1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3143
Book Chapter: Verse
2501 Eze 3:25 | daarmede binden; daarom zult gij niet uitgaan in het
2502 Eze 3:26 | kleven, dat gij stom worden zult, en zult hun niet zijn tot
2503 Eze 3:26 | gij stom worden zult, en zult hun niet zijn tot een bestraffenden
2504 Eze 3:27 | uw mond opendoen, en gij zult tot hen zeggen: Zo zegt
2505 Eze 4:3 | belegering kome, en gij zult ze belegeren. Dit zij
2506 Eze 4:4 | der dagen, dat gij daarop zult liggen, zult gij hun ongerechtigheid
2507 Eze 4:4 | gij daarop zult liggen, zult gij hun ongerechtigheid
2508 Eze 4:5 | het huis Israels dragen zult. ~
2509 Eze 4:6 | Als gij nu deze voleinden zult, lig ten anderen male neder
2510 Eze 4:6 | uw rechterzijde, en gij zult de ongerechtigheid van het
2511 Eze 4:7 | 7 Daarom zult gij uw aangezicht richten
2512 Eze 4:7 | zal ontbloot zijn; en gij zult tegen haar profeteren. ~
2513 Eze 4:9 | uw zijde nederliggen zult, driehonderd en negentig
2514 Eze 4:9 | driehonderd en negentig dagen, zult gij dat eten. ~
2515 Eze 4:10 | spijze nu, die gij eten zult, zal in gewicht zijn twintig
2516 Eze 4:10 | daags; van tijd tot tijd zult gij die eten. ~
2517 Eze 4:11 | 11 Gij zult ook water naar zekere maat
2518 Eze 4:11 | een hin; van tijd tot tijd zult gij het drinken. ~
2519 Eze 4:12 | 12 En gij zult een gerstekoek eten, en
2520 Eze 4:12 | gerstekoek eten, en dien zult gij met drek van des mensen
2521 Eze 4:15 | gegeven voor mensendrek, zo zult gij uw brood daarmede bereiden. ~
2522 Eze 5:1 | scheermes der barbieren zult gij u nemen, hetwelk gij
2523 Eze 5:1 | gij u nemen, hetwelk gij zult laten gaan over uw hoofd
2524 Eze 5:1 | en over uw baard; daarna zult gij u een weegschaal
2525 Eze 5:2 | 2 Een derde deel zult gij in het midden der stad
2526 Eze 5:2 | belegering vervuld worden; dan zult gij een derde deel nemen,
2527 Eze 5:2 | hetzelve, en een derde deel zult gij in den wind strooien;
2528 Eze 5:3 | 3 Gij zult ook weinige in getal daarvan
2529 Eze 5:4 | 4 En nog zult gij van die nemen, en die
2530 Eze 5:4 | het midden des vuurs, en zult ze verbranden met vuur;
2531 Eze 6:8 | overblijfsel laten, als gij enigen zult hebben, die het zwaard ontkomen
2532 Eze 6:8 | wanneer gij in de landen zult verstrooid worden. ~
2533 Eze 6:13 | 13 Dan zult gij weten, dat Ik de HEERE
2534 Eze 7:4 | van u zijn, en gijlieden zult weten, dat Ik de HEERE
2535 Eze 7:9 | van u zijn; en gijlieden zult weten, dat Ik de HEERE
2536 Eze 8:6 | heiligdom verre wegga? Doch gij zult nog wederom grote gruwelen
2537 Eze 8:13 | En Hij zeide tot mij: Gij zult nog wederom grote gruwelen
2538 Eze 8:15 | mensenkind, dat gezien? Gij zult nog wederom grotere gruwelen
2539 Eze 9:8 | zeide: Ach, Heere HEERE, zult Gij al het overblijfsel
2540 Eze 11:10 | 10 Gij zult door het zwaard vallen;
2541 Eze 11:10 | zal Ik u richten, en gij zult weten, dat Ik de HEERE ben. ~
2542 Eze 11:11 | tot een pot zijn, en gij zult in het midden derzelve niet
2543 Eze 11:12 | 12 En gij zult weten, dat Ik de HEERE ben,
2544 Eze 11:13 | zeide: Ach, Heere HEERE! zult Gij gans een voleinding
2545 Eze 12:3 | dag voor hun ogen; en gij zult vertrekken van uw plaats
2546 Eze 12:4 | 4 Gij zult dan uw gereedschap bij dag
2547 Eze 12:4 | die vertrekken; daarna zult gij in den avond uitgaan
2548 Eze 12:6 | 6 Voor hun ogen zult gij het op de schouders
2549 Eze 12:6 | schouders dragen, in donker zult gij het uitbrengen; uw aangezicht
2550 Eze 12:6 | uitbrengen; uw aangezicht zult gij bedekken, dat gij het
2551 Eze 12:18 | 18 Mensenkind, gij zult uw brood eten met beven,
2552 Eze 12:18 | eten met beven, en uw water zult gij met beroerte en met
2553 Eze 12:19 | 19 En gij zult tot het volk des lands zeggen:
2554 Eze 12:20 | een wildernis zijn; en gij zult weten, dat Ik de HEERE ben. ~
2555 Eze 13:9 | Israels niet komen; en gij zult weten, dat Ik de Heere HEERE
2556 Eze 13:11 | gij, o grote hagelstenen, zult vallen, en een grote stormwind
2557 Eze 13:14 | zal de stad vallen, en gij zult in het midden van haar
2558 Eze 13:14 | van haar omkomen; en gij zult weten, dat Ik de HEERE ben. ~
2559 Eze 13:18 | de zielen te jagen! Zult gij de zielen Mijns volks
2560 Eze 13:18 | zielen Mijns volks jagen, en zult gij u de zielen in het leven
2561 Eze 13:19 | 19 En zult gij Mij ontheiligen bij
2562 Eze 13:21 | zijn tot een jacht; en gij zult weten, dat Ik de HEERE ben. ~
2563 Eze 13:23 | 23 Daarom zult gij niet meer ijdelheid
