1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3291
Book Chapter: Verse
2501 Matt 13:1 | 1 En te dien dage Jezus, uit het huis gegaan zijnde,
2502 Matt 13:3 | zeggende: Ziet, een zaaier ging uit om te zaaien. ~
2503 Matt 13:41| uitzenden, en zij zullen uit Zijn Koninkrijk vergaderen
2504 Matt 13:48| nederzittende, lezen het goede uit in hun vaten, maar het kwade
2505 Matt 13:49| zullen uitgaan, en de bozen uit het midden der rechtvaardigen
2506 Matt 13:52| een heer des huizes, die uit zijn schat nieuwe en oude
2507 Matt 14:13| zijn Hem te voet gevolgd uit de steden. ~
2508 Matt 15:18| monde uitgaan, komen voort uit het hart, en dezelve ontreinigen
2509 Matt 15:19| 19 Want uit het hart komen voort boze
2510 Matt 15:22| ziet, een Kananese vrouw, uit die landpalen komende, riep
2511 Matt 16:1 | Hem, dat Hij hun een teken uit den hemel zou tonen. ~
2512 Matt 17:5 | overschaduwd; en ziet, een stem uit de wolk, zeggende: Deze
2513 Matt 17:9 | mensen zal opgestaan zijn uit de doden. ~
2514 Matt 17:18| en de duivel ging van hem uit, en het kind werd genezen
2515 Matt 17:21| dit geslacht vaart niet uit, dan door bidden en vasten. ~
2516 Matt 17:27| naar de zee, werp de angel uit, en de eerste vis, die opkomt,
2517 Matt 18:9 | oog u ergert, trekt het uit, en werpt het van u. Het
2518 Matt 18:12| honderd schapen had, en een uit dezelve afgedwaald ware,
2519 Matt 19:12| er zijn gesnedenen, die uit moeders lijf alzo geboren
2520 Matt 21:12| den tempel Gods, en dreef uit allen, die verkochten en
2521 Matt 21:16| hebt gij nooit gelezen: Uit de mond der jonge kinderen
2522 Matt 21:17| verlatende, ging Hij van daar uit de stad, naar Bethanie,
2523 Matt 21:19| bladeren; en zeide tot hem: Uit u worde geen vrucht meer
2524 Matt 21:25| Johannes, van waar was die, uit de hemel, of uit de mensen?
2525 Matt 21:25| was die, uit de hemel, of uit de mensen? En zij overlegden
2526 Matt 21:25| zeiden: Indien wij zeggen: Uit de hemel; zo zal Hij ons
2527 Matt 21:26| 26 En indien wij zeggen: Uit de mensen: zo vrezen wij
2528 Matt 21:39| nemende, wierpen zij hem uit, buiten de wijngaard, en
2529 Matt 22:3 | zond zijn dienstknechten uit, om de genoden ter bruiloft
2530 Matt 22:4 | hij andere dienstknechten uit, zeggende: Zegt den genoden:
2531 Matt 22:13| neemt hem weg, en werpt hem uit in de buitenste duisternis;
2532 Matt 22:16| 16 En zij zonden uit tot Hem hun discipelen,
2533 Matt 22:35| 35 En een uit hen, zijnde een Wetgeleerde,
2534 Matt 23:34| en schriftgeleerden, en uit dezelve zult gij sommigen
2535 Matt 23:34| en kruisigen, en sommigen uit dezelve zult gij geselen
2536 Matt 24:1 | 1 En Jezus ging uit en vertrok van den tempel;
2537 Matt 24:17| is, kome niet af, om iets uit zijn huis weg te nemen; ~
2538 Matt 24:26| in de woestijn; gaat niet uit; Ziet, hij is in de binnenkameren;
2539 Matt 24:31| uitverkorenen bijeenvergaderen uit de vier winden, van het
2540 Matt 25:1 | lampen namen, en gingen uit, den bruidegom tegemoet. ~
2541 Matt 25:6 | de bruidegom komt, gaat uit hem tegemoet! ~
2542 Matt 25:8 | olie; want onze lampen gaan uit. ~
2543 Matt 25:30| den onnutten dienstknecht uit in de buitenste duisternis;
2544 Matt 26:7 | kostelijke zalf, en goot ze uit op Zijn hoofd, daar Hij
2545 Matt 26:30| gezongen hadden, gingen zij uit naar den Olijfberg. ~
2546 Matt 26:51| uitstekende, trok zijn zwaard uit, en slaande den dienstknecht
2547 Matt 27:53| 53 En uit de graven uitgegaan zijnde,
2548 Matt 28:2 | des Heeren, nederdalende uit den hemel, kwam toe, en
2549 Matt 28:4 | 4 En uit vrees van hem zijn de wachters
2550 Mark 1:5 | Joodse land ging tot hem uit, en die van Jeruzalem; en
2551 Mark 1:10| 10 En terstond als Hij uit het water opklom, zag Hij
2552 Mark 1:11| En er geschiedde een stem uit de hemelen: Gij zijt Mijn
2553 Mark 1:12| terstond dreef Hem de Geest uit in de woestijn. ~
2554 Mark 1:23| onreinen geest, en hij riep uit, ~
2555 Mark 1:25| zeggende: Zwijg stil, en ga uit van hem. ~
2556 Mark 1:26| met een grote stem, ging uit van hem. ~
2557 Mark 1:28| Zijn gerucht ging terstond uit, in het gehele omliggende
2558 Mark 1:29| 29 En van stonde aan uit de synagoge gegaan zijnde,
2559 Mark 1:34| en wierp vele duivelen uit, en liet de duivelen niet
2560 Mark 1:35| opgestaan zijnde, ging Hij uit, en ging henen in een woeste
2561 Mark 1:39| Galilea, en wierp de duivelen uit. ~
2562 Mark 1:41| zijnde, strekte de hand uit, en raakte hem aan, en zeide
