1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3088
Book Chapter: Verse
1001 1Kon 19:2 | Izebel een bode tot Elia, om te zeggen: Zo doen mij de
1002 1Kon 19:3 | hij zich op, en ging heen, om zijns levens wil, en kwam
1003 1Kon 19:6 | 6 En hij zag om, en ziet, aan zijn hoofdeinde
1004 1Kon 19:10| en zij zoeken mijn ziel, om die weg te nemen. ~
1005 1Kon 19:14| en zij zoeken mijn ziel, om die weg te nemen. ~
1006 1Kon 20:6 | 6 Maar morgen om dezen tijd zal ik mijn knechten
1007 1Kon 20:7 | hij had tot mij gezonden, om mijn vrouwen, en om mijn
1008 1Kon 20:7 | gezonden, om mijn vrouwen, en om mijn kinderen, en om mijn
1009 1Kon 20:7 | en om mijn kinderen, en om mijn zilver, en om mijn
1010 1Kon 20:7 | kinderen, en om mijn zilver, en om mijn goud, en ik heb het
1011 1Kon 20:31| zijn; laat ons toch zakken om onze lenden leggen, en koorden
1012 1Kon 20:31| lenden leggen, en koorden om onze hoofden, en uitgaan
1013 1Kon 20:32| Toen gordden zij zakken om hun lenden, en koorden om
1014 1Kon 20:32| om hun lenden, en koorden om hun hoofden, en kwamen tot
1015 1Kon 21:4 | en keerde zijn aangezicht om, en at geen brood. ~
1016 1Kon 21:6 | heb: Geef mij uw wijngaard om geld, of, zo het u behaagt,
1017 1Kon 21:15| erfelijk, dien hij u weigerde om geld te geven; want Naboth
1018 1Kon 21:16| was, dat Achab opstond, om naar den wijngaard van Naboth,
1019 1Kon 21:16| Jizreeliet, af te gaan, om dien erfelijk te bezitten. ~
1020 1Kon 21:18| waarhenen hij afgegaan is, om dien erfelijk te bezitten. ~
1021 1Kon 21:20| gij uzelven verkocht hebt, om te doen dat kwaad is in
1022 1Kon 21:22| Baesa, den zoon van Ahia; om de terging, waarmede gij
1023 1Kon 21:25| zichzelven verkocht had, om te doen dat kwaad is in
1024 1Kon 21:27| klederen scheurde, en een zak om zijn vlees legde, en vastte;
1025 1Kon 22:8 | Josafat: Er is nog een man, om door hem den HEERE te vragen;
1026 1Kon 22:13| nu, die heengegaan was, om Micha te roepen, sprak tot
1027 1Kon 22:24| HEEREN van mij doorgegaan, om u aan te spreken? ~
1028 1Kon 22:25| gaan van kamer in kamer, om u te versteken. ~
1029 1Kon 22:32| zij keerden zich naar hem, om te strijden; maar Josafat
1030 1Kon 22:49| maakte schepen van Tharsis, om naar Ofir te gaan om goud;
1031 1Kon 22:49| Tharsis, om naar Ofir te gaan om goud; maar zij gingen niet,
1032 2Kon 1:3 | dat gijlieden heengaat, om Baal-Zebub, den god van
1033 2Kon 1:6 | Israel is, dat gij zendt, om Baal-Zebub, den god van
1034 2Kon 1:8 | een lederen gordel gegord om zijn lenden. Toen zeide
1035 2Kon 1:16| gij boden gezonden hebt, om Baal-Zebub, den god van
1036 2Kon 1:16| er geen God in Israel is, om Zijn woord te vragen?);
1037 2Kon 3:10| koningen geroepen heeft, om die in der Moabieten hand
1038 2Kon 3:13| drie koningen geroepen, om die in der Moabieten hand
1039 2Kon 3:21| koningen opgetogen waren, om tegen hen te strijden, zo
1040 2Kon 3:26| die het zwaard uittogen, om door te breken tegen den
1041 2Kon 4:1 | is de schuldheer gekomen, om mijn beide kinderen voor
1042 2Kon 4:8 | was, dewelke hem aanhield om brood te eten. Voorts geschiedde
1043 2Kon 4:8 | doortrok, week hij daarin, om brood te eten. ~
1044 2Kon 4:13| voor u te doen? Is er iets om voor u te spreken tot den
1045 2Kon 4:22| 22 En zij riep om haar man, en zeide: Zend
1046 2Kon 4:27| voeten. Maar Gehazi trad toe, om haar af te stoten. Doch
1047 2Kon 4:39| er een uit in het veld, om moeskruiden te lezen, en
1048 2Kon 4:40| schepten zij voor de mannen op om te eten; en het geschiedde,
1049 2Kon 5:7 | en zeide: Ben ik dan God, om te doden en levend te maken,
1050 2Kon 5:7 | dat deze tot mij zendt, om een man van zijn melaatsheid
1051 2Kon 5:8 | hij tot den koning zond, om te zeggen: Waarom hebt gij
1052 2Kon 5:18| huis van Rimmon zal gaan, om zich daar neder te buigen,
1053 2Kon 5:22| heer heeft mij gezonden, om te zeggen: Zie, nu straks
1054 2Kon 5:26| tegemoet? Was het tijd, om dat zilver te nemen, en
1055 2Kon 5:26| dat zilver te nemen, en om klederen te nemen, en olijfbomen,
1056 2Kon 6:2 | ons daar een plaats maken, om er te wonen. En hij zeide:
1057 2Kon 6:32| moordenaars gezonden heeft, om mijn hoofd af te nemen?