2564 Eze 13:23 | uit uw hand redden, en gij zult weten, dat Ik de HEERE ben. ~ ~
2565 Eze 14:8 | Mijns volks; en gijlieden zult weten, dat Ik de HEERE
2566 Eze 14:22 | ulieden uitkomen, en gij zult hun weg zien, en hun
2567 Eze 14:22 | handelingen; en gij zult vertroost worden over het
2568 Eze 14:23 | en hun handelingen zien zult; en gij zult weten, dat
2569 Eze 14:23 | handelingen zien zult; en gij zult weten, dat Ik niet zonder
2570 Eze 15:7 | vuur hen verteren; en gij zult weten, dat Ik de HEERE ben,
2571 Eze 16:41 | een hoer te zijn, en gij zult ook niet meer hoerenloon
2572 Eze 16:43 | Heere HEERE; en gij zult die schandelijke daad niet
2573 Eze 16:54 | hebt, als gij haar troosten zult. ~
2574 Eze 16:55 | tot haar vorigen staat, zult gij ook en uw dochteren
2575 Eze 16:61 | 61 Dan zult gij uwer wegen gedenken
2576 Eze 16:61 | groter zijn dan gij, aannemen zult; want Ik zal u dezelve geven
2577 Eze 16:62 | met u oprichten, en gij zult weten, dat Ik de HEERE ben; ~
2578 Eze 17:21 | verstrooid worden; en gijlieden zult weten, dat Ik, de HEERE,
2579 Eze 20:38 | niet weder komen, en gij zult weten, dat Ik de HEERE ben. ~
2580 Eze 20:41 | de landen, in dewelke gij zult verstrooid zijn, en Ik
2581 Eze 20:42 | 42 En gij zult weten, dat Ik de HEERE ben,
2582 Eze 20:43 | 43 Daar zult gij dan gedenken aan uw
2583 Eze 20:43 | verontreinigd hebt, en gij zult van u zelven een walging
2584 Eze 20:44 | 44 Zo zult gij weten, dat Ik de HEERE
2585 Eze 21:7 | zucht gij, dat gij zeggen zult: Om het gerucht, want het
2586 Eze 21:20 | 20 Gij zult een weg voorstellen, waardoor
2587 Eze 21:24 | omdat uwer gedacht wordt, zult gij met de hand gegrepen
2588 Eze 21:32 | 32 Het vuur zult gij tot spijze zijn, uw
2589 Eze 22:16 | 16 Zo zult gij in u ontheiligd zijn
2590 Eze 22:16 | ogen der heidenen; en gij zult weten, dat Ik de HEERE ben. ~
2591 Eze 22:21 | gij in het midden van haar zult gesmolten worden. ~
2592 Eze 22:22 | ovens gesmolten wordt, alzo zult gijlieden in het midden
2593 Eze 22:22 | gesmolten worden; en gij zult weten, dat Ik, de HEERE,
2594 Eze 23:27 | gebracht uit Egypteland; en gij zult uw ogen naar hen niet opheffen,
2595 Eze 23:32 | zegt de Heere HEERE: Gij zult den beker uwer zuster drinken,
2596 Eze 23:32 | die diep en wijd is; gij zult tot belaching en spot worden;
2597 Eze 23:33 | Van dronkenschap en jammer zult gij vol worden; de beker
2598 Eze 23:34 | 34 Gij zult hem drinken en uitzuigen,
2599 Eze 23:34 | uitzuigen, en zijn scherven zult gij brijzelen, en uw borsten
2600 Eze 23:34 | brijzelen, en uw borsten zult gij afrukken; want Ik heb
2601 Eze 23:49 | schandelijkheid op u leggen, en gij zult de zonden uwer drekgoden
2602 Eze 23:49 | drekgoden dragen; en gijlieden zult weten, dat Ik de Heere HEERE
2603 Eze 24:13 | niet gereinigd zijt, zo zult gij van uw onreinigheid
2604 Eze 24:16 | door een plage; nochtans zult gij niet rouwklagen, noch
2605 Eze 24:17 | Houd stil van kermen, gij zult geen dodenrouw maken, bind
2606 Eze 24:17 | voeten; en de bovenste lip zult gij niet bewinden, en zult
2607 Eze 24:17 | zult gij niet bewinden, en zult der lieden brood niet
2608 Eze 24:19 | het volk zeide tot mij: Zult gij ons niet te kennen geven,
2609 Eze 24:22 | 22 Dan zult gijlieden doen, gelijk als
2610 Eze 24:22 | gedaan heb; de bovenste lip zult gij niet bewinden, en der
2611 Eze 24:22 | bewinden, en der lieden brood zult gij niet eten. ~
2612 Eze 24:23 | schoenen aan uw voeten; gij zult niet rouwklagen, noch wenen,
2613 Eze 24:23 | rouwklagen, noch wenen, maar gij zult in uw ongerechtigheden versmachten,
2614 Eze 24:24 | alles, wat hij gedaan heeft, zult gij doen; als dit komt,
2615 Eze 24:24 | doen; als dit komt, dan zult gij weten, dat Ik de Heere
2616 Eze 24:27 | opengedaan worden, en gij zult spreken, en niet meer stom
2617 Eze 24:27 | niet meer stom zijn; alzo zult gij hun tot een wonderteken
2618 Eze 25:5 | een schaapskooi; en gij zult weten, dat Ik de HEERE ben. ~
2619 Eze 25:7 | zal u verdelgen; en gij zult weten, dat Ik de HEERE
2620 Eze 26:14 | een gladde steenrots; gij zult zijn tot uitspreiding der
2621 Eze 26:14 | uitspreiding der netten, gij zult niet meer gebouwd worden;
2622 Eze 26:21 | groten schrik stellen, en gij zult er niet meer zijn; als gij
2623 Eze 26:21 | als gij gezocht wordt, zo zult gij niet meer gevonden worden
2624 Eze 27:36 | grote schrik geworden, en zult er niet meer zijn tot in
2625 Eze 28:8 | doen nederdalen; en gij zult sterven den dood eens verslagenen