2563 Mark 2:12| opgenomen hebbende, ging hij uit in aller tegenwoordigheid;
2564 Mark 2:13| 13 En Hij ging wederom uit naar de zee; en de gehele
2565 Mark 3:5 | den mens: Strek uw hand uit. En hij strekte ze uit;
2566 Mark 3:5 | hand uit. En hij strekte ze uit; en zijn hand werd hersteld,
2567 Mark 3:15| genezen, en de duivelen uit te werpen. ~
2568 Mark 3:21| dit hoorden, gingen zij uit, om Hem vast te houden;
2569 Mark 3:22| duivelen werpt Hij de duivelen uit. ~
2570 Mark 4:3 | toe: ziet, een zaaier ging uit om te zaaien. ~
2571 Mark 5:2 | 2 En zo Hij uit het schip gegaan was, terstond
2572 Mark 5:2 | terstond ontmoette Hem, uit de graven, een mens met
2573 Mark 5:8 | hem: Gij onreine geest, ga uit van den mens!) ~
2574 Mark 5:14| het land. En zij gingen uit, om te zien, wat het was,
2575 Mark 6:7 | de twaalven, en begon hen uit te zenden twee en twee,
2576 Mark 6:13| zij wierpen vele duivelen uit, en zalfden vele kranken
2577 Mark 6:17| de gevangenis gebonden, uit oorzaak van Herodias, de
2578 Mark 6:54| 54 En als zij uit het schip gegaan waren,
2579 Mark 7:19| gaat in de heimelijkheid uit, reinigende al de spijzen. ~
2580 Mark 7:20| Hij zeide: Hetgeen uitgaat uit den mens, dat ontreinigt
2581 Mark 7:21| 21 Want van binnen uit het hart der mensen komen
2582 Mark 7:26| Griekse vrouw, van geboorte uit Syro-Fenicie; en zij bad
2583 Mark 7:26| Hij den duivel uitwierp uit haar dochter. ~
2584 Mark 7:29| wil ga heen, de duivel is uit uw dochter uitgevaren. ~
2585 Mark 8:11| 11 En de Farizeen gingen uit, en begonnen met Hem te
2586 Mark 8:23| hebbende, leidde Hij hem uit buiten het vlek, en spoog
2587 Mark 8:27| 27 En Jezus ging uit en Zijn discipelen naar
2588 Mark 8:32| dit woord sprak Hij vrij uit; en Petrus, Hem tot zich
2589 Mark 9:7 | overschaduwde, en een stem kwam uit de wolk, zeggende: Deze
2590 Mark 9:9 | wanneer de Zoon des mensen uit de doden zou opgestaan zijn. ~
2591 Mark 9:10| onder elkander, wat het was, uit de doden opstaan. ~
2592 Mark 9:17| 17 En een uit de schare, antwoordende,
2593 Mark 9:25| dove geest! Ik beveel u, ga uit van hem, en kom niet meer
2594 Mark 9:26| hem zeer scheurende, ging uit; en het kind werd als dood,
2595 Mark 9:47| oog u ergert, werpt het uit; het is u beter maar een
2596 Mark 11:1 | twee van Zijn discipelen uit, ~
2597 Mark 11:11| avondstond was, ging Hij uit naar Bethanie met de twaalven. ~
2598 Mark 11:12| des anderen daags, als zij uit Bethanie gingen, hongerde
2599 Mark 11:15| tempel verkochten en kochten, uit te drijven; en de tafelen
2600 Mark 11:19| laat geworden was, ging Hij uit buiten de stad. ~
2601 Mark 11:30| doop van Johannes, was die uit den hemel, of uit de mensen?
2602 Mark 11:30| was die uit den hemel, of uit de mensen? Antwoordt Mij. ~
2603 Mark 11:31| zeggende: Indien wij zeggen: Uit den hemel, zo zal Hij zeggen:
2604 Mark 11:32| Maar indien wij zeggen: Uit de mensen; zo vrezen wij
2605 Mark 12:8 | doodden hem, en wierpen hem uit, buiten den wijngaard. ~
2606 Mark 12:25| 25 Want als zij uit de doden zullen opgestaan
2607 Mark 12:30| Heere, uw God, liefhebben uit geheel uw hart, en uit geheel
2608 Mark 12:30| liefhebben uit geheel uw hart, en uit geheel uw ziel, en uit geheel
2609 Mark 12:30| en uit geheel uw ziel, en uit geheel uw verstand, en uit
2610 Mark 12:30| uit geheel uw verstand, en uit geheel uw kracht. Dit is
2611 Mark 12:33| 33 En Hem lief te hebben uit geheel het hart, en uit
2612 Mark 12:33| uit geheel het hart, en uit geheel het verstand, en
2613 Mark 12:33| geheel het verstand, en uit geheel de ziel, en uit geheel
2614 Mark 12:33| en uit geheel de ziel, en uit geheel de kracht; en den
2615 Mark 13:1 | 1 En als Hij uit den tempel ging, zeide een
2616 Mark 13:15| en ga niet in, om iets uit zijn huis weg te nemen. ~
2617 Mark 13:27| uitverkorenen bijeenvergaderen uit de vier winden, van het
2618 Mark 14:13| twee van Zijn discipelen uit, en zeide tot hen: Gaat
2619 Mark 14:16| En Zijn discipelen gingen uit, en kwamen in de stad, en
2620 Mark 14:20| zeide tot hen: Het is een uit de twaalven, die met Mij
2621 Mark 14:23| dien; en zij dronken allen uit denzelven. ~
2622 Mark 14:26| gezongen hadden, gingen zij uit naar den Olijfberg. ~
2623 Mark 15:8 | 8 En de schare riep uit, en begon te begeren, dat
2624 Mark 15:20| klederen aan, en leidden Hem uit, om Hem te kruisigen. ~