1058 2Kon 7:5 | stonden op in de schemering, om in het leger der Syriers
1059 2Kon 7:6 | koningen der Egyptenaren, om tegen ons te komen. ~
1060 2Kon 7:7 | het was; en waren gevloden om huns levens wil. ~
1061 2Kon 7:12| zij uit het leger gegaan, om zich in het veld te versteken,
1062 2Kon 8:3 | zij tot den koning riep, om haar huis en om haar akker. ~
1063 2Kon 8:3 | koning riep, om haar huis en om haar akker. ~
1064 2Kon 8:5 | gemaakt had, tot den koning, om haar huis en om haar akker.
1065 2Kon 8:5 | koning, om haar huis en om haar akker. Toen zeide Gehazi:
1066 2Kon 8:9 | heeft mij tot u gezonden, om te zeggen: Zal ik van deze
1067 2Kon 8:19| wilde Juda niet verderven, om Davids Zijns knechts wil;
1068 2Kon 8:29| koning van Juda, kwam af, om Joram, den zoon van Achab,
1069 2Kon 9:15| uittrekken, die ontkome, om dit in Jizreel te gaan verkondigen. ~
1070 2Kon 9:16| van Juda, was afgekomen, om Joram te bezien. ~
1071 2Kon 9:18| den vrede te doen? Keer om naar achter mij. En de wachter
1072 2Kon 9:19| den vrede te doen? Keer om achter mij. ~
1073 2Kon 9:35| 35 En zij gingen heen om haar te begraven; doch zij
1074 2Kon 10:13| Ahazia, en zijn afgekomen, om de zonen des konings en
1075 2Kon 10:24| 24 Toen zij nu inkwamen, om slachtofferen en brandofferen
1076 2Kon 11:1 | al het koninklijke zaad om. ~
1077 2Kon 12:4 | dat in ieders hart komt, om dat te brengen in het huis
1078 2Kon 12:12| aan de steenhouwers, en om hout en gehouwen stenen
1079 2Kon 12:12| gehouwen stenen te kopen, om de breuken van het huis
1080 2Kon 12:12| uitgegeven werd voor het huis, om dat te beteren. ~
1081 2Kon 12:15| geld in hun handen gaven, om aan degenen, die het werk
1082 2Kon 12:17| Hazael zijn aangezicht, om tegen Jeruzalem op te trekken. ~
1083 2Kon 13:4 | dat in ieders hart komt, om dat te brengen in het huis
1084 2Kon 13:12| aan de steenhouwers, en om hout en gehouwen stenen
1085 2Kon 13:12| gehouwen stenen te kopen, om de breuken van het huis
1086 2Kon 13:12| uitgegeven werd voor het huis, om dat te beteren. ~
1087 2Kon 13:15| geld in hun handen gaven, om aan degenen, die het werk
1088 2Kon 13:17| Hazael zijn aangezicht, om tegen Jeruzalem op te trekken. ~
1089 2Kon 14:23| en wendde Zich tot hen, om Zijns verbonds wil met Abraham,
1090 2Kon 15:6 | worden; maar een ieder zal om zijn zonde gedood worden. ~
1091 2Kon 16:19| hand met hem zoude zijn, om het koninkrijk in zijn hand
1092 2Kon 16:20| geweldigen van vermogen, om den koning van Assyrie te
1093 2Kon 17:15| koperen altaar zal mij zijn, om te onderzoeken. ~
1094 2Kon 18:15| koperen altaar zal mij zijn, om te onderzoeken. ~
1095 2Kon 19:11| hadden kwade dingen gedaan, om den HEERE tot toorn te verwekken. ~
1096 2Kon 19:17| acht, en verkochten zich, om te doen dat kwaad was in
1097 2Kon 19:17| was in de ogen des HEEREN, om Hem tot toorn te verwekken. ~
1098 2Kon 20:24| gij vertrouwt op Egypte, om de wagenen en om de ruiteren. ~
1099 2Kon 20:24| Egypte, om de wagenen en om de ruiteren. ~
1100 2Kon 20:25| opgetogen tegen deze plaats, om die te verderven? De HEERE
1101 2Kon 20:27| heer en tot u gezonden, om deze woorden te spreken?