2626 Eze 28:9 | 9 Zult gij dan enigszins, voor
2627 Eze 28:10 | 10 Gij zult den dood der onbesnedenen
2628 Eze 28:19 | grote schrik geworden, en zult er niet meer zijn tot in
2629 Eze 29:5 | rivieren; op het open veld zult gij vallen; gij zult niet
2630 Eze 29:5 | veld zult gij vallen; gij zult niet verzameld noch vergaderd
2631 Eze 31:18 | bomen van Eden? Ja, gij zult nedergevoerd worden met
2632 Eze 31:18 | midden der onbesnedenen zult gij liggen, met de verslagenen
2633 Eze 32:28 | 28 Gij ook zult verbroken worden in het
2634 Eze 32:28 | midden der onbesnedenen, en zult liggen met de verslagenen
2635 Eze 33:7 | over het huis Israels; zo zult gij het woord uit Mijn mond
2636 Eze 33:8 | goddeloze zeg: O goddeloze, gij zult den dood sterven! en gij
2637 Eze 33:14 | tot den goddeloze zeg: Gij zult den dood sterven! en hij
2638 Eze 33:27 | 27 Alzo zult gij tot hen zeggen: De Heere
2639 Eze 34:18 | de goede weide afweidt? Zult gij nog het overige uwer
2640 Eze 34:18 | uw voeten vertreden? En zult gij de bezonkene wateren
2641 Eze 35:4 | tot eenzaamheid, en gij zult een verwoesting worden,
2642 Eze 35:4 | een verwoesting worden, en zult weten, dat Ik de HEERE ben. ~
2643 Eze 35:9 | niet bewoond worden; alzo zult gij weten, dat Ik de HEERE
2644 Eze 35:12 | 12 En gij zult weten, dat Ik, de HEERE,
2645 Eze 36:8 | gij, o bergen Israels! gij zult weder uw takken geven, en
2646 Eze 36:9 | Ik zal u aanzien, en gij zult gebouwd en bezaaid worden. ~
2647 Eze 36:11 | in uw beginselen; en gij zult weten, dat Ik de HEERE ben. ~
2648 Eze 36:12 | erfelijk bezitten, en gij zult hun ter erfenis zijn, en
2649 Eze 36:12 | ter erfenis zijn, en gij zult ze voortaan niet meer beroven. ~
2650 Eze 36:14 | 14 Daarom zult gij niet meer mensen opeten,
2651 Eze 36:15 | meer over u hore, en gij zult den smaad der natien niet
2652 Eze 36:15 | niet meer dragen; en gij zult uw volken niet meer doen
2653 Eze 36:25 | water op u sprengen, en gij zult rein worden; van al uw onreinigheden
2654 Eze 36:27 | gij in Mijn inzettingen zult wandelen, en Mijn rechten
2655 Eze 36:27 | wandelen, en Mijn rechten zult bewaren en doen. ~
2656 Eze 36:28 | 28 En gij zult wonen in het land, dat Ik
2657 Eze 36:28 | vaderen gegeven heb, en gij zult Mij tot een volk zijn, en
2658 Eze 36:31 | 31 Dan zult gij gedenken aan uw boze
2659 Eze 36:31 | niet goed waren; en gij zult een walging van u zelf hebben
2660 Eze 37:5 | geest in u brengen, en gij zult levend worden.
2661 Eze 37:6 | geest in u geven, en gij zult levend worden; en gij zult
2662 Eze 37:6 | zult levend worden; en gij zult weten, dat Ik de HEERE
2663 Eze 37:13 | 13 En gij zult weten, dat Ik de HEERE ben,
2664 Eze 37:14 | Geest in u geven, en gij zult leven, en Ik zal u in uw
2665 Eze 37:14 | in uw land zetten; en gij zult weten, dat Ik, de HEERE,
2666 Eze 37:18 | zullen spreken, zeggende: Zult gij ons niet te kennen geven,
2667 Eze 37:20 | houten nu, op dewelke gij zult geschreven hebben, zullen
2668 Eze 38:8 | 8 Na vele dagen zult gij bezocht worden; in het
2669 Eze 38:8 | in het laatste der jaren zult gij komen in het land, dat
2670 Eze 38:9 | 9 Dan zult gij optrekken, gij zult
2671 Eze 38:9 | zult gij optrekken, gij zult aankomen als een onstuimige
2672 Eze 38:9 | onstuimige verwoesting, gij zult zijn als een wolk, om het
2673 Eze 38:10 | hart zullen opkomen, en gij zult een kwade gedachte denken, ~
2674 Eze 38:11 | 11 En zult zeggen: Ik zal optrekken
2675 Eze 38:14 | Zo zegt de Heere HEERE: Zult gij het, te dien dage, als
2676 Eze 38:15 | 15 Gij zult dan komen uit uw plaats,
2677 Eze 38:16 | 16 En gij zult optrekken tegen Mijn volk
2678 Eze 39:4 | Op de bergen Israels zult gij vallen, gij en al uw
2679 Eze 39:5 | 5 Op het open veld zult gij vallen; want Ik heb
2680 Eze 39:18 | Het vlees der helden zult gij eten, en het bloed van
2681 Eze 39:19 | 19 En gij zult het vette eten tot verzadiging
2682 Eze 39:20 | 20 En gij zult verzadigd worden aan Mijn
2683 Eze 43:19 | 19 En gij zult aan de Levietische priesteren,
2684 Eze 43:20 | 20 En gij zult van deszelfs bloed nemen,
2685 Eze 43:20 | aan den rand rondom; alzo zult gij het ontzondigen, en
2686 Eze 43:21 | 21 Daarna zult gij den var des zondoffers
2687 Eze 43:22 | En op den tweeden dag zult gij een volkomen geitenbok
2688 Eze 43:23 | 23 Als gij een einde zult gemaakt hebben van het ontzondigen,
2689 Eze 43:23 | van het ontzondigen, dan zult gij een var, een volkomen
