit alle volken, want de ganse 242 Exo 19:17 | En Mozes leidde het volk uit het leger, Gode tegemoet; 243 Exo 20:2 | ben de HEERE uw God, Die u uit Egypteland, uit het diensthuis, 244 Exo 20:2 | God, Die u uit Egypteland, uit het diensthuis, uitgeleid 245 Exo 22:7 | bewaren geeft, en het wordt uit diens mans huis gestolen; 246 Exo 23:13 | zult gij niet gedenken; uit uw mond zal hij niet gehoord 247 Exo 23:15 | want in dezelve zijt gij uit Egypte getogen; doch men 248 Exo 23:16 | jaars, wanneer gij uw arbeid uit het veld zult ingezameld 249 Exo 23:25 | en Ik zal de krankheden uit het midden van u weren. ~ 250 Exo 24:16 | zevenden dag riep Hij Mozes uit het midden der wolk. ~ 251 Exo 25:18 | goud zult gij ze maken, uit de beide einden des verzoendeksels. ~ 252 Exo 25:19 | 19 En maak u een cherub uit het ene einde aan deze zijde, 253 Exo 25:19 | zijde, en den andere cherub uit het andere einde aan gene 254 Exo 25:19 | andere einde aan gene zijde; uit het verzoendeksel zult gijlieden 255 Exo 25:19 | gijlieden de cherubim maken, uit de beide einden van hetzelve. ~ 256 Exo 25:31 | en zijn bloemen zullen uit hem zijn. ~ 257 Exo 25:32 | 32 En zes rieten zullen uit zijn zijden uitgaan; drie 258 Exo 25:32 | drie rieten des kandelaars uit zijn ene zijde, en drie 259 Exo 25:32 | drie rieten des kandelaars uit zijn andere zijde. ~ 260 Exo 25:33 | die zes rieten zijn, die uit den kandelaar gaan. ~ 261 Exo 25:35 | zijn onder twee rieten, uit denzelven uitgaande; ook 262 Exo 25:35 | knoop onder twee rieten, uit denzelven uitgaande; nog 263 Exo 25:35 | knoop onder twee rieten, uit denzelven, uitgaande; alzo 264 Exo 25:35 | zijn met zes rieten, die uit den kandelaar uitgaan. ~ 265 Exo 25:36 | knopen en hun rieten zullen uit hem zijn; het zal altemaal 266 Exo 25:39 | 39 Uit een talent louter goud zal 267 Exo 26:7 | 7 Ook zult gij gordijnen uit geiten haar maken tot een 268 Exo 27:2 | maken op zijn vier hoeken; uit hetzelve zullen zijn hoornen 269 Exo 28:1 | hem, tot u doen naderen uit het midden der kinderen 270 Exo 28:22 | ketentjes van gedraaid werk uit louter goud maken. ~ 271 Exo 29:23 | geolied brood, en een vlade, uit den korf der ongezuurde 272 Exo 29:30 | zal hij ze aantrekken, die uit zijn zonen in zijn plaats 273 Exo 29:46 | HEERE hun God ben, Die hen uit Egypteland uitgevoerd heb, 274 Exo 30:2 | twee ellen deszelfs hoogte; uit hetzelve zullen zijn hoornen 275 Exo 30:33 | die zal uitgeroeid worden uit zijn volken. ~ 276 Exo 30:38 | die zal uitgeroeid worden uit zijn volken. ~  ~  ~ 277 Exo 31:14 | ziel zal uitgeroeid worden uit het midden harer volken. ~ 278 Exo 32:1 | Mozes, dien man, die ons uit Egypteland uitgevoerd heeft, 279 Exo 32:4 | 4 En hij nam ze uit hun hand, en hij bewierp 280 Exo 32:4 | uw goden, Israel! die u uit Egypteland opgevoerd hebben. ~ 281 Exo 32:5 | hetzelve; en Aaron riep uit, en zeide: Morgen zal den 282 Exo 32:7 | af! want uw volk, dat gij uit Egypteland opgevoerd hebt, 283 Exo 32:8 | uw goden, Israel, die u uit Egypteland opgevoerd hebben. ~ 284 Exo 32:11 | en met een sterke hand, uit Egypteland uitgevoerd