2625 Mark 15:46| Hem in een graf, hetwelk uit een steenrots gehouwen was;
2626 Mark 16:9 | eerst aan Maria Magdalena, uit welke Hij zeven duivelen
2627 Luk 1:5 | Abia; en zijn vrouw was uit de dochteren van Aaron,
2628 Luk 1:27 | man, wiens naam was Jozef, uit den huize Davids; en de
2629 Luk 1:35 | daarom ook, dat Heilige, Dat uit u geboren zal worden, zal
2630 Luk 1:42 | 42 En riep uit met een grote stem, en zeide:
2631 Luk 1:74 | Dat wij, verlost zijnde uit de hand onzer vijanden,
2632 Luk 1:78 | bezocht heeft de Opgang uit de hoogte; ~
2633 Luk 2:4 | ging ook op van Galilea, uit de stad Nazareth, naar Judea,
2634 Luk 2:4 | genaamd wordt, (omdat hij uit het huis en geslacht van
2635 Luk 2:35 | gaan) opdat de gedachten uit vele harten geopenbaard
2636 Luk 2:36 | een dochter van Fanuel, uit den stam van Aser; deze
2637 Luk 2:37 | jaren, dewelke niet week uit den tempel, met vasten en
2638 Luk 3:8 | ik zeg u, dat God zelfs uit deze stenen Abraham kinderen
2639 Luk 3:22 | dat er een stem geschiedde uit den hemel, zeggende: Gij
2640 Luk 4:14 | het gerucht van Hem ging uit door het gehele omliggende
2641 Luk 4:22 | de aangename woorden, die uit Zijn mond voortkwamen; en
2642 Luk 4:29 | opstaande, wierpen zij Hem uit, buiten de stad, en leidden
2643 Luk 4:33 | onreinen duivels; en hij riep uit met grote stemme, ~
2644 Luk 4:35 | Zwijg stil, en ga van hem uit. En de duivel, hem in het
2645 Luk 4:35 | geworpen hebbende, voer van hem uit, zonder hem iets te beschadigen. ~
2646 Luk 4:36 | geesten gebiedt, en zij varen uit? ~
2647 Luk 4:37 | het gerucht van Hem ging uit in alle plaatsen des omliggenden
2648 Luk 4:38 | Jezus, opgestaan zijnde uit de synagoge, ging in het
2649 Luk 4:41 | En er voeren ook duivelen uit van velen, roepende en zeggende:
2650 Luk 4:42 | als het dag werd, ging Hij uit, en trok naar een woeste
2651 Luk 5:3 | nederzittende, leerde Hij de scharen uit het schip. ~
2652 Luk 5:4 | diepte, en werp uw netten uit om te vangen. ~
2653 Luk 5:8 | Jezus, zeggende: Heere! ga uit van mij; want ik ben een
2654 Luk 5:27 | 27 En na dezen ging Hij uit, en zag een tollenaar, met
2655 Luk 6:10 | den mens: Strek uw hand uit. En hij deed alzo; en zijn
2656 Luk 6:13 | Zich, en verkoos er twaalf uit hen, die Hij ook apostelen
2657 Luk 6:19 | want er ging kracht van Hem uit, en Hij genas ze allen. ~
2658 Luk 6:42 | geveinsde! doe eerst den balk uit uw oog, en dan zult gij
2659 Luk 6:42 | bezien, om den splinter uit te doen, die in uws broeders
2660 Luk 6:44 | 44 Want ieder boom wordt uit zijn eigen vrucht gekend;
2661 Luk 6:45 | mens brengt het goede voort uit den goeden schat zijns harten;
2662 Luk 6:45 | mens brengt het kwade voort uit den kwaden schat zijns harten;
2663 Luk 6:45 | schat zijns harten; want uit den overvloed des harten
2664 Luk 7:17 | dit gerucht van Hem ging uit in geheel Judea, en in al
2665 Luk 8:5 | 5 Een zaaier ging uit, om zijn zaad te zaaien;
2666 Luk 8:12 | duivel, en neemt het Woord uit hun hart weg, opdat zij
2667 Luk 8:27 | ontmoette Hem een zeker man uit de stad, die van over langen
2668 Luk 8:35 | 35 En zij gingen uit, om te zien hetgeen geschied
2669 Luk 9:4 | aldaar, en gaat van daar uit. ~
2670 Luk 9:35 | En er geschiedde een stem uit de wolk, zeggende: Deze
2671 Luk 9:38 | een man van de schare riep uit, zeggende: Meester, ik bid
2672 Luk 9:52 | 52 En Hij zond boden uit voor Zijn aangezicht; en
2673 Luk 10:11 | 11 Ook het stof, dat uit uw stad aan ons kleeft,
2674 Luk 10:18 | satan, als een bliksem, uit den hemel vallen. ~
2675 Luk 10:27 | Heere, uw God, liefhebben, uit geheel uw hart, en uit geheel
2676 Luk 10:27 | uit geheel uw hart, en uit geheel uw ziel, en uit geheel
2677 Luk 10:27 | en uit geheel uw ziel, en uit geheel uw kracht, en uit
2678 Luk 10:27 | uit geheel uw kracht, en uit geheel uw verstand; en uw
2679 Luk 10:35 | langde hij twee penningen uit, en gaf ze den waard, en
2680 Luk 11:14 | En Hij wierp een duivel uit, en die was stom. En het
2681 Luk 11:15 | zeiden: Hij werpt de duivelen uit door Beelzebul, den overste
2682 Luk 11:16 | begeerden van Hem een teken uit den hemel. ~
2683 Luk 11:19 | wien werpen ze uw zonen uit? Daarom zullen dezen uw
2684 Luk 11:22 | vertrouwde, en deelt zijn roof uit. ~
2685 Luk 11:27 | vrouw, de stem verheffende uit de schare, tot Hem zeide:
2686 Luk 11:54 | leggende, en zoekende iets uit Zijn mond te bejagen, opdat
2687 Luk 12:13 | 13 En een uit de schare zeide tot Hem:
2688 Luk 12:15 | gelegen, dat iemand leeft uit zijn goederen. ~
2689 Luk 13:7 | en vind ze niet; houw hem uit; waartoe beslaat hij ook
2690 Luk 13:32 | vos: Zie, Ik werp duivelen uit, en maak gezond, heden en
2691 Luk 14:17 | hij zond zijn dienstknecht uit ten ure des avondmaals,
2692 Luk 14:21 | dienstknecht: Ga haastelijk uit in de straten en wijken
2693 Luk 14:23 | tot den dienstknecht: Ga uit in de wegen en heggen; en
2694 Luk 14:32 | Anderszins zendt hij gezanten uit, terwijl degene nog verre
2695 Luk 15:28 | Zo ging dan zijn vader uit, en bad hem. ~
2696 Luk 16:9 | Maakt uzelven vrienden uit den onrechtvaardigen Mammon,
2697 Luk 16:31 | waren het, dat er iemand uit de doden opstond, zich niet
2698 Luk 19:22 | Maar hij zeide tot hem: Uit uw mond zal ik u oordelen,
2699 Luk 19:39 | En sommigen der Farizeen uit de schare zeiden tot Hem:
2700 Luk 19:45 | in den tempel, begon Hij uit te drijven degenen, die
2701 Luk 20:4 | doop van Johannes, was die uit den Hemel, of uit de mensen? ~
2702 Luk 20:4 | was die uit den Hemel, of uit de mensen? ~
2703 Luk 20:5 | zeggende: Indien wij zeggen: Uit den Hemel; zo zal Hij zeggen:
2704 Luk 20:6 | 6 En indien wij zeggen: Uit de mensen; zo zal ons al
2705 Luk 20:12 | ook dezen, en wierpen hem uit. ~
2706 Luk 20:20 | waar, en zonden verspieders uit, die zichzelven veinsden
2707 Luk 20:35 | verwerven en de opstanding uit de doden, zullen noch trouwen,
2708 Luk 21:16 | en zij zullen er sommigen uit u doden. ~
2709 Luk 21:18 | 18 Doch niet een haar uit uw hoofd zal verloren gaan. ~
2710 Luk 21:30 | gij dat ziet, zo weet gij uit uzelven, dat de zomer nu
2711 Luk 21:37 | maar des nachts ging Hij uit, en vernachtte op den berg,
2712 Luk 22:3 | toegenaamd was Iskariot, zijnde uit het getal der twaalven. ~
2713 Luk 22:8 | zond Petrus en Johannes uit, zeggende: Gaat heen, en
2714 Luk 22:43 | Hem werd gezien een engel uit den hemel, die Hem versterkte. ~
2715 Luk 22:50 | 50 En een uit hen sloeg den dienstknecht
2716 Luk 22:71 | Want wij zelven hebben het uit Zijn mond gehoord. ~ ~ ~
2717 Luk 23:7 | 7 En verstaande, dat Hij uit het gebied van Herodes was,
2718 Luk 23:55 | die met Hem gekomen waren uit Galilea, volgden na en aanschouwden
2719 Luk 24:22 | Maar ook sommige vrouwen uit ons hebben ons ontsteld,
2720 Luk 24:27 | profeten, legde Hij hun uit, in al de Schriften, hetgeen
2721 Luk 24:31 | kenden Hem; en Hij kwam weg uit hun gezicht. ~
2722 Luk 24:49 | aangedaan zijn met kracht uit de hoogte. ~
2723 Joha 1:13| 13 Welke niet uit den bloede, noch uit den
2724 Joha 1:13| niet uit den bloede, noch uit den wil des vleses, noch
2725 Joha 1:13| den wil des vleses, noch uit den wil des mans, maar uit
2726 Joha 1:13| uit den wil des mans, maar uit God geboren zijn. ~
2727 Joha 1:16| 16 En uit Zijn volheid hebben wij
2728 Joha 1:24| En de afgezondenen waren uit de Farizeen; ~
2729 Joha 1:32| den Geest zien nederdalen uit den hemel, gelijk een duif,
2730 Joha 1:35| stond Johannes, en twee uit zijn discipelen. ~
2731 Joha 1:45| Filippus nu was van Bethsaida, uit de stad van Andreas en Petrus. ~
2732 Joha 1:47| Nathanael zeide tot hem: Kan uit Nazareth iets goeds zijn?
2733 Joha 2:15| hebbende, dreef Hij ze allen uit den tempel, ook de schapen
2734 Joha 2:15| der wisselaren stortte Hij uit, en keerde de tafelen om. ~
2735 Joha 3:1 | 1 En er was een mens uit de Farizeen, wiens naam
2736 Joha 3:5 | iemand niet geboren wordt uit water en Geest, hij kan
2737 Joha 3:6 | 6 Hetgeen uit het vlees geboren is, dat
2738 Joha 3:6 | dat is vlees; en hetgeen uit den Geest geboren is, dat
2739 Joha 3:8 | alzo is een iegelijk, die uit den Geest geboren is. ~
2740 Joha 3:13| opgevaren in den hemel, dan Die uit den hemel nedergekomen is,
2741 Joha 3:25| dan een vraag van enigen uit de discipelen van Johannes
2742 Joha 3:27| ding aannemen, zo het hem uit de hemel niet gegeven zij. ~
2743 Joha 3:31| komt, is boven allen; die uit de aarde is voortgekomen
2744 Joha 3:31| aarde is voortgekomen die is uit de aarde, en spreekt uit
2745 Joha 3:31| uit de aarde, en spreekt uit de aarde. Die uit den hemel
2746 Joha 3:31| spreekt uit de aarde. Die uit den hemel komt, is boven
2747 Joha 4:7 | 7 Er kwam een vrouw uit Samaria om water te putten.
2748 Joha 4:22| weten; want de zaligheid is uit de Joden. ~
2749 Joha 4:30| 30 Zij dan gingen uit de stad, en kwamen tot Hem. ~
2750 Joha 4:39| En velen der Samaritanen uit die stad geloofden in Hem,