2690 Eze 43:24 | 24 En gij zult ze offeren voor het aangezicht
2691 Eze 43:25 | 25 Zeven dagen zult gij dagelijks een bok des
2692 Eze 44:28 | ben hun Erfenis; daarom zult gij hunlieden geen bezitting
2693 Eze 44:30 | der priesteren zijn; ook zult gij de eerstelingen van
2694 Eze 45:1 | Als gijlieden nu het land zult doen vallen in erfenis,
2695 Eze 45:1 | doen vallen in erfenis, zo zult gij een hefoffer den HEERE
2696 Eze 45:3 | 3 Alzo zult gij meten van deze maat,
2697 Eze 45:6 | tot bezitting van de stad zult gij geven de breedte van
2698 Eze 45:10 | efa, en een rechte bath zult gijlieden hebben. ~
2699 Eze 45:13 | hefoffer, dat gijlieden offeren zult: het zesde deel van een
2700 Eze 45:13 | van een homer tarwe; ook zult gij het zesde deel van een
2701 Eze 45:14 | van een bath olie; gij zult offeren het tiende deel
2702 Eze 45:18 | op den eersten der maand, zult gij een volkomen var, een
2703 Eze 45:18 | jong rund, nemen; en gij zult het heiligdom ontzondigen. ~
2704 Eze 45:20 | 20 Alzo zult gij ook doen op den zevenden
2705 Eze 45:20 | vanwege den slechte; alzo zult gijlieden het huis verzoenen. ~
2706 Eze 46:13 | 13 Wijders zult gij een volkomen eenjarig
2707 Eze 46:13 | den HEERE; alle morgens zult gij dat bereiden. ~
2708 Eze 46:14 | 14 En gij zult ten spijsoffer daarop doen,
2709 Eze 47:13 | dewelke gij het land ten erve zult nemen, naar de twaalf stammen
2710 Eze 47:14 | 14 En gij zult dat erven, de een zowel
2711 Eze 47:18 | 18 Den oosterhoek nu zult gijlieden meten van tussen
2712 Eze 47:21 | 21 Ditzelve land nu zult gij ulieden uitdelen naar
2713 Eze 47:22 | geschieden, dat gij hetzelve zult doen vallen in erfenis voor
2714 Eze 47:23 | vreemdeling verkeert, aldaar zult gij hem zijn erfenis geven,
2715 Eze 48:8 | hefoffer zijn, dat gijlieden zult offeren, vijf en twintig
2716 Eze 48:9 | dat gijlieden den HEERE zult offeren, zal wezen de lengte
2717 Eze 48:20 | twintig duizend; vierkant zult gijlieden het heilig hefoffer
2718 Eze 48:29 | het land, dat gijlieden zult doen vallen in erfenis,
2719 Dan 1:13 | knechten, naar dat gij zien zult. ~
2720 Dan 2:5 | uitlegging niet bekend maakt, gij zult in stukken gehouwen worden,
2721 Dan 2:6 | uitlegging te kennen geeft, zo zult gij geschenken en gaven,
2722 Dan 2:9 | mij deszelfs uitlegging zult te kennen geven. ~
2723 Dan 3:5 | Ten tijde als gij horen zult het geluid des hoorns, der
2724 Dan 3:5 | allerlei soorten van muziek, zo zult gijlieden nedervallen, en
2725 Dan 3:15 | ten tijde, als gij horen zult het geluid des hoorns, der
2726 Dan 3:15 | aanbidt; ter zelfder ure zult gijlieden geworpen worden
2727 Dan 4:25 | te smaken geven; en gij zult van den dauw des hemels
2728 Dan 4:26 | bestendig zijn, nadat gij zult bekend hebben, dat de Hemel
2729 Dan 5:16 | indien gij dit schrift zult kunnen lezen, en deszelfs
2730 Dan 5:16 | uitlegging mij bekend maken, gij zult met purper bekleed
2731 Dan 5:16 | keten om uw hals, en gij zult de derde heerser in dit
2732 Dan 6:9 | 9 Nu, o koning! gij zult een gebod bevestigen, en
2733 Dan 12:13 | tot het einde, want gij zult rusten, en zult opstaan
2734 Dan 12:13 | want gij zult rusten, en zult opstaan in uw lot, in het
2735 Hos 2:15 | HEERE, dat gij Mij noemen zult: Mijn Man; en Mij niet meer
2736 Hos 2:15 | en Mij niet meer noemen zult: Mijn Baal! ~
2737 Hos 2:19 | ondertrouwen in geloof; en gij zult den HEERE kennen. ~
2738 Hos 3:3 | En ik zeide tot haar: Gij zult vele dagen na mij blijven
2739 Hos 3:3 | mij blijven zitten (gij zult niet hoereren, noch een
2740 Hos 4:5 | 5 Daarom zult gij vallen bij dag, ja,
2741 Hos 4:6 | Mij het priesterambt niet zult bedienen; dewijl gij de
2742 Hos 9:5 | 5 Wat zult gijlieden dan doen op een
2743 Hos 9:14 | Geef hun, HEERE! Wat zult Gij geven? Geef hun een
2744 Joe 2:19 | dat gij daarvan verzadigd zult worden; en Ik zal u niet
2745 Joe 2:26 | 26 En gij zult overvloediglijk en tot verzadiging
2746 Joe 2:27 | 27 En gij zult weten, dat Ik in het midden
2747 Joe 3:17 | 17 En gijlieden zult weten, dat Ik de HEERE,
2748 Amos 2:12 | profeten geboden zeggende: Gij zult niet profeteren. ~
2749 Amos 4:3 | 3 En gij zult door de bressen uitgaan,
2750 Amos 4:3 | voor zich henen; en gij zult, hetgeen in het paleis gebracht
2751 Amos 5:11 | gehouwen steen, maar gij zult daarin niet wonen; gij hebt
2752 Amos 5:11 | wijngaarden geplant, maar gij zult derzelver wijn niet drinken. ~
2753 Amos 7:13 | 13 Maar te Beth-El zult gij voortaan niet meer profeteren;