hebt? ~ 285 Exo 32:19 | ontstak, en dat hij de tafelen uit zijn handen wierp, en dezelve 286 Exo 32:23 | Mozes, dien man, die ons uit Egypteland opgevoerd heeft, 287 Exo 32:24 | vuur, en dit kalf is er uit gekomen. ~ 288 Exo 32:32 | zo niet, zo delg mij nu uit Uw boek, hetwelk Gij geschreven 289 Exo 32:33 | HEERE tot Mozes: Dien zou Ik uit Mijn boek delgen, die aan 290 Exo 33:1 | Mozes, dien man, die ons uit Egypteland uitgevoerd heeft, 291 Exo 33:4 | 4 En hij nam ze uit hun hand, en hij bewierp 292 Exo 33:4 | uw goden, Israel! die u uit Egypteland opgevoerd hebben. ~ 293 Exo 33:5 | hetzelve; en Aaron riep uit, en zeide: Morgen zal den 294 Exo 33:7 | af! want uw volk, dat gij uit Egypteland opgevoerd hebt, 295 Exo 33:8 | uw goden, Israel, die u uit Egypteland opgevoerd hebben. ~ 296 Exo 33:11 | en met een sterke hand, uit Egypteland uitgevoerd hebt? ~ 297 Exo 33:19 | ontstak, en dat hij de tafelen uit zijn handen wierp, en dezelve 298 Exo 33:23 | Mozes, dien man, die ons uit Egypteland opgevoerd heeft, 299 Exo 33:24 | vuur, en dit kalf is er uit gekomen. ~ 300 Exo 33:32 | zo niet, zo delg mij nu uit Uw boek, hetwelk Gij geschreven 301 Exo 33:33 | HEERE tot Mozes: Dien zou Ik uit Mijn boek delgen, die aan 302 Exo 34:1 | gij en het volk, dat gij uit Egypteland opgevoerd hebt, 303 Exo 34:11 | de jongeling, week niet uit het midden der tent. ~ 304 Exo 34:28 | aldaar bij hem; en Hij riep uit den Naam des HEEREN. ~ 305 Exo 34:41 | in de maand Abib zijt gij uit Egypte uitgegaan. ~ 306 Exo 34:47 | volken voor uw aangezicht uit de bezitting zal verdrijven, 307 Exo 35:20 | vergadering der kinderen Israels uit van voor het aangezicht 308 Exo 37:7 | dicht werk maakte hij ze, uit de beide einden des verzoendeksels. ~ 309 Exo 37:8 | 8 Een cherub uit het ene einde aan deze zijde, 310 Exo 37:8 | zijde, en den anderen cherub uit het andere einde aan gene 311 Exo 37:8 | andere einde aan gene zijde; uit het verzoendeksel maakte 312 Exo 37:8 | maakte hij de cherubim, uit deszelfs beide einden. ~ 313 Exo 37:17 | knopen, en zijn bloemen waren uit hem. ~ 314 Exo 37:18 | 18 Zes rieten nu gingen uit zijn zijden; drie rieten 315 Exo 37:18 | drie rieten des kandelaars uit zijn ene zijde, en drie 316 Exo 37:18 | drie rieten des kandelaars uit zijn andere zijde. ~ 317 Exo 37:19 | waren die zes rieten, die uit den kandelaar gingen. ~ 318 Exo 37:21 | knoop onder twee rieten, uit denzelven uitgaande; ook 319 Exo 37:21 | knoop onder twee rieten, uit denzelven uitgaande; nog 320 Exo 37:21 | knoop onder twee rieten, uit denzelven uitgaande; alzo 321 Exo 37:21 | het met de zes rieten, die uit denzelven uitgingen. ~ 322 Exo 37:22 | Hun knopen en rieten waren uit hem; het was altemaal een 323 Exo 37:24 | 24 Hij maakte denzelven uit een talent louter goud, 324 Exo 37:25 | twee ellen zijn hoogte; uit hetzelve waren zijn hoornen. ~ 325 Exo 38:2 | hoornen op zijn vier hoeken; uit hetzelve waren zijn hoornen; 326 Exo 38:28 | 28 Maar uit de duizend zevenhonderd 327 Exo 39:3 | 3 En zij rekten uit de dunne platen van goud, 328 Exo 39:15 | ketentjes, van gedraaid