2751 Joha 4:47| gehoord hebbende, dat Jezus uit Judea in Galilea kwam, ging
2752 Joha 4:54| wederom gedaan, als Hij uit Judea in Galilea gekomen
2753 Joha 5:24| de verdoemenis, maar is uit den dood overgegaan in het
2754 Joha 6:31| is: Hij gaf hun het brood uit den hemel te eten. ~
2755 Joha 6:32| u niet gegeven het brood uit den hemel; maar Mijn Vader
2756 Joha 6:32| Vader geeft u dat ware Brood uit den hemel. ~
2757 Joha 6:33| het Brood Gods is Hij, Die uit den hemel nederdaalt, en
2758 Joha 6:38| 38 Want Ik ben uit den hemel nedergedaald,
2759 Joha 6:41| had: Ik ben het Brood, Dat uit den hemel nedergedaald is. ~
2760 Joha 6:42| Hoe zegt Deze dan: Ik ben uit den hemel nedergedaald? ~
2761 Joha 6:50| 50 Dit is het Brood, dat uit den hemel nederdaalt, opdat
2762 Joha 6:51| ben dat levende Brood, dat uit den hemel nedergedaald is;
2763 Joha 6:58| 58 Dit is het Brood, dat uit den hemel nedergedaald is;
2764 Joha 6:70| twaalf uitverkoren? En een uit u is een duivel. ~
2765 Joha 7:17| deze leer bekennen, of zij uit God is, dan of Ik van Mijzelven
2766 Joha 7:22| besnijdenis gegeven (niet dat zij uit Mozes is, maar uit de vaderen),
2767 Joha 7:22| dat zij uit Mozes is, maar uit de vaderen), en gij besnijdt
2768 Joha 7:25| 25 Sommigen dan uit die van Jeruzalem zeiden:
2769 Joha 7:31| 31 En velen uit de schare geloofden in Hem,
2770 Joha 7:38| des levenden waters zullen uit zijn buik vloeien. ~
2771 Joha 7:40| 40 Velen dan uit de schare, deze rede horende,
2772 Joha 7:41| zeiden: Zal dan de Christus uit Galilea komen? ~
2773 Joha 7:42| dat de Christus komen zal uit den zade Davids, en van
2774 Joha 7:48| 48 Heeft iemand uit de oversten in Hem geloofd,
2775 Joha 7:48| oversten in Hem geloofd, of uit de Farizeen? ~
2776 Joha 7:50| gekomen was, zijnde een uit hen: ~
2777 Joha 7:52| zeiden tot hem: Zijt gij ook uit Galilea? Onderzoek en zie,
2778 Joha 7:52| Galilea? Onderzoek en zie, dat uit Galilea geen profeet opgestaan
2779 Joha 8:9 | overtuigd zijnde, gingen uit, de een na den andere, beginnende
2780 Joha 8:23| ben van boven; gij zijt uit deze wereld, Ik ben niet
2781 Joha 8:23| deze wereld, Ik ben niet uit deze wereld. ~
2782 Joha 8:41| Hem: Wij zijn niet geboren uit hoererij; wij hebben een
2783 Joha 8:44| 44 Gij zijt uit den vader den duivel, en
2784 Joha 8:44| spreekt, zo spreekt hij uit zijn eigen; want hij is
2785 Joha 8:47| 47 Die uit God is, hoort de woorden
2786 Joha 8:47| gijlieden niet, omdat gij uit God niet zijt. ~
2787 Joha 8:59| Jezus verborg Zich, en ging uit den tempel, gaande door
2788 Joha 9:6 | de aarde, en maakte slijk uit dat speeksel, en streek
2789 Joha 9:16| 16 Sommigen dan uit de Farizeen zeiden: Deze
2790 Joha 9:22| Christus te zijn, dat die uit de synagoge zou geworpen
2791 Joha 9:34| ons? En zij wierpen hem uit. ~
2792 Joha 9:40| 40 En dit hoorden enigen uit de Farizeen, die bij Hem
2793 Joha 10:3 | schapen bij name, en leidt ze uit. ~
2794 Joha 10:28| en niemand zal dezelve uit Mijn hand rukken. ~
2795 Joha 10:29| en niemand kan ze rukken uit de hand Mijns Vaders. ~
2796 Joha 10:39| grijpen, en Hij ontging uit hun hand. ~
2797 Joha 11:1 | genaamd Lazarus, van Bethanie, uit het vlek van Maria en haar
2798 Joha 11:11| maar Ik ga heen, om hem uit den slaap op te wekken. ~
2799 Joha 11:19| 19 En velen uit de Joden waren gekomen tot
2800 Joha 11:37| 37 En sommigen uit hen zeiden: Kon Hij, Die
2801 Joha 11:43| grote stemme: Lazarus, kom uit! ~
2802 Joha 11:44| 44 En de gestorvene kwam uit, gebonden aan handen en
2803 Joha 11:45| 45 Velen dan uit de Joden, die tot Maria
2804 Joha 11:49| 49 En een uit hen, namelijk Kajafas, die
2805 Joha 11:51| 51 En dit zeide hij niet uit zichzelven; maar, zijnde
2806 Joha 11:55| Joden was nabij, en velen uit dat land gingen op naar
2807 Joha 12:1 | welken Hij opgewekt had uit de doden. ~
2808 Joha 12:9 | Lazarus zouden zien, dien Hij uit de doden opgewekt had. ~
2809 Joha 12:13| van palmbomen, en gingen uit Hem tegemoet, en riepen:
2810 Joha 12:17| getuigde dat Hij Lazarus uit het graf geroepen, en hem
2811 Joha 12:17| het graf geroepen, en hem uit de doden opgewekt had. ~
2812 Joha 12:20| er waren sommige Grieken uit degenen, die opgekomen waren,
2813 Joha 12:27| zeggen? Vader, verlos Mij uit deze ure! Maar hierom ben
2814 Joha 12:28| Naam. Er kwam dan een stem uit den hemel, zeggende: En