1102 2Kon 21:3 | geboorte, en er is geen kracht om te baren. ~
1103 2Kon 21:4 | Assyrie, gezonden heeft, om den levenden God te honen,
1104 2Kon 21:9 | Ziet, hij is uitgetogen om tegen u te strijden, zond
1105 2Kon 21:16| die dezen gezonden heeft, om den levenden God te honen. ~
1106 2Kon 21:25| komen, dat gij zoudt zijn, om de vaste steden te verstoren
1107 2Kon 21:28| 28 Om uw woeden tegen Mij, en
1108 2Kon 21:34| zal deze stad beschermen, om die te verlossen, om Mijnentwil,
1109 2Kon 21:34| beschermen, om die te verlossen, om Mijnentwil, en om Davids,
1110 2Kon 21:34| verlossen, om Mijnentwil, en om Davids, Mijns knechts wil. ~
1111 2Kon 22:2 | keerde hij zijn aangezicht om naar den wand, en hij bad
1112 2Kon 22:6 | zal deze stad beschermen om Mijnentwil, en om Mijns
1113 2Kon 22:6 | beschermen om Mijnentwil, en om Mijns knechts Davids wil. ~
1114 2Kon 23:6 | kwaads in de ogen des HEEREN, om Hem tot toorn te verwekken. ~
1115 2Kon 23:13| dien uit, en men keert hem om op zijn holligheid. ~
1116 2Kon 24:5 | het huis des HEEREN is, om de breuken van het huis
1117 2Kon 24:6 | bouwlieden, en de metselaars, en om hout en gehouwene stenen
1118 2Kon 24:6 | gehouwene stenen te kopen, om het huis te beteren. ~
1119 2Kon 24:13| de woorden dezes boeks, om te doen naar al wat voor
1120 2Kon 24:18| Juda, die u gezonden heeft, om den HEERE te vragen, alzo
1121 2Kon 25:3 | voor des HEEREN aangezicht, om den HEERE na te wandelen,
1122 2Kon 25:19| van Israel gemaakt hadden, om den HEERE tot toorn te verwekken;
1123 2Kon 25:26| toorn brandde tegen Juda, om al de tergingen, waarmede
1124 2Kon 25:35| doch hij schatte het land, om dat geld naar het bevel
1125 2Kon 25:35| van het volk des lands, om aan Farao Necho te geven. ~
1126 2Kon 26:1 | daarna keerde hij zich om, en rebelleerde tegen hem. ~
1127 2Kon 26:2 | en zond hen tegen Juda, om dat te verderven, naar het
1128 2Kon 26:3 | Zijn aangezicht wegdeed, om de zonden van Manasse, naar
1129 2Kon 26:4 | 4 Als ook om het onschuldig bloed, dat
1130 2Kon 26:20| 20 Want het geschiedde, om den toorn des HEEREN tegen
1131 1Kro 4:39| tot het oosten des dals, om weide te zoeken voor hun
1132 1Kro 6:49| heilige der heiligen, en om over Israel verzoening te
1133 1Kro 7:21| omdat zij afgekomen waren om hun vee te nemen. ~
1134 1Kro 7:22| en zijn broeders kwamen om hem te troosten. ~
1135 1Kro 9:1 | waren weggevoerd naar Babel, om hunner overtredingen wil. ~
1136 1Kro 9:25| dage van tijd tot tijd, om met hen te dienen; ~
1137 1Kro 9:32| broden der toerichting, om die alle sabbatten te bereiden.
1138 1Kro 10:8 | als de Filistijnen kwamen om de verslagenen te plunderen,
1139 1Kro 10:9 | Filistijnen land rondom, om dit te boodschappen aan
1140 1Kro 11:10| koninkrijk bij geheel Israel, om hem koning te maken, naar
1141 1Kro 12:17| vrede tot mij gekomen zijt, om mij te helpen, zo zal mijn
1142 1Kro 12:17| zijn; maar indien het is, om mij aan mijn vijanden bedriegelijk
1143 1Kro 12:19| met de Filistijnen kwam, om tegen Saul te strijden,
1144 1Kro 12:22| tijd dag bij dag tot David, om hem te helpen, tot een groot
1145 1Kro 12:23| David te Hebron kwamen, om het koninkrijk van Saul
1146 1Kro 12:31| uitgedrukt zijn, dat zij kwamen, om David koning te maken; ~
1147 1Kro 12:32| verstand van de tijden, om te weten wat Israel doen
1148 1Kro 12:33| krijgswapenen, vijftig duizend; en om een slagorde te houden met
1149 1Kro 12:36| uitgaande in het heir, om krijgsorde te houden, waren
1150 1Kro 12:38| volkomen hart te Hebron, om David koning te maken over
1151 1Kro 12:38| overige van Israel een hart, om David tot koning te maken. ~
1152 1Kro 13:5 | daar men komt te Hamath, om de ark Gods te brengen van
1153 1Kro 13:9 | strekte Uza zijn hand uit, om de ark te houden, want de
1154 1Kro 14:2 | werd ten hoogste verheven, om Zijns volks Israels wil. ~
1155 1Kro 14:8 | togen al de Filistijnen op om David te zoeken. Toen David
1156 1Kro 14:15| aangezicht uitgegaan zijn, om het leger der Filistijnen
1157 1Kro 15:2 | heeft de HEERE verkoren, om de ark Gods te dragen, en
1158 1Kro 15:2 | de ark Gods te dragen, en om Hem te dienen tot in der
1159 1Kro 15:3 | gans Israel te Jeruzalem, om de ark des HEEREN op te
1160 1Kro 15:14| de priesters en Levieten, om de ark des HEEREN, des Gods
1161 1Kro 15:21| harpen op de Scheminith, om den toon te versterken. ~