werk, uit louter goud. ~ 329 Exo 40:19 | En hij spreidde de tent uit over den tabernakel, en 330 Lev 1:1 | Mozes, en sprak tot hem uit de tent der samenkomst, 331 Lev 1:2 | zeg tot hen: Als een mens uit u den HEERE een offerande 332 Lev 2:2 | zijn hand vol grijpen zal uit deszelfs meelbloem, en uit 333 Lev 2:2 | uit deszelfs meelbloem, en uit deszelfs olie, met al deszelfs 334 Lev 5:15 | brengen een volkomen ram uit de kudde, met uw schatting 335 Lev 5:18 | hij zal een volkomen ram uit de kudde tot den priester 336 Lev 6:6 | priester, een volkomen ram uit de kudde, met uw schatting, 337 Lev 6:15 | daarvan opnemen zijn hand vol, uit de meelbloem des spijsoffers, 338 Lev 6:22 | Ook zal de priester, die uit zijn zonen in zijn plaats 339 Lev 7:14 | 14 En een daarvan uit de ganse offerande zal hij 340 Lev 7:20 | haar is, zo zal die ziel uit haar volken uitgeroeid worden. ~ 341 Lev 7:21 | hebben, zo zal die ziel uit haar volken uitgeroeid worden. ~ 342 Lev 7:25 | gegeten zal hebben, zal uit haar volken uitgeroeid worden. ~ 343 Lev 7:27 | bloed eten zal, die ziel zal uit haar volken uitgeroeid worden. ~ 344 Lev 7:32 | hefoffer den priester geven, uit uw dankofferen. ~ 345 Lev 7:33 | 33 Wie uit de zonen van Aaron het bloed 346 Lev 7:34 | van de kinderen Israels uit hun dankofferen genomen, 347 Lev 8:15 | daarna goot hij het bloed uit aan den bodem des altaars, 348 Lev 8:26 | 26 Ook nam hij uit den korf van de ongezuurde 349 Lev 8:28 | 28 Daarna nam Mozes ze uit hun handen, en stak ze aan 350 Lev 8:33 | 33 Ook zult gij uit de deur van de tent der 351 Lev 9:9 | daarna goot hij het bloed uit aan den bodem des altaars. ~ 352 Lev 9:23 | samenkomst; daarna kwamen zij uit, en zegenden het volk; en 353 Lev 9:24 | 24 Want een vuur ging uit van het aangezicht des HEEREN, 354 Lev 10:2 | 2 Toen ging een vuur uit van het aangezicht des HEEREN, 355 Lev 10:7 | 7 Gij zult ook uit de deur van de tent der 356 Lev 10:13 | bescheiden deel uwer zonen uit des HEEREN vuurofferen is; 357 Lev 10:14 | bescheiden deel, zijn zij uit de dankofferen der kinderen 358 Lev 11:2 | gedierte, dat gij eten zult uit alle beesten, die op de 359 Lev 11:45 | Want Ik ben de HEERE, Die u uit Egypteland doe optrekken, 360 Lev 13:2 | priester Aaron, of tot een uit zijn zonen, de priesteren, 361 Lev 14:15 | 15 De priester zal ook uit den log der olie nemen, 362 Lev 14:38 | 38 De priester zal uit dat huis uitgaan, aan de 363 Lev 15:2 | als hij vloeiende zal zijn uit zijn vlees, zal om zijn 364 Lev 17:4 | daarom zal dezelve man uit het midden zijns volks uitgeroeid 365 Lev 17:9 | bereiden; diezelve man zal uit zijn volken uitgeroeid worden. ~ 366 Lev 17:10 | 10 En een ieder uit het huis Israels, en uit 367 Lev 17:10 | uit het huis Israels, en uit de vreemdelingen, die in 368 Lev 17:10 | aangezicht zetten, en zal die uit het midden haars volks uitroeien. ~ 369 Lev 18:29 | zielen, die ze doen, zullen uit het midden van haar volk 370 Lev 19:8 | daarom zal dezelve ziel, uit haar volken uitgeroeid worden. ~ 371 Lev 19:36 | de HEERE, uw God, Die u uit Egypteland uitgevoerd heb! ~ 