2754 Amos 7:16 | HEEREN woord: Gij zegt: Gij zult niet profeteren tegen Israel,
2755 Amos 7:17 | uitgedeeld worden; en gij zult in een onrein land sterven,
2756 Oba 1:10 | schaamte u bedekken; en gij zult uitgeroeid worden in eeuwigheid. ~
2757 Mic 2:3 | gijlieden uw halzen niet zult uittrekken, en zult zo rechtop
2758 Mic 2:3 | niet zult uittrekken, en zult zo rechtop niet gaan; want
2759 Mic 2:5 | 5 Daarom zult gij niemand hebben, die
2760 Mic 4:10 | een barende vrouw; want nu zult gij wel uit de stad henen
2761 Mic 4:10 | komen, maar aldaar zult gij gered worden; aldaar
2762 Mic 4:13 | klauwen koper maken, en gij zult vele volken verpletteren;
2763 Mic 5:11 | uw hand uitroeien, en gij zult geen guichelaars hebben. ~
2764 Mic 5:12 | uitroeien, dat gij u niet meer zult nederbuigen voor het werk
2765 Mic 6:14 | 14 Gij zult eten, maar niet verzadigd
2766 Mic 6:14 | midden van u zijn; en gij zult aangrijpen, maar niet wegbrengen,
2767 Mic 6:14 | niet wegbrengen, en wat gij zult wegbrengen, zal Ik aan
2768 Mic 6:15 | 15 Gij zult zaaien, maar niet maaien;
2769 Mic 6:15 | zaaien, maar niet maaien; gij zult olijven treden, maar u met
2770 Mic 6:16 | inwoners tot aanfluiting; alzo zult gij de smaadheid Mijns volks
2771 Mic 7:19 | ongerechtigheden dempen; ja, Gij zult al hun zonden in de diepten
2772 Mic 7:20 | 20 Gij zult Jakob de trouw, Abraham
2773 Nah 1:14 | een graf maken, als gij zult veracht zijn geworden. ~
2774 Nah 3:11 | 11 Ook zult gij dronken worden, gij
2775 Nah 3:11 | gij dronken worden, gij zult u verbergen; ook zult gij
2776 Nah 3:11 | gij zult u verbergen; ook zult gij een sterkte zoeken vanwege
2777 Zep 2:3 | zachtmoedigheid, misschien zult gij verborgen worden in
2778 Zep 2:12 | 12 Ook gij, Moren! zult de verslagenen van Mijn
2779 Zep 3:7 | 7 Ik zeide: Immers zult gij Mij vrezen, gij zult
2780 Zep 3:7 | zult gij Mij vrezen, gij zult de tucht aannemen, opdat
2781 Zep 3:11 | 11 Te dien dage zult gij niet beschaamd wezen
2782 Zep 3:11 | over uw hovaardij, en gij zult u voortaan niet meer verheffen
2783 Zep 3:15 | in het midden van u, gij zult geen kwaad meer zien. ~
2784 Zac 1:12 | der heirscharen! hoe lang zult Gij U niet ontfermen over
2785 Zac 2:9 | knechten een roof wezen. Alzo zult gijlieden weten, dat de
2786 Zac 2:11 | midden van u wonen; en gij zult weten, dat de HEERE
2787 Zac 3:7 | Indien gij in Mijn wegen zult wandelen, en indien gij
2788 Zac 3:7 | en indien gij Mijn wacht zult waarnemen, zo zult gij ook
2789 Zac 3:7 | wacht zult waarnemen, zo zult gij ook Mijn huis richten,
2790 Zac 3:10 | de HEERE der heirscharen, zult gijlieden een iegelijk zijn
2791 Zac 4:7 | aangezicht van Zerubbabel zult gij worden tot een vlak
2792 Zac 6:15 | des HEEREN, en gijlieden zult weten, dat de HEERE der
2793 Zac 6:15 | indien gij vlijtiglijk zult horen naar de stem des HEEREN,
2794 Zac 8:13 | ulieden behoeden, en gij zult een zegening wezen;
2795 Zac 8:16 | de dingen, die gij doen zult: spreekt de waarheid, een
2796 Zac 13:3 | tot hem zullen zeggen: Gij zult niet leven, dewijl gij valsheid
2797 Zac 14:5 | 5 Dan zult gijlieden vlieden door de
2798 Zac 14:5 | reiken tot Azal), en gij zult vlieden, gelijk als gij
2799 Mal 1:5 | zullen het zien, en gijlieden zult zeggen: De HEERE zij groot
2800 Mal 2:2 | Indien gij het niet zult horen, en indien gij het
2801 Mal 2:2 | en indien gij het niet zult ter harte nemen, om Mijn
2802 Mal 2:4 | 4 Dan zult gij weten, dat Ik dit gebod
2803 Mal 3:12 | gelukzalig noemen; want gijlieden zult een lustig land zijn, zegt
2804 Mal 3:18 | 18 Dan zult gijlieden wederom zien,
2805 Mal 4:2 | onder Zijn vleugelen; en gij zult uitgaan, en toenemen, als
2806 Mal 4:3 | 3 En gij zult de goddelozen vertreden;
2807 Matt 1:21 | zal een Zoon baren, en gij zult Zijn naam heten JEZUS; want
2808 Matt 1:23 | en een Zoon baren, en gij zult Zijn naam heten Emmanuel;
2809 Matt 2:8 | Kindeken, en als gij Het zult gevonden hebben, boodschapt
2810 Matt 4:7 | wederom geschreven: Gij zult den Heere, uw God, niet
2811 Matt 4:9 | Gij, nedervallende, mij zult aanbidden. ~
2812 Matt 4:10 | geschreven: Den Heere, uw God, zult gij aanbidden, en Hem alleen
2813 Matt 5:20 | Koninkrijk der hemelen geenszins zult ingaan. ~
2814 Matt 5:21 | de ouden gezegd is: Gij zult niet doden; maar zo wie
2815 Matt 5:23 | 23 Zo gij dan uw gave zult op het altaar offeren, en
2816 Matt 5:26 | Voorwaar, Ik zeg u: Gij zult daar geenszins uitkomen,