1162 1Kro 15:25| duizenden, henengingen, om de ark des verbonds des
1163 1Kro 16:4 | Levieten tot dienaars, en dat, om den HEERE, den God Israels,
1164 1Kro 16:7 | ten eerste dezen psalm, om den HEERE te loven, door
1165 1Kro 16:21| ook bestrafte Hij koningen om hunnentwil, zeggende: ~
1166 1Kro 16:33| HEEREN, omdat Hij komt, om de aarde te richten. ~
1167 1Kro 16:37| Asaf en zijn broederen, om geduriglijk te dienen voor
1168 1Kro 16:40| 40 Om den HEERE de brandofferen
1169 1Kro 16:41| met namen uitgedrukt zijn om den HEERE te loven; want
1170 1Kro 16:43| huis; en David keerde zich, om zijn huis te gaan zegenen. ~ ~
1171 1Kro 17:4 | zult Mij geen huis bouwen, om in te wonen. ~
1172 1Kro 17:19| 19 HEERE, om Uws knechts wil, en naar
1173 1Kro 17:19| dezen grote dingen gedaan, om al deze grote dingen bekend
1174 1Kro 17:25| knecht in zijn hart gevonden, om voor Uw aangezicht te bidden. ~
1175 1Kro 18:3 | toe, toen hij heentoog, om zijn hand te stellen aan
1176 1Kro 18:5 | Syriers van Damaskus kwamen, om Hadar-ezer, den koning van
1177 1Kro 18:10| Hadoram tot den koning David, om hem naar zijn welstand te
1178 1Kro 18:10| zijn welstand te vragen, en om hem te zegenen, vanwege
1179 1Kro 19:3 | toe, toen hij heentoog, om zijn hand te stellen aan
1180 1Kro 19:5 | Syriers van Damaskus kwamen, om Hadar-ezer, den koning van
1181 1Kro 19:10| Hadoram tot den koning David, om hem naar zijn welstand te
1182 1Kro 19:10| zijn welstand te vragen, en om hem te zegenen, vanwege
1183 1Kro 20:2 | Daarom zond David boden, om hem te troosten over zijn
1184 1Kro 20:2 | Ammons tot Hanun kwamen, om hem te troosten, ~
1185 1Kro 20:3 | knechten tot u gekomen, om te doorzoeken, en om om
1186 1Kro 20:3 | gekomen, om te doorzoeken, en om om te keren, en om het land
1187 1Kro 20:3 | om te doorzoeken, en om om te keren, en om het land
1188 1Kro 20:3 | doorzoeken, en om om te keren, en om het land te verspieden? ~
1189 1Kro 20:6 | duizend talenten zilvers, om zich wagenen en ruiters
1190 1Kro 22:15| een engel naar Jeruzalem, om die te verderven; en als
1191 1Kro 22:18| zou, dat David zou opgaan, om den HEERE een altaar op
1192 1Kro 22:24| is, dat ik een brandoffer om niet offere. ~
1193 1Kro 22:30| heengaan voor hetzelve, om God te zoeken; want hij
1194 1Kro 23:2 | hij bestelde steenhouwers, om uit te houwen stenen, welke
1195 1Kro 23:2 | welke men behouwen zou, om het huis Gods te bouwen. ~
1196 1Kro 23:12| bevel over Israel, en dat om te onderhouden de wet des
1197 1Kro 23:19| dan nu uw hart en uw ziel, om te zoeken den HEERE, uw
1198 1Kro 24:4 | vier en twintig duizend om het werk van het huis des
1199 1Kro 24:5 | gemaakt heb, zeide David, om lof te zingen. ~
1200 1Kro 24:13| zonen, tot in eeuwigheid, om te roken voor het aangezicht
1201 1Kro 24:13| het aangezicht des HEEREN, om Hem te dienen en om in Zijn
1202 1Kro 24:13| HEEREN, om Hem te dienen en om in Zijn Naam tot in eeuwigheid
1203 1Kro 24:30| 30 En om alle morgens te staan, om
1204 1Kro 24:30| om alle morgens te staan, om den HEERE te loven en te
1205 1Kro 26:5 | konings, in de woorden Gods, om den hoorn te verheffen;
1206 1Kro 27:12| wachten tegen hun broederen, om te dienen in het huis des
1207 1Kro 27:27| hadden zij het geheiligd, om het huis des HEEREN te onderhouden. ~
1208 1Kro 29:2 | heb gereedschap gemaakt om te bouwen. ~
1209 1Kro 29:7 | indien hij sterk wezen zal, om Mijn geboden en Mijn rechten
1210 1Kro 30:4 | talenten gelouterd zilver, om de wanden der huizen te
1211 1Kro 30:14| zouden verkregen hebben, om vrijwillig te geven als
1212 1Kro 30:16| menigte, die wij bereid hebben om U een huis te bouwen, den
1213 1Kro 30:19| Salomo een volkomen hart, om te houden Uw geboden, Uw
1214 1Kro 30:19| getuigenissen en Uw inzettingen; en om alles te doen, en om dit
1215 1Kro 30:19| en om alles te doen, en om dit paleis te bouwen, hetwelk
1216 2Kro 2:3 | hebt hem cederen gezonden, om voor hem een huis te bouwen,
1217 2Kro 2:3 | hem een huis te bouwen, om daarin te wonen, zo doe
1218 2Kro 2:4 | HEEREN, mijns Gods, bouwen, om Hem te heiligen, om reukwerk
1219 2Kro 2:4 | bouwen, om Hem te heiligen, om reukwerk der welriekende
1220 2Kro 2:6 | wie zou de kracht hebben, om voor Hem een huis te bouwen,
1221 2Kro 2:6 | huis zou bouwen, ten ware om reukwerk voor Zijn aangezicht
1222 2Kro 2:7 | zend mij nu een wijzen man, om te werken in goud, en in
1223 2Kro 2:9 | 9 En dat om mij hout in menigte te bereiden;