2815 Joha 12:34| antwoordde Hem: Wij hebben uit de wet gehoord, dat de Christus
2816 Joha 12:42| geloofden ook zelfs velen uit de oversten in Hem; maar
2817 Joha 12:42| zij het niet; opdat zij uit de synagoge niet zouden
2818 Joha 12:49| 49 Want Ik heb uit Mijzelven niet gesproken;
2819 Joha 13:1 | ure gekomen was, dat Hij uit deze wereld zou overgaan
2820 Joha 13:30| hebbende, ging terstond uit. En het was nacht. ~
2821 Joha 15:19| wereld niet zijt, maar Ik u uit de wereld heb uitverkoren,
2822 Joha 16:2 | 2 Zij zullen u uit de synagogen werpen; ja,
2823 Joha 16:14| verheerlijken; want Hij zal het uit het Mijne nemen, en zal
2824 Joha 16:15| heb Ik gezegd, dat Hij het uit het Mijne zal nemen, en
2825 Joha 16:17| 17 Sommigen dan uit Zijn discipelen zeiden tot
2826 Joha 17:6 | den mensen, die Gij Mij uit de wereld gegeven hebt.
2827 Joha 17:12| heb Ik bewaard, en niemand uit hen is verloren gegaan,
2828 Joha 17:15| Ik bid niet, dat Gij hen uit de wereld wegneemt, maar
2829 Joha 18:1 | dit gezegd hebbende, ging uit met Zijn discipelen over
2830 Joha 18:4 | over Hem komen zou, ging uit, en zeide tot hen: Wien
2831 Joha 18:9 | worden, dat Hij gezegd had: Uit degenen, die Gij Mij gegeven
2832 Joha 18:10| een zwaard, trok hetzelve uit, en sloeg des hogepriesters
2833 Joha 18:16| hogepriester bekend was, ging uit, en sprak met de deurwaarster,
2834 Joha 18:17| Petrus: Zijt ook gij niet uit de discipelen van dezen
2835 Joha 18:25| tot hem: Zijt gij ook niet uit Zijn discipelen? Hij loochende
2836 Joha 18:29| Pilatus dan ging tot hen uit, en zeide: Wat beschuldiging
2837 Joha 18:37| geven zou. Een iegelijk, die uit de waarheid is, hoort Mijn
2838 Joha 18:38| gezegd had, ging hij wederom uit tot de Joden, en zeide tot
2839 Joha 19:4 | Pilatus dan kwam wederom uit, en zeide tot hen: Ziet,
2840 Joha 19:4 | ik breng Hem tot ulieden uit, opdat gij wetet, dat ik
2841 Joha 19:5 | 5 Jezus dan kwam uit, dragende de doornenkroon,
2842 Joha 19:13| hoorde, bracht hij Jezus uit, en zat neder op den rechterstoel,
2843 Joha 19:17| dragende Zijn kruis, ging uit naar de plaats, genaamd
2844 Joha 19:34| terstond kwam er bloed en water uit. ~
2845 Joha 20:2 | hebben den Heere weggenomen uit het graf, en wij weten niet,
2846 Joha 20:3 | 3 Petrus dan ging uit, en de andere discipel,
2847 Joha 21:3 | gaan ook met u. Zij gingen uit, en traden terstond in het
2848 Joha 21:23| 23 Dit woord dan ging uit onder de broederen, dat
2849 Hand 2:2 | er geschiedde haastelijk uit den hemel een geluid, gelijk
2850 Hand 2:4 | zoals de Geest hun gaf uit te spreken. ~
2851 Hand 2:29| het is mij geoorloofd vrij uit tot u te spreken van den
2852 Hand 2:30| ede gezworen had, dat hij uit de vrucht zijner lenden,
2853 Hand 3:15| Welken God opgewekt heeft uit de doden; waarvan wij getuigen
2854 Hand 3:22| u een Profeet verwekken, uit uw broederen, gelijk mij;
2855 Hand 3:23| hebben, uitgeroeid zal worden uit den volke. ~
2856 Hand 4:2 | verkondigden in Jezus de opstanding uit de doden. ~
2857 Hand 4:15| En hun geboden hebbende uit te gaan buiten den raad,
2858 Hand 4:36| een Leviet, van geboorte uit Cyprus, ~
2859 Hand 5:1 | een hoofdman over honderd, uit de bende, genaamd de Italiaanse; ~
2860 Hand 5:41| gedronken hebben, nadat Hij uit de doden opgestaan was. ~
2861 Hand 5:45| 45 En de gelovigen, die uit de besnijdenis waren, zovelen
2862 Hand 6:2 | twistten tegen hem degenen, die uit de besnijdenis waren, ~
2863 Hand 6:5 | vier hoeken nedergelaten uit den hemel, en het kwam tot
2864 Hand 6:9 | antwoordde mij ten tweeden male uit den hemel: Hetgeen God gereinigd
2865 Hand 6:20| Cyprische en Cyreneische mannen uit hen, welken te Antiochie
2866 Hand 6:22| en zij zonden Barnabas uit, dat hij het land doorging
2867 Hand 6:25| 25 En Barnabas ging uit naar Tarsen, om Saulus te
2868 Hand 6:28| 28 En een uit hen, met name Agabus, stond
2869 Hand 6:41| heeft, en mij verlost heeft uit de hand van Herodes, en
2870 Hand 6:41| de hand van Herodes, en uit al de verwachting van het
2871 Hand 6:47| hij hun, hoe hem de Heere uit de gevangenis uitgeleid
2872 Hand 7:21| den zoon van Kis, een man uit den stam van Benjamin, veertig
2873 Hand 7:30| 30 Maar God heeft Hem uit de doden opgewekt; ~
2874 Hand 7:34| 34 En dat Hij Hem uit de doden heeft opgewekt,
2875 Hand 7:42| de Joden uitgegaan waren uit de synagoge, baden de heidenen,
2876 Hand 7:50| Barnabas, en wierpen ze uit hun landpalen. ~