372 Lev 20:2 | Israels zeggen: Een ieder uit de kinderen Israels, of 373 Lev 20:2 | de kinderen Israels, of uit de vreemdelingen, die in 374 Lev 20:3 | dien man zetten, en zal hem uit het midden zijns volks uitroeien; 375 Lev 20:5 | den Molech na te hoereren, uit het midden huns volks uitroeien. ~ 376 Lev 20:6 | die ziel zetten, en zal ze uit het midden haars volks uitroeien. ~ 377 Lev 20:18 | hebben, zo zullen zij beiden uit het midden huns volks uitgeroeid 378 Lev 21:12 | 12 En uit het heiligdom zal hij niet 379 Lev 21:14 | niet nemen; maar een maagd uit zijn volken zal hij tot 380 Lev 21:17 | Aaron, zeggende: Niemand uit uw zaad, naar hun geslachten, 381 Lev 21:21 | 21 Geen man, uit het zaad van Aaron, den 382 Lev 22:3 | onder uw geslachten, die uit uw ganse zaad tot de heilige 383 Lev 22:18 | en zeg tot hen: Zo wie uit het huis van Israel, en 384 Lev 22:18 | het huis van Israel, en uit de vreemdelingen in Israel 385 Lev 22:25 | 25 Gij zult ook uit de hand des vreemden van 386 Lev 22:33 | 33 Die u uit Egypteland uitgevoerd heb, 387 Lev 22:48 | 17 Gijlieden zult uit uw woningen twee beweegbroden 388 Lev 22:60 | die zal uitgeroeid worden uit haar volken. ~ 389 Lev 22:61 | hebben, die ziel zal Ik uit het midden haars volks verderven. ~ 390 Lev 22:74 | heb doen wonen, als Ik hen uit Egypteland uitgevoerd heb; 391 Lev 23:9 | heiligheid der heiligheden uit de vuurofferen des HEEREN, 392 Lev 23:10 | ener Israelietische vrouw uit, die, in het midden der 393 Lev 23:14 | 14 Breng den vloeker uit tot buiten het leger, en 394 Lev 24:12 | u heilig zijn; gij zult uit het veld de inkomst daarvan 395 Lev 24:14 | wat veilbaars verkopen, of uit de hand uws naasten kopen 396 Lev 24:28 | genoeg is, om aan hem weder uit te keren, zo zal zijn verkochte 397 Lev 24:38 | de HEERE, uw God, Die u uit Egypteland gevoerd heb, 398 Lev 24:42 | Mijn dienstknechten, die Ik uit Egypteland uitgevoerd heb; 399 Lev 24:45 | vreemdelingen verkeren, uit hen en uit hun geslachten, 400 Lev 24:45 | vreemdelingen verkeren, uit hen en uit hun geslachten, die bij 401 Lev 24:49 | zal hem lossen, of die uit de naasten zijns vleses 402 Lev 24:55 | dienstknechten zijn zij, die Ik uit Egypteland uitgevoerd heb; 403 Lev 25:6 | Ik zal het boos gedierte uit het land doen ophouden, 404 Lev 25:8 | 8 Vijf uit u zullen honderd vervolgen, 405 Lev 25:8 | honderd vervolgen, en honderd uit u zullen tien duizend vervolgen; 406 Lev 25:13 | de HEERE, uw God, Die u uit het land der Egyptenaren 407 Lev 25:45 | der voorouderen, die Ik uit Egypteland voor de ogen 408 Num 1:1 | het tweede jaar, nadat zij uit Egypteland uitgetogen ware, 409 Num 3:9 | gegeven, zij zijn hem gegeven uit de kinderen Israels. ~ 410 Num 3:12 | zie, Ik heb de Levieten uit het midden van de kinderen 411 Num 3:12 | die de baarmoeder opent, uit de kinderen Israels; en 412 Num 4:2 | som der zonen van Kahath, uit het midden der zonen van 413 Num 4:18 | laten uitgeroeid worden, uit het midden der Levieten; ~ 414 Num 5:2 | kinderen Israels, dat zij uit het leger wegzenden alle 415 Num 5:8 | de schuld aan hem weder uit