1224 2Kro 2:14| linnen, en in karmozijn, en om alle graveersels te graveren,
1225 2Kro 2:14| graveersels te graveren, en om te bedenken allen vernuftigen
1226 2Kro 2:18| en zeshonderd opzieners, om het volk te doen arbeiden. ~ ~
1227 2Kro 3:3 | grondleggingen van Salomo, om het huis Gods te bouwen:
1228 2Kro 4:6 | en vijf ter linkerhand, om daarin te wassen; wat ten
1229 2Kro 4:12| pilaren; en de twee netten, om de twee bollen der kapitelen
1230 2Kro 4:13| granaatappelen tot elk net, om de twee bollen der kapitelen
1231 2Kro 4:20| lampen, van gesloten goud, om die naar de wijze aan te
1232 2Kro 5:2 | kinderen Israels, te Jeruzalem, om de ark des verbonds des
1233 2Kro 5:13| eenpariglijk trompetten en zongen, om een eenparige stem te laten
1234 2Kro 5:14| vanwege die wolk, niet staan, om te dienen; want de heerlijkheid
1235 2Kro 6:2 | kinderen Israels, te Jeruzalem, om de ark des verbonds des
1236 2Kro 6:13| eenpariglijk trompetten en zongen, om een eenparige stem te laten
1237 2Kro 6:14| vanwege die wolk, niet staan, om te dienen; want de heerlijkheid
1238 2Kro 7:3 | de koning zijn aangezicht om, en zegende de ganse gemeente
1239 2Kro 7:5 | alle stammen van Israel, om een huis te bouwen, dat
1240 2Kro 7:5 | wezen; en geen man verkoren om een voorganger te zijn over
1241 2Kro 7:16| uw zonen hun weg bewaren, om te wandelen in Mijn wet,
1242 2Kro 7:19| smeking, o HEERE, mijn God, om te horen naar het geroep
1243 2Kro 7:20| Naam daar te zullen zetten; om te horen naar het gebed,
1244 2Kro 7:22| vloeks opgelegd zal hebben, om zichzelven te vervloeken,
1245 2Kro 7:31| 31 Opdat zij U vrezen, om te wandelen in Uw wegen,
1246 2Kro 7:32| maar uit verren lande, om Uws groten Naams, en Uwer
1247 2Kro 7:33| aarde Uw Naam kennen, zo om U te vrezen, gelijk Uw volk
1248 2Kro 7:33| gelijk Uw volk Israel, als om te weten, dat Uw Naam genoemd
1249 2Kro 8:6 | koning David gemaakt had, om den HEERE te loven, dat
1250 2Kro 8:11| Salomo's hart gekomen was, om in het huis des HEEREN en
1251 2Kro 9:14| Levieten over hun wachten, om God te prijzen, en voor
1252 2Kro 10:1 | Salomo hoorde, kwam zij, om Salomo met raadselen te
1253 2Kro 10:8 | behagen in u gehad heeft, om u op Zijn troon, den HEERE,
1254 2Kro 10:8 | overmits uw God Israel bemint, om hetzelve tot in eeuwigheid
1255 2Kro 10:8 | koning over hen gesteld, om recht en gerechtigheid te
1256 2Kro 10:23| zochten Salomo's aangezicht, om zijn wijsheid te horen,
1257 2Kro 11:1 | Israel was te Sichem gekomen, om hem koning te maken. ~
1258 2Kro 11:18| Rehabeam verkloekte zich, om op een wagen te klimmen,
1259 2Kro 12:1 | uitgelezenen, geoefend ten oorlog, om tegen Israel te strijden,
1260 2Kro 12:16| Jeruzalem, die hun hart begaven, om den HEERE, den God Israels,
1261 2Kro 12:22| van Maacha, tot een hoofd, om een overste te zijn onder
1262 2Kro 12:22| broederen; want het was om hem koning te maken. ~
1263 2Kro 13:13| van Israel verkoren had, om Zijn Naam daar te zetten;
1264 2Kro 13:14| zijn hart niet richtte, om den HEERE te zoeken. ~
1265 2Kro 14:9 | Een iegelijk, die komt om zijn hand te vullen met
1266 2Kro 14:11| kandelaar en zijn lampen, om die op elken avond te doen
1267 2Kro 14:12| trompetten des geklanks, om tegen u alarmgeklank te
1268 2Kro 14:13| een achterlage omwenden, om van achter hen te komen;
1269 2Kro 17:9 | doorlopen de ganse aarde, om Zich sterk te bewijzen aan
1270 2Kro 19:2 | was; en hij porde hem aan, om op te trekken naar Ramoth
1271 2Kro 19:7 | Josafat: Er is nog een man, om door hem den HEERE te vragen;
1272 2Kro 19:12| nu, die heengegaan was, om Micha te roepen, sprak tot
1273 2Kro 19:23| HEEREN van mij doorgegaan, om u aan te spreken? ~
1274 2Kro 19:24| gaan van kamer in kamer, om u te versteken. ~
1275 2Kro 19:31| en zij togen rondom hem, om te strijden; maar Josafat
1276 2Kro 20:3 | weggedaan, en uw hart gericht om God te zoeken. ~
1277 2Kro 21:3 | stelde zijn aangezicht, om den HEERE te zoeken; en
1278 2Kro 21:4 | En Juda werd vergaderd, om van den HEERE hulp te zoeken;
1279 2Kro 21:4 | uit alle steden van Juda, om den HEERE te zoeken. ~
1280 2Kro 21:11| vergelden het ons, komende om ons uit Uw erve, die Gij
1281 2Kro 21:19| Korahieten, stonden op, om den HEERE, den God Israels,
1282 2Kro 21:23| inwoners van het gebergte Seir, om te verbannen en te verdelgen;
1283 2Kro 21:25| nu en zijn volk kwamen, om hun buit te roven, en zij