2817 Matt 5:26 | gij den laatsten penning zult betaald hebben. ~
2818 Matt 5:27 | de ouden gezegd is: Gij zult geen overspel doen. ~
2819 Matt 5:33 | de ouden gezegd is: Gij zult den eed niet breken, maar
2820 Matt 5:33 | eed niet breken, maar gij zult den Heere uw eden houden. ~
2821 Matt 5:36 | 36 Noch bij uw hoofd zult gij zweren, omdat gij niet
2822 Matt 5:43 | gehoord, dat er gezegd is: Gij zult uw naaste liefhebben, en
2823 Matt 5:43 | liefhebben, en uw vijand zult gij haten. ~
2824 Matt 6:5 | En wanneer gij bidt, zo zult gij niet zijn gelijk de
2825 Matt 6:25 | eten, en wat gij drinken zult; noch voor uw lichaam, waarmede
2826 Matt 6:25 | lichaam, waarmede gij u kleden zult; is het leven niet meer
2827 Matt 7:2 | welk oordeel gij oordeelt, zult gij geoordeeld worden; en
2828 Matt 7:4 | 4 Of, hoe zult gij tot uw broeder zeggen:
2829 Matt 7:5 | balk uit uw oog, en dan zult gij bezien, om den splinter
2830 Matt 7:7 | gegeven worden; zoekt, en gij zult vinden; klopt, en u zal
2831 Matt 7:16 | 16 Aan hun vruchten zult gij hen kennen. Leest men
2832 Matt 7:20 | 20 Zo zult gij dan dezelve aan hun
2833 Matt 10:5 | bevel gegeven, zeggende: Gij zult niet heengaan op den weg
2834 Matt 10:5 | weg der heidenen, en gij zult niet ingaan in enige stad
2835 Matt 10:11 | in wat stad of vlek gij zult inkomen, onderzoekt, wie
2836 Matt 10:18 | 18 En gij zult ook voor stadhouders en
2837 Matt 10:19 | wanneer zij u overleveren, zo zult gij niet bezorgd zijn, hoe
2838 Matt 10:19 | hoe of wat gij spreken zult; want het zal u in dezelve
2839 Matt 10:19 | worden, wat gij spreken zult. ~
2840 Matt 10:22 | 22 En gij zult van allen gehaat worden
2841 Matt 10:23 | want voorwaar zeg ik u: Gij zult uw reis door de steden Israels
2842 Matt 11:23 | hemel toe zijt verhoogd, gij zult tot de hel toe nedergestoten
2843 Matt 11:29 | nederig van hart; en gij zult rust vinden voor uw zielen. ~
2844 Matt 12:37 | 37 Want uit uw woorden zult gij gerechtvaardigd worden,
2845 Matt 12:37 | worden, en uit uw woorden zult gij veroordeeld worden. ~
2846 Matt 13:14 | die zegt: Met het gehoor zult gij horen, en geenszins
2847 Matt 13:14 | geenszins verstaan; en ziende zult gij zien, en geenszins bemerken. ~
2848 Matt 16:19 | der hemelen; en zo wat gij zult binden op de aarde, zal
2849 Matt 16:19 | en zo wat gij ontbinden zult op de aarde, zal in de hemelen
2850 Matt 17:27 | zijn mond geopend hebbende, zult gij een stater vinden; neem
2851 Matt 18:3 | gelijk de kinderkens, zo zult gij in het Koninkrijk der
2852 Matt 18:18 | wat gij op de aarde binden zult, zal in de hemel gebonden
2853 Matt 18:18 | gij op de aarde ontbinden zult, zal in den hemel ontbonden
2854 Matt 19:18 | En Jezus zeide: Deze: Gij zult niet doden; gij zult geen
2855 Matt 19:18 | Gij zult niet doden; gij zult geen overspel doen; gij
2856 Matt 19:18 | geen overspel doen; gij zult niet stelen; gij zult geen
2857 Matt 19:18 | gij zult niet stelen; gij zult geen valse getuigenis geven; ~
2858 Matt 19:19 | vader en moeder; en: Gij zult uw naaste liefhebben als
2859 Matt 19:21 | geef het den armen, en gij zult een schat hebben in de hemel;
2860 Matt 19:28 | heerlijkheid, dat gij ook zult zitten op twaalf tronen,
2861 Matt 20:7 | wijngaard, en zo wat recht is, zult gij ontvangen. ~
2862 Matt 20:23 | tot hen: Mijn drinkbeker zult gij wel drinken, en met
2863 Matt 20:23 | waarmede Ik gedoopt worde, zult gij gedoopt worden; maar
2864 Matt 21:2 | tegen u over ligt, en gij zult terstond een ezelin gebonden
2865 Matt 21:3 | indien u iemand iets zegt, zo zult gij zeggen, dat de Heere
2866 Matt 21:22 | 22 En al wat gij zult begeren in het gebed, gelovende,
2867 Matt 21:22 | in het gebed, gelovende, zult gij ontvangen. ~
2868 Matt 21:24 | hetwelk indien gij Mij zult zeggen, zo zal Ik u ook
2869 Matt 22:9 | wegen, en zovelen als gij er zult vinden, roept ze tot de
2870 Matt 22:37 | Jezus zeide tot hem: Gij zult liefhebben den Heere, uw
2871 Matt 22:39 | aan dit gelijk, is: Gij zult uw naaste liefhebben als
2872 Matt 23:3 | u zeggen, dat gij houden zult, houdt dat en doet het;
2873 Matt 23:8 | 8 Doch gij zult niet Rabbi genaamd worden;
2874 Matt 23:9 | 9 En gij zult niemand uw vader noemen
2875 Matt 23:10 | 10 Noch zult gij meesters genoemd worden;
2876 Matt 23:14 | van lang te bidden; daarom zult gij te zwaarder oordeel
2877 Matt 23:34 | schriftgeleerden, en uit dezelve zult gij sommigen doden en kruisigen,