2877 Hand 8:20| daags ging hij met Barnabas uit naar Derbe. ~
2878 Hand 9:2 | Barnabas, en enige anderen uit hen, zouden opgaan tot de
2879 Hand 9:14| heidenen heeft bezocht, om uit hen een volk aan te nemen
2880 Hand 9:19| ik, dat men degenen, die uit de heidenen zich tot God
2881 Hand 9:22| goed gedacht, enige mannen uit zich te verkiezen, en met
2882 Hand 9:23| broeders wensen den broederen uit de heidenen, die in Antiochie,
2883 Hand 10:18| haar uitgaat. En hij ging uit ter zelfder ure. ~
2884 Hand 10:36| losgelaten worden; gaat dan nu uit, en reist heen in vrede. ~
2885 Hand 10:39| begeerden zij, dat zij uit de stad gaan zouden. ~
2886 Hand 10:40| 40 En uitgegaan zijnde uit de gevangenis, gingen zij
2887 Hand 10:40| vertroostten zij dezelve, en gingen uit de stad. ~ ~
2888 Hand 11:2 | lang handelde hij met hen uit de Schriften, ~
2889 Hand 11:3 | moest lijden en opstaan uit de doden, en dat deze Jezus
2890 Hand 11:4 | 4 En sommigen uit hen geloofden, en werden
2891 Hand 11:5 | tot zich enige boze mannen uit de marktboeven, en maakten,
2892 Hand 11:12| 12 Velen dan uit hen geloofden, en van de
2893 Hand 11:26| 26 En heeft uit een bloede het ganse geslacht
2894 Hand 11:31| aan allen, dewijl Hij Hem uit de doden opgewekt heeft. ~
2895 Hand 11:33| 33 En alzo is Paulus uit het midden van hen uitgegaan. ~
2896 Hand 12:2 | name Aquila, van geboorte uit Pontus, die onlangs van
2897 Hand 12:2 | bevolen had, dat al de Joden uit Rome vertrekken zouden),
2898 Hand 12:26| weg Gods bescheidenlijker uit. ~
2899 Hand 13:16| dat zij naakt en gewond uit dat huis ontvloden. ~
2900 Hand 13:25| Mannen, gij weet, dat wij uit dit gewin onze welvaart
2901 Hand 13:33| 33 En zij deden Alexander uit de schare voortkomen, alzo
2902 Hand 13:35| Diana, en van het beeld, dat uit den hemel gevallen is? ~
2903 Hand 14:1 | en gegroet hebbende, ging uit om naar Macedonie te reizen. ~
2904 Hand 14:7 | en hij strekte zijne rede uit tot den middernacht. ~
2905 Hand 14:30| 30 En uit uzelven zullen mannen opstaan,
2906 Hand 15:5 | doorgebracht hadden, gingen wij uit, en reisden voort; en zij
2907 Hand 16:6 | den middag, dat snellijk uit den hemel een groot licht
2908 Hand 16:14| Rechtvaardige te zien, en de stem uit Zijn mond te horen. ~
2909 Hand 16:18| Spoed u, en ga in der haast uit Jeruzalem; want zij zullen
2910 Hand 17:10| krijgsvolk zou afkomen, en hem uit het midden van hen wegrukken,
2911 Hand 17:21| meer dan veertig mannen uit hen leggen hem lagen, welke
2912 Hand 17:34| gelezen hebbende, vraagde, uit wat provincie hij was; en
2913 Hand 18:7 | heeft hem met groot geweld uit onze handen weggebracht; ~
2914 Hand 18:18| met beroerte, enige Joden uit Azie; ~
2915 Hand 18:22| gehoord had, stelde hij hen uit, zeggende: Als ik nader
2916 Hand 19:11| zo kan niemand mij hun uit gunst overgeven. Ik beroep
2917 Hand 19:16| niet hebben, enigen mens uit gunst ter dood over te geven,
2918 Hand 20:1 | Toen strekte Paulus de hand uit, en verantwoordde zich aldus: ~
2919 Hand 20:23| moest, en dat Hij, de Eerste uit de opstanding der doden
2920 Hand 21:19| handen het scheepsgereedschap uit. ~
2921 Hand 21:28| zij wederom het dieplood uit, en vonden vijftien vademen; ~
2922 Hand 21:29| ankers van het achterschip uit, en wensten, dat het dag
2923 Hand 21:30| de scheepslieden zochten uit het schip te vlieden, en
2924 Hand 21:30| onder den schijn, alsof zij uit het voorschip de ankers
2925 Hand 21:38| schip, en wierpen het koren uit in de zee. ~
2926 Hand 22:3 | gelegd had, kwam er een adder uit door de hitte, en vatte
2927 Hand 22:4 | niet laat leven, daar hij uit de zee ontkomen is. ~
2928 Hand 22:17| gewoonten, ben gebonden uit Jeruzalem overgeleverd in
2929 Hand 22:23| het geloof in Jezus, beide uit de wet van Mozes en de profeten,
2930 Rom 1:3 | Zijn Zoon,, Die geworden is uit het zaad van David, naar
2931 Rom 1:4 | Geest der heiligmaking, uit de opstanding der doden)
2932 Rom 1:17 | in hetzelve geopenbaard uit geloof tot geloof; gelijk
2933 Rom 1:17 | Maar de rechtvaardige zal uit het geloof leven. ~
2934 Rom 1:20 | schepping der wereld aan, uit de schepselen verstaan en
2935 Rom 2:18 | verschillen, zijnde onderwezen uit de wet; ~
2936 Rom 2:27 | En zal de voorhuid, die uit de natuur is, als zij de
2937 Rom 2:29 | besnijdenis; wiens lof niet is uit de mensen, maar uit God. ~ ~ ~
2938 Rom 2:29 | niet is uit de mensen, maar uit God. ~ ~ ~