1284 2Kro 21:27| in de voorspitse van hen, om wederom met blijdschap tot
1285 2Kro 21:36| vergezelschapte zich met hem, om schepen te maken, om naar
1286 2Kro 21:36| hem, om schepen te maken, om naar Tharsis te gaan; en
1287 2Kro 22:7 | huis Davids niet verderven, om des verbonds wil, dat Hij
1288 2Kro 22:27| huis Davids niet verderven, om des verbonds wil, dat Hij
1289 2Kro 23:3 | moeder was zijn raadgeefster, om goddelooslijk te handelen. ~
1290 2Kro 23:6 | 6 En hij keerde weder om zich te laten genezen te
1291 2Kro 23:6 | koning van Juda, kwam af, om Joram, den zoon van Achab,
1292 2Kro 23:7 | denwelken de HEERE gezalfd had, om het huis van Achab uit te
1293 2Kro 23:10| zaad van het huis van Juda om. ~
1294 2Kro 23:15| 2 Die togen om in Juda, en vergaderden
1295 2Kro 23:31| des HEEREN afgedeeld had, om de brandofferen des HEEREN
1296 2Kro 24:5 | geld van het ganse Israel, om het huis uws Gods te beteren
1297 2Kro 24:12| houwers en timmerlieden, om het huis des HEEREN te vernieuwen,
1298 2Kro 24:12| werkmeesters in ijzer en koper, om het huis des HEEREN te beteren. ~
1299 2Kro 24:14| het huis des HEEREN, vaten om te dienen en te offeren,
1300 2Kro 24:18| over Juda en Jeruzalem, om deze hun schuld. ~
1301 2Kro 24:19| zond profeten onder hen, om hen tot den HEERE te doen
1302 2Kro 24:25| maakten zijn knechten, om het bloed der zonen van
1303 2Kro 25:4 | vaders zullen niet sterven om de kinderen, en de kinderen
1304 2Kro 25:4 | kinderen zullen niet sterven om de vaders; maar een ieder
1305 2Kro 25:4 | vaders; maar een ieder zal om zijn zonde sterven. ~
1306 2Kro 25:8 | want in God is kracht, om te helpen en om te doen
1307 2Kro 25:8 | kracht, om te helpen en om te doen vallen. ~
1308 2Kro 25:9 | HEERE heeft meer dan dit, om u te geven. ~
1309 2Kro 25:17| den koning van Israel, om te zeggen: Kom, laat ons
1310 2Kro 25:18| Amazia, den koning van Juda, om te zeggen: De distel, die
1311 2Kro 25:18| die op den Libanon is, om te zeggen: Geef uw dochter
1312 2Kro 25:19| heeft uw hart u verheven, om te roemen; nu, blijf in
1313 2Kro 26:5 | 5 Want hij begaf zich om God te zoeken, in de dagen
1314 2Kro 26:13| zich ten oorlog oefenden, om den koning tegen den vijand
1315 2Kro 26:15| op de hoeken zijn zouden, om met pijlen en met grote
1316 2Kro 26:16| in den tempel des HEEREN, om te roken op het reukaltaar. ~
1317 2Kro 26:18| zonen, die geheiligd zijn, om te roken; ga uit het heiligdom,
1318 2Kro 26:19| reukwerk was in zijn hand, om te roken; als hij nu toornig
1319 2Kro 28:19| de HEERE vernederde Juda, om der wille van Achaz, den
1320 2Kro 28:25| elke stad van Juda hoogten, om anderen goden te roken;
1321 2Kro 29:11| aangezicht staan zoudt, om Hem te dienen; en opdat
1322 2Kro 29:15| door de woorden des HEEREN, om het huis des HEEREN te reinigen. ~
1323 2Kro 29:16| in het huis des HEEREN, om dat te reinigen, en zij
1324 2Kro 29:16| de Levieten namen ze op, om naar buiten uit te brengen,
1325 2Kro 29:24| derzelver bloed op het altaar, om verzoening te doen voor
1326 2Kro 29:34| waren rechter van hart, om zich te heiligen, dan de
1327 2Kro 30:1 | des HEEREN te Jeruzalem, om den HEERE, den God Israels,
1328 2Kro 30:2 | ganse gemeente te Jeruzalem, om het pascha te houden, in
1329 2Kro 30:5 | opdat zij zouden komen om het pascha den HEERE, den
1330 2Kro 30:13| verzamelde zich veel volks, om het feest der ongezuurde
1331 2Kro 30:17| iedereen, die niet rein was, om die den HEERE te heiligen. ~
1332 2Kro 30:19| ganse hart gericht heeft, om God den HEERE, den God zijner
1333 2Kro 30:23| gemeente raad gehouden had, om andere zeven dagen te houden,
1334 2Kro 31:2 | brandoffer en tot de dankofferen, om te dienen, en om te loven,
1335 2Kro 31:2 | dankofferen, om te dienen, en om te loven, en om te prijzen
1336 2Kro 31:2 | dienen, en om te loven, en om te prijzen in de poort van
1337 2Kro 31:14| vrijwillige gaven Gods, om het hefoffer des HEEREN
1338 2Kro 31:15| priesteren, met getrouwigheid, om aan hun broederen in de
1339 2Kro 31:19| namen uitgedrukt waren, om aan alle manspersonen onder
1340 2Kro 31:21| de wet en in het gebod, om zijn God te zoeken, deed
1341 2Kro 32:3 | vorsten en zijn helden, om de fonteinwateren te stoppen,
1342 2Kro 32:8 | ons is de HEERE, onze God, om ons te helpen, en om onze
1343 2Kro 32:8 | God, om ons te helpen, en om onze krijgen te krijgen.