2878 Matt 23:34 | en sommigen uit dezelve zult gij geselen in uw synagogen,
2879 Matt 23:34 | geselen in uw synagogen, en zult hen vervolgen van stad tot
2880 Matt 23:39 | 39 Want Ik zeg u: Gij zult Mij van nu aan niet zien,
2881 Matt 23:39 | zien, totdat gij zeggen zult: Gezegend is Hij, Die komt
2882 Matt 24:6 | 6 En gij zult horen van oorlogen, en geruchten
2883 Matt 24:9 | en zullen u doden, en gij zult gehaat worden van alle volken,
2884 Matt 24:15 | 15 Wanneer gij dan zult zien den gruwel der verwoesting,
2885 Matt 24:33 | wanneer gij al deze dingen zult zien, zo weet, dat het nabij
2886 Matt 26:31 | zeide Jezus tot hen: Gij zult allen aan Mij geergerd worden
2887 Matt 26:34 | zal hebben, Mij driemaal zult verloochenen.
2888 Matt 26:64 | zeg ulieden: Van nu aan zult gij zien den Zoon des mensen,
2889 Matt 26:75 | haan gekraaid zal hebben, zult gij Mij driemaal verloochenen.
2890 Matt 28:7 | voor naar Galilea, daar zult gij Hem zien. Ziet, ik heb
2891 Mark 1:17 | dat gij vissers der mensen zult worden. ~
2892 Mark 4:13 | gelijkenis niet, en hoe zult gij al de gelijkenissen
2893 Mark 6:10 | Zo waar gij in een huis zult ingaan, blijft daar, totdat
2894 Mark 6:23 | haar: Zo wat gij van mij zult eisen, zal ik u geven, ook
2895 Mark 9:50 | zout onzout wordt, waarmede zult gij dat smakelijk maken?
2896 Mark 10:19 | Gij weet de geboden: Gij zult geen overspel doen; gij
2897 Mark 10:19 | geen overspel doen; gij zult niet doden; gij zult niet
2898 Mark 10:19 | gij zult niet doden; gij zult niet stelen; gij zult geen
2899 Mark 10:19 | gij zult niet stelen; gij zult geen valse getuigenis geven;
2900 Mark 10:19 | valse getuigenis geven; gij zult niemand te kort doen; eer
2901 Mark 10:21 | geef het den armen, en gij zult een schat hebben in den
2902 Mark 10:39 | drinkbeker, dien Ik drink, zult gij wel drinken, en met
2903 Mark 11:2 | als gij in hetzelve komt, zult gij vinden een veulen gebonden,
2904 Mark 11:24 | gelooft, dat gij ze ontvangen zult, en zij zullen u geworden. ~
2905 Mark 12:30 | 30 En gij zult den Heere, uw God, liefhebben
2906 Mark 12:31 | dit gelijk, is dit: Gij zult uw naaste liefhebben als
2907 Mark 13:7 | 7 En wanneer gij zult horen van oorlogen, en geruchten
2908 Mark 13:9 | en in de synagogen; gij zult geslagen worden, en voor
2909 Mark 13:9 | stadhouders en koningen zult gij gesteld worden, om Mijnentwil,
2910 Mark 13:11 | bezorgd, wat gij spreken zult, en bedenkt het niet; maar
2911 Mark 13:13 | 13 En gij zult gehaat worden van allen,
2912 Mark 13:14 | 14 Wanneer gij dan zult zien den gruwel der verwoesting,
2913 Mark 13:29 | wanneer gij deze dingen zult zien geschieden, zo weet,
2914 Mark 14:27 | Jezus zeide tot hen: Gij zult in dezen nacht allen aan
2915 Mark 14:30 | hebben, gij Mij driemaal zult verloochenen. ~
2916 Mark 14:62 | Ik ben het. En gijlieden zult den Zoon des mensen zien
2917 Mark 14:72 | tweemaal gekraaid zal hebben, zult gij Mij driemaal verloochenen.
2918 Mark 16:7 | voorgaat naar Galilea; aldaar zult gij Hem zien, gelijk Hij
2919 Luk 1:13 | u een zoon baren, en gij zult zijn naam heten Johannes. ~
2920 Luk 1:20 | 20 En zie, gij zult zwijgen, en niet kunnen
2921 Luk 1:31 | 31 En zie, gij zult bevrucht worden, en een
2922 Luk 1:31 | worden, en een Zoon baren, en zult Zijn naam heten JEZUS. ~
2923 Luk 1:76 | 76 En gij, kindeken, zult een profeet des Allerhoogsten
2924 Luk 1:76 | genaamd worden; want gij zult voor het aangezicht des
2925 Luk 2:12 | zal u het teken zijn: gij zult het Kindeken vinden in doeken
2926 Luk 4:7 | 7 Indien Gij dan mij zult aanbidden, zo zal het alles
2927 Luk 4:8 | want er is geschreven: Gij zult den Heere, uw God, aanbidden,
2928 Luk 4:12 | tot hem: Er is gezegd: Gij zult den Heere, uw God, niet
2929 Luk 4:23 | En Hij zeide tot hen: Gij zult zonder twijfel tot Mij dit
2930 Luk 5:10 | Vrees niet; van nu aan zult gij mensen vangen. ~
2931 Luk 6:21 | die nu hongert; want gij zult verzadigd worden. Zalig
2932 Luk 6:21 | die nu weent; want gij zult lachen. ~
2933 Luk 6:25 | verzadigd zijt, want gij zult hongeren. Wee u, die nu
2934 Luk 6:25 | die nu lacht, want gij zult treuren en wenen. ~
2935 Luk 6:35 | loon zal groot zijn, en gij zult kinderen des Allerhoogsten
2936 Luk 6:37 | En oordeelt niet, en gij zult niet geoordeeld worden;
2937 Luk 6:37 | worden; verdoemt niet, en gij zult niet verdoemd worden; laat
2938 Luk 6:37 | worden; laat los, en gij zult losgelaten worden. ~
2939 Luk 6:42 | balk uit uw oog, en dan zult gij bezien, om den splinter