2939 Rom 3:20 | 20 Daarom zal uit de werken der wet geen vlees
2940 Rom 3:24 | om niet gerechtvaardigd, uit Zijn genade, door de verlossing,
2941 Rom 3:26 | rechtvaardigende dengene, die uit het geloof van Jezus is. ~
2942 Rom 3:30 | besnijdenis rechtvaardigen zal uit het geloof, en de voorhuid
2943 Rom 4:2 | 2 Want indien Abraham uit de werken gerechtvaardigd
2944 Rom 4:12 | namelijk, die niet alleen uit de besnijdenis zijn, maar
2945 Rom 4:14 | Want indien degenen, die uit de wet zijn, erfgenamen
2946 Rom 4:16 | 16 Daarom is zij uit het geloof, opdat zij naar
2947 Rom 4:16 | den zade, niet alleen dat uit de wet is, maar ook dat
2948 Rom 4:16 | de wet is, maar ook dat uit het geloof Abrahams is,
2949 Rom 4:24 | Die Jezus, onzen Heere, uit de doden opgewekt heeft; ~
2950 Rom 5:1 | gerechtvaardigd zijnde uit het geloof, hebben vrede
2951 Rom 5:16 | gift; want de schuld is wel uit een misdaad tot verdoemenis,
2952 Rom 5:16 | verdoemenis, maar de genadegift is uit vele misdaden tot rechtvaardigmaking. ~
2953 Rom 6:4 | opdat, gelijkerwijs Christus uit de doden opgewekt is tot
2954 Rom 6:9 | Christus, opgewekt zijnde uit de doden, niet meer sterft;
2955 Rom 6:13 | stelt uzelven Gode, als uit de doden levende geworden
2956 Rom 7:24 | mens, wie zal mij verlossen uit het lichaam dezes doods? ~
2957 Rom 8:11 | Geest Desgenen, Die Jezus uit de doden opgewekt heeft,
2958 Rom 8:11 | zo zal Hij, Die Christus uit de doden opgewekt heeft,
2959 Rom 9:5 | Welker zijn de vaders, en uit welke Christus is, zoveel
2960 Rom 9:6 | zijn niet allen Israel, die uit Israel zijn. ~
2961 Rom 9:10 | daarvan een bewijs, als zij uit een bevrucht was, namelijk
2962 Rom 9:11 | verkiezing is, vast bleve, niet uit de werken, maar uit den
2963 Rom 9:11 | niet uit de werken, maar uit den Roepende; ~
2964 Rom 9:21 | macht over het leem, om uit denzelfden klomp te maken,
2965 Rom 9:24 | namelijk ons, niet alleen uit de Joden, maar ook uit de
2966 Rom 9:24 | alleen uit de Joden, maar ook uit de heidenen. ~
2967 Rom 9:30 | de rechtvaardigheid, die uit het geloof is. ~
2968 Rom 9:32 | Omdat zij die zochten niet uit het geloof, maar als uit
2969 Rom 9:32 | uit het geloof, maar als uit de werken der wet, want
2970 Rom 10:5 | de rechtvaardigheid, die uit de wet is, zeggende: De
2971 Rom 10:6 | de rechtvaardigheid, die uit het geloof is, spreekt aldus:
2972 Rom 10:7 | nederdalen? Hetzelve is Christus uit de doden opbrengen. ~
2973 Rom 10:9 | hart geloven, dat God Hem uit de doden opgewekt heeft,
2974 Rom 10:17 | 17 Zo is dan het geloof uit het gehoor, en het gehoor
2975 Rom 11:1 | ik ben ook een Israeliet, uit het zaad Abrahams, van den
2976 Rom 11:6 | is, zo is het niet meer uit de werken; anderszins is
2977 Rom 11:6 | genade meer; en indien het is uit de werken, zo is het geen
2978 Rom 11:14 | jaloersheid verwekken, en enigen uit hen behouden mocht. ~
2979 Rom 11:15 | wezen, anders dan het leven uit de doden? ~
2980 Rom 11:24 | indien gij afgehouwen zijt uit den olijfboom, die van nature
2981 Rom 11:26 | geschreven is: De Verlosser zal uit Sion komen en zal de goddeloosheden
2982 Rom 11:36 | 36 Want uit Hem, en door Hem, en tot
2983 Rom 13:11 | het de ure is, dat wij nu uit den slaap opwaken; want
2984 Rom 14:23 | veroordeeld, omdat hij niet uit het geloof eet. En al wat
2985 Rom 14:23 | het geloof eet. En al wat uit het geloof niet is, dat
2986 1Kor 1:30| 30 Maar uit Hem zijt gij in Christus
2987 1Kor 2:12| wereld, maar den Geest, Die uit God is, opdat wij zouden
2988 1Kor 5:2 | leed gedragen, opdat hij uit het midden van u weggedaan
2989 1Kor 5:7 | dan den ouden zuurdesem uit, opdat gij een nieuw deeg
2990 1Kor 5:10| anders zoudt gij moeten uit de wereld gaan. ~
2991 1Kor 5:13| God. En doet gij deze boze uit ulieden weg. ~ ~ ~
2992 1Kor 7:6 | 6 Doch dit zeg ik uit toelating, niet uit bevel. ~
2993 1Kor 7:6 | zeg ik uit toelating, niet uit bevel. ~
2994 1Kor 8:6 | maar een God, den Vader, uit Welken alle dingen zijn,
2995 1Kor 10:4 | hebben; want zij dronken uit de geestelijke steenrots,
2996 1Kor 11:8 | 8 Want de man is uit de vrouw niet, maar de vrouw
2997 1Kor 11:8 | vrouw niet, maar de vrouw is uit den man. ~
2998 1Kor 11:12| Want gelijkerwijs de vrouw uit den man is, alzo is ook
2999 1Kor 11:12| vrouw; doch alle dingen zijn uit God. ~
3000 1Kor 15:12| gepredikt wordt, dat Hij uit de doden opgewekt is, hoe
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3291 |