1344 2Kro 32:11| op, dat hij u overgeve, om door honger en door dorst
1345 2Kro 32:17| Ook schreef hij brieven, om den HEERE, den God Israels,
1346 2Kro 32:17| God Israels, te honen en om tegen Hem te spreken, zeggende:
1347 2Kro 32:18| Jeruzalem, dat op den muur was, om die bevreesd te maken en
1348 2Kro 32:26| Jehizkia verootmoedigde zich om de verheffing zijns harten,
1349 2Kro 32:31| tot hem gezonden hadden, om te vragen naar dat wonderteken,
1350 2Kro 32:31| waren, verliet hem God, om hem te verzoeken, om te
1351 2Kro 32:31| God, om hem te verzoeken, om te weten al wat in zijn
1352 2Kro 33:6 | kwaads in de ogen des HEEREN, om Hem tot toorn te verwekken. ~
1353 2Kro 34:8 | van Joahaz, den kanselier, om het huis des HEEREN, zijns
1354 2Kro 34:10| aan het huis des HEEREN, om het huis te vermaken en
1355 2Kro 34:11| werkmeesters en de bouwlieden, om gehouwen stenen te kopen,
1356 2Kro 34:11| tot de samenvoegingen, en om de huizen te zolderen, die
1357 2Kro 34:12| kinderen der Kohathieten, om het werk voort te drijven;
1358 2Kro 34:21| gehouden het woord des HEEREN, om te doen naar al hetgeen
1359 2Kro 34:26| ulieden gezonden heeft, om den HEERE te vragen, tot
1360 2Kro 34:31| voor des HEEREN aangezicht, om den HEERE na te wandelen,
1361 2Kro 34:31| HEERE na te wandelen, en om Zijn geboden, en Zijn getuigenissen,
1362 2Kro 35:12| het volk geven mochten, om den HEERE te offeren, gelijk
1363 2Kro 35:16| denzelfden dag beschikt, om pascha te houden, en brandofferen
1364 2Kro 35:20| de koning van Egypte, op, om te krijgen tegen Karchemis,
1365 2Kro 35:22| maar hij verstelde zich, om tegen hem te strijden, en
1366 2Kro 35:22| mond van God; maar hij kwam om te strijden in het dal Megiddo. ~
1367 2Kro 36:12| het volk geven mochten, om den HEERE te offeren, gelijk
1368 2Kro 36:16| denzelfden dag beschikt, om pascha te houden, en brandofferen
1369 2Kro 36:20| de koning van Egypte, op, om te krijgen tegen Karchemis,
1370 2Kro 36:22| maar hij verstelde zich, om tegen hem te strijden, en
1371 2Kro 36:22| mond van God; maar hij kwam om te strijden in het dal Megiddo. ~
1372 2Kro 37:6 | met twee koperen ketenen, om hem te voeren naar Babel. ~
1373 2Kro 37:15| boden, vroeg op zijnde, om die te zenden; want Hij
1374 Ezra 1:5 | verwekte, dat zij optrokken om te bouwen het huis des HEEREN,
1375 Ezra 2:68| vrijwilliglijk ten huize Gods, om dat te zetten op zijn vaste
1376 Ezra 3:2 | altaar des Gods van Israel, om daarop brandofferen te offeren,
1377 Ezra 3:7 | Sidoniers en aan de Tyriers, om cederenhout van den Libanon
1378 Ezra 3:8 | jaren oud en daarboven, om opzicht te nemen over het
1379 Ezra 3:9 | kinderen van Juda, als een man, om opzicht te hebben over degenen,
1380 Ezra 3:10| Asafs zonen, met cimbalen, om den HEERE te loven, naar
1381 Ezra 4:5 | huurden tegen hen raadslieden, om hun raad te vernietigen,
1382 Ezra 4:21| 21 Geeft dan nu bevel, om diezelve mannen te beletten,
1383 Ezra 5:17| koning Kores gegeven zij, om dit huis Gods te Jeruzalem
1384 Ezra 6:8 | de oudsten dezer Joden, om dit huis Gods te bouwen;
1385 Ezra 6:11| opgehangen; en zijn huis zal om diens wille tot een drekhoop
1386 Ezra 6:12| hand zullen uitstrekken, om te veranderen en te verderven
1387 Ezra 6:21| tot hen afgezonderd had, om den HEERE, den God Israels,
1388 Ezra 6:22| van Assur tot hen gewend, om hun handen te sterken in
1389 Ezra 7:10| Ezra had zijn hart gericht, om de wet des HEEREN te zoeken
1390 Ezra 7:10| te zoeken en te doen, en om in Israel te leren de inzettingen
1391 Ezra 7:13| priesteren en Levieten, om te gaan naar Jeruzalem,
1392 Ezra 7:14| raadsheren gezonden zijt, om onderzoek te doen in Judea,
1393 Ezra 7:15| 15 En om henen te brengen het zilver
1394 Ezra 7:27| des konings gegeven heeft, om te versieren het huis des
1395 Ezra 7:28| hoofden uit Israel vergaderd, om met mij op te trekken. ~ ~
1396 Ezra 8:17| de woorden in hun mond, om te zeggen tot Iddo, zijn
1397 Ezra 8:21| het aangezicht onzes Gods, om van Hem te verzoeken een
1398 Ezra 8:22| heir en ruiters te begeren, om ons te helpen van den vijand,