2940 Luk 9:4 | 4 En in wat huis gij ook zult ingaan, blijft aldaar, en
2941 Luk 10:5 | 5 En in wat huis gij zult ingaan, zegt eerst: Vrede
2942 Luk 10:8 | 8 En in wat stad gij zult ingaan, en zij u ontvangen,
2943 Luk 10:10 | 10 Maar in wat stad gij zult ingaan, en zij u niet ontvangen,
2944 Luk 10:15 | hemel toe verhoogd zijt, gij zult tot de hel toe nedergestoten
2945 Luk 10:27 | antwoordende, zeide: Gij zult den Heere, uw God, liefhebben,
2946 Luk 10:28 | geantwoord; doe dat, en gij zult leven. ~
2947 Luk 10:35 | gij meer aan hem ten koste zult leggen, dat zal ik u wedergeven,
2948 Luk 11:9 | gegeven worden; zoekt, en gij zult vinden; klopt, en u zal
2949 Luk 12:5 | u tonen, Wien gij vrezen zult: vreest Dien, Die, nadat
2950 Luk 12:11 | zeggen, of wat gij spreken zult; ~
2951 Luk 12:22 | voor uw leven, wat gij eten zult, noch voor het lichaam,
2952 Luk 12:22 | lichaam, waarmede gij u kleden zult. ~
2953 Luk 12:29 | eten, of wat gij drinken zult; en weest niet wankelmoedig. ~
2954 Luk 12:59 | 59 Ik zeg u: Gij zult van daar geenszins uitgaan,
2955 Luk 12:59 | laatste penningsken betaald zult hebben. ~ ~
2956 Luk 13:3 | indien gij u niet bekeert, zo zult gij allen desgelijks vergaan. ~
2957 Luk 13:5 | indien gij u niet bekeert, zo zult gij allen insgelijks vergaan. ~
2958 Luk 13:9 | staan; maar indien niet, zo zult gij hem namaals uithouwen. ~
2959 Luk 13:25 | gesloten hebben, en gij zult beginnen buiten te staan,
2960 Luk 13:26 | 26 Alsdan zult gij beginnen te zeggen:
2961 Luk 13:28 | der tanden, wanneer gij zult zien Abraham, en Izak, en
2962 Luk 13:35 | zeg u, dat gij Mij niet zult zien, totdat de tijd zal
2963 Luk 13:35 | zal gekomen zijn, als gij zult zeggen: Gezegend is Hij,
2964 Luk 14:8 | iemand ter bruiloft genood zult zijn, zo zet u niet in de
2965 Luk 14:10 | Maar wanneer gij genood zult zijn, ga heen en zet u in
2966 Luk 14:12 | middagmaal of avondmaal zult houden, zo roep niet uw
2967 Luk 14:13 | wanneer gij een maaltijd zult houden, zo nood armen, verminkten,
2968 Luk 14:14 | 14 En gij zult zalig zijn, omdat zij niet
2969 Luk 16:2 | rentmeesterschap; want gij zult niet meer kunnen rentmeester
2970 Luk 17:4 | zeggende: Het is mij leed; zo zult gij het hem vergeven. ~
2971 Luk 17:10 | Alzo ook gij, wanneer gij zult gedaan hebben al hetgeen
2972 Luk 17:22 | dagen komen, wanneer gij zult begeren een der dagen van
2973 Luk 17:22 | des mensen te zien, en gij zult dien niet zien. ~
2974 Luk 18:20 | Gij weet de geboden: Gij zult geen overspel doen; gij
2975 Luk 18:20 | geen overspel doen; gij zult niet doden; gij zult niet
2976 Luk 18:20 | gij zult niet doden; gij zult niet stelen; gij zult geen
2977 Luk 18:20 | gij zult niet stelen; gij zult geen valse getuigenis geven;
2978 Luk 18:22 | het onder de armen, en gij zult een schat hebben in den
2979 Luk 19:30 | is; in hetwelk inkomende, zult gij een veulen gebonden
2980 Luk 19:31 | Waarom ontbindt gij dat, zo zult gij alzo tot hem zeggen:
2981 Luk 21:9 | 9 En wanneer gij zult horen van oorlogen en beroerten,
2982 Luk 21:12 | en gevangenissen; en gij zult getrokken worden voor koningen
2983 Luk 21:14 | hoe gij u verantwoorden zult; ~
2984 Luk 21:16 | 16 En gij zult overgeleverd worden ook
2985 Luk 21:17 | 17 En gij zult van allen gehaat worden
2986 Luk 21:20 | 20 Maar wanneer gij zien zult, dat Jeruzalem van heirlegers
2987 Luk 21:31 | wanneer gij deze dingen zult zien geschieden, zo weet,
2988 Luk 22:10 | Ziet, als gij in de stad zult gekomen zijn, zo zal u een
2989 Luk 22:11 | 11 En gij zult zeggen tot den huisvader
2990 Luk 22:32 | ophoude; en gij, als gij eens zult bekeerd zijn, zo versterk
2991 Luk 22:34 | kraaien, eer gij driemaal zult verloochend hebben, dat
2992 Luk 22:61 | haan zal gekraaid hebben, zult gij Mij driemaal verloochenen. ~
2993 Luk 22:67 | Indien Ik het u zeg, gij zult het niet geloven; ~
2994 Luk 22:68 | indien Ik ook vraag, gij zult Mij niet antwoorden, of
2995 Luk 23:42 | als Gij in Uw Koninkrijk zult gekomen zijn. ~
2996 Luk 23:43 | Voorwaar, zeg Ik u: Heden zult gij met Mij in het Paradijs
2997 Luk 24:49 | stad Jeruzalem, totdat gij zult aangedaan zijn met kracht
2998 Joha 1:33 | Op Welken gij den Geest zult zien nederdalen, en op Hem
2999 Joha 1:43 | de zoon van Jonas; gij zult genaamd worden Cefas, hetwelk
3000 Joha 1:51 | vijgeboom, zo gelooft gij; gij zult grotere dingen zien dan
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3143 |