te keren, zal die schuld, 416 Num 5:25 | 25 En de priester zal uit de hand van die vrouw het 417 Num 6:19 | en een ongezuurden koek uit den korf, en een ongezuurde 418 Num 8:6 | 6 Neem de Levieten uit het midden van de kinderen 419 Num 8:14 | En gij zult de Levieten uit het midden van de kinderen 420 Num 8:16 | gegeven, zij zijn Mij gegeven uit het midden van de kinderen 421 Num 8:16 | eerstgeborenen van een ieder uit de kinderen Israels, heb 422 Num 8:19 | zonen tot een gift gegeven, uit het midden van de kinderen 423 Num 9:1 | het tweede jaar, nadat zij uit Egypteland uitgetogen waren, 424 Num 9:13 | houden, zo zal diezelve ziel uit haar volken uitgeroeid worden; 425 Num 10:12 | togen op, naar hun tochten, uit de woestijn Sinai; en de 426 Num 10:33 | voor hen een rustplaats uit te speuren. ~ 427 Num 10:34 | daags over hen, als zij uit het leger verreisden. ~ 428 Num 11:16 | Verzamel Mij zeventig mannen uit de oudsten van Israel, dewelke 429 Num 11:20 | gehele maand toe, totdat het uit uw neus uitga, en u tot 430 Num 11:20 | zeggende: Waarom nu zijn wij uit Egypte getogen? ~ 431 Num 11:24 | 24 En Mozes ging uit, en sprak de woorden des 432 Num 11:24 | verzamelde zeventig mannen uit de oudsten des volks, en 433 Num 11:31 | 31 Toen voer een wind uit van den HEERE, en raapte 434 Num 12:4 | tot Mirjam: Gij drie, komt uit tot de tent der samenkomst! 435 Num 12:4 | samenkomst! En zij drie kwamen uit. ~ 436 Num 12:5 | Mirjam; en zij beiden kwamen uit. ~ 437 Num 12:12 | van wiens vlees, als hij uit zijns moeders lijf uitgaat, 438 Num 13:2 | 2 Zend u mannen uit: die het land Kanaan verspieden, 439 Num 13:3 | 3 Mozes dan zond hen uit de woestijn van Paran, naar 440 Num 14:13 | door Uw kracht dit volk uit het midden van hen doen 441 Num 14:44 | en Mozes scheidden niet uit het midden des legers. ~ 442 Num 15:30 | ziel zal uitgeroeid worden uit het midden van haar volk; ~ 443 Num 15:36 | hem de ganse vergadering uit tot buiten het leger, en 444 Num 15:41 | de HEERE, uw God, Die u uit Egypteland uitgevoerd heb, 445 Num 16:2 | tweehonderd en vijftig mannen uit de kinderen Israels, oversten 446 Num 16:13 | het te weinig, dat gij ons uit een land, van melk en honig 447 Num 16:21 | 21 Scheidt u af uit het midden van deze vergadering, 448 Num 16:27 | Dathan en Abiram gingen uit, staande in de deur hunner 449 Num 16:28 | daden te doen, dat zij niet uit mijn eigen hart zijn. ~ 450 Num 16:33 | overdekte hen, en zij kwamen om uit het midden der gemeente. ~ 451 Num 16:35 | 35 Daartoe ging een vuur uit van den HEERE, en verteerde 452 Num 16:37 | dat hij de wierookvaten uit den brand opneme; en strooi 453 Num 16:39 | hadden, en zij rekten ze uit tot een overtreksel voor 454 Num 16:40 | niemand vreemds, die niet uit het zaad van Aaron is, nadere 455 Num 16:45 | 45 Maak u op uit het midden van deze vergadering, 456 Num 17:9 | bracht Mozes al deze staven uit, van voor het aangezicht 457 Num 18:9 | bracht Mozes al deze staven uit, van voor het aangezicht 458 Num 18:19 | broederen, de Levieten, uit het midden der kinderen 459 Num 18:22 | heiligheid