1399 Ezra 8:30| des gouds, en der vaten, om te brengen te Jeruzalem,
1400 Ezra 8:31| twaalfden der eerste maand, om te gaan naar Jeruzalem;
1401 Ezra 9:4 | den God Israels beefden, om de overtreding der weggevoerden;
1402 Ezra 9:6 | beschaamd en schaamrood, om mijn aangezicht tot U op
1403 Ezra 9:7 | op dezen dag; en wij zijn om onze ongerechtigheden overgegeven,
1404 Ezra 9:8 | van den HEERE, onzen God, om ons een ontkoming over te
1405 Ezra 9:8 | in Zijn heilige plaats, om onze ogen te verlichten,
1406 Ezra 9:8 | verlichten, o onze God, en om ons een weinig levens te
1407 Ezra 9:9 | een weinig levens gave, om het huis onzes Gods te verhogen,
1408 Ezra 9:9 | hetzelve op te richten, en om ons een tuin te geven in
1409 Ezra 9:11| waar gijlieden inkomt, om dat te erven, is een vuil
1410 Ezra 9:11| van de volken der landen, om hun gruwelen, waarmede zij
1411 Ezra 9:13| wat over ons gekomen is, om onze boze werken, en om
1412 Ezra 9:13| om onze boze werken, en om onze grote schuld, omdat
1413 Ezra 9:14| Zullen wij nu wederkeren, om Uw geboden te vernietigen,
1414 Ezra 9:15| aangezicht zou kunnen bestaan, om zulks. ~ ~ ~ ~ ~
1415 Ezra 10:9 | van Gods huis, sidderende om deze zaak, en vanwege de
1416 Ezra 10:10| vrouwen bij u doen wonen, om Israels schuld te vermeerderen. ~
1417 Ezra 10:14| hittigheid des toorns onzes Gods, om dezer zaken wil. ~
1418 Ezra 10:16| eersten dag der tiende maand, om deze zaak te onderzoeken. ~
1419 Neh 1:6 | opmerkende, en Uw ogen open zijn, om te horen naar het gebed
1420 Neh 1:9 | plaats, die Ik verkoren heb, om Mijn Naam aldaar te doen
1421 Neh 2:8 | heeft, dat hij mij hout geve om te zolderen de poorten van
1422 Neh 2:10 | er een mens gekomen was, om wat goeds te zoeken voor
1423 Neh 2:12 | in mijn hart gegeven had, om aan Jeruzalem te doen; en
1424 Neh 2:14 | geen plaats voor het dier, om onder mij voort te gaan. ~
1425 Neh 4:6 | want het hart des volks was om te werken. ~
1426 Neh 4:8 | verbintenis, dat zij zouden komen om tegen Jeruzalem te strijden,
1427 Neh 5:9 | in de vreze onzes Gods, om de versmading der heidenen,
1428 Neh 5:15 | ik heb alzo niet gedaan, om der vreze Gods wil. ~
1429 Neh 6:2 | Sanballat, en Gesem, tot mij, om te zeggen: Kom en laat ons
1430 Neh 6:3 | En ik zond boden tot hen, om te zeggen: Ik doe een groot
1431 Neh 6:7 | ook profeten hebt besteld, om van u te Jeruzalem uit te
1432 Neh 6:8 | 8 Doch ik zond tot hem, om te zeggen: Er is van al
1433 Neh 6:10 | toesluiten; want zij zullen komen om u te doden, ja, bij nacht
1434 Neh 6:10 | nacht zullen zij komen, om u te doden. ~
1435 Neh 6:19 | Tobia dan zond brieven, om mij vreesachtig te maken. ~ ~ ~
1436 Neh 7:5 | en het volk verzamelde, om de geslachten te rekenen;
1437 Neh 8:3 | allen, die verstandig waren om te horen, op den eersten
1438 Neh 8:13 | Toen ging al het volk henen om te eten, en om te drinken,
1439 Neh 8:13 | volk henen om te eten, en om te drinken, en om delen
1440 Neh 8:13 | eten, en om te drinken, en om delen te zenden, en om grote
1441 Neh 8:13 | en om delen te zenden, en om grote blijdschap te maken;
1442 Neh 8:14 | schriftgeleerde, en dat, om verstand te bekomen in de
1443 Neh 8:16 | van andere dichte bomen, om loofhutten te maken, als
1444 Neh 9:12 | nachts met een vuurkolom, om hen te lichten op den weg,
1445 Neh 9:15 | gezegd, dat zij zouden ingaan om te erven het land, waarover
1446 Neh 9:17 | wederspannigheid een hoofd gesteld, om weder te keren tot hun dienstbaarheid.
1447 Neh 9:19 | niet van hen des daags, om hen op den weg te leiden,
1448 Neh 9:19 | de vuurkolom des nachts, om hen te lichten, en dat,
1449 Neh 9:20 | Uw goeden Geest gegeven om hen te onderwijzen; en Uw
1450 Neh 9:23 | gezegd, dat zij zouden ingaan om het erfelijk te bezitten. ~
1451 Neh 9:24 | en de volken des lands, om daarmede te doen naar hun
1452 Neh 9:26 | die tegen hen betuigden, om hen te doen wederkeren tot
1453 Neh 9:28 | hadden, keerden zij weder om kwaad te doen voor Uw aangezicht;
1454 Neh 9:29 | hebt tegen hen betuigd, om hen te doen wederkeren tot
1455 Neh 9:36 | onzen vaderen gegeven