der heiligheden, uit het vuur: al hun offeranden, 460 Num 19:6 | broederen, de Levieten, uit het midden der kinderen 461 Num 19:9 | heiligheid der heiligheden, uit het vuur: al hun offeranden, 462 Num 20:5 | gijlieden ons doen optrekken uit Egypte, om ons te brengen 463 Num 20:8 | gij hun water voortbrengen uit den steenrots, en gij zult 464 Num 20:10 | zullen wij water voor ulieden uit deze steenrots hervoorbrengen? ~ 465 Num 20:11 | en er kwam veel waters uit, zodat de vergadering dronk, 466 Num 20:14 | Daarna zond Mozes boden uit Kades tot den koning van 467 Num 20:16 | Engel, en Hij leidde ons uit Egypte; en ziet, wij zijn 468 Num 20:26 | trek Aaron zijn klederen uit, en trek ze Eleazar, zijn 469 Num 20:28 | trok Aaron zijn klederen uit, en hij trok ze zijn zoon 470 Num 21:1 | voerde enige gevangenen uit denzelven gevankelijk weg. ~ 471 Num 21:5 | gijlieden ons doen optrekken uit Egypte, opdat wij sterven 472 Num 21:13 | de woestijn is, uitgaande uit de landpalen der Amorieten; 473 Num 21:23 | al zijn volk, en hij ging uit, Israel tegemoet, naar de 474 Num 21:26 | en hij had al zijn land uit zijn hand genomen, tot aan 475 Num 21:28 | er is een vuur uitgegaan uit Hesbon; een vlam uit de 476 Num 21:28 | uitgegaan uit Hesbon; een vlam uit de stad van Sihon; zij heeft 477 Num 21:32 | Amorieten, die er waren, uit de bezitting. ~ 478 Num 21:33 | de koning van Basan, ging uit hen tegemoet, hij en al 479 Num 22:5 | zeggende: Zie, er is een volk uit Egypte getogen; zie, het 480 Num 22:6 | het kunnen slaan, of het uit het land verdrijven; want 481 Num 22:11 | 11 Zie, er is een volk uit Egypte getogen, en het heeft 482 Num 22:23 | hand; daarom week de ezelin uit den weg, en ging in het 483 Num 22:36 | Bileam kwam, zo ging hij uit, hem tegemoet, tot de stad 484 Num 23:7 | zijn spreuk op, en zeide: Uit Syrie heeft mij Balak, de 485 Num 23:22 | 22 God heeft hen uit Egypte uitgevoerd; zijn 486 Num 24:6 | de beken breiden zij zich uit, als de hoven aan de rivieren; 487 Num 24:7 | 7 Er zal water uit zijn emmeren vloeien, en 488 Num 24:8 | 8 God heeft hem uit Egypte uitgevoerd; zijn 489 Num 24:13 | overtreden, doende goed of kwaad uit mijn eigen hart; wat de 490 Num 24:17 | zal een ster voortkomen uit Jakob, en er zal een scepter 491 Num 24:17 | Jakob, en er zal een scepter uit Israel opkomen; die zal 492 Num 24:19 | 19 En er zal een uit Jakob heersen, en hij zal 493 Num 24:19 | en hij zal de overigen uit de steden ombrengen. ~ 494 Num 25:6 | 6 En ziet, een man uit de kinderen Israels kwam, 495 Num 25:7 | dat zag, zo stond hij op uit het midden der vergadering, 496 Num 26:4 | den kinderen Israels, die uit Egypteland uitgetogen waren. ~ 497 Num 26:64 | onder dezen was niemand uit de getelden van Mozes en 498 Num 27:4 | zou de naam onzes vaders uit het midden van zijn geslacht 499 Num 30:2 | ontheiligen; naar alles, wat uit zijn mond gegaan is, zal 500 Num 30:12 | hoort, niets van al wat uit haar lippen gegaan is, van


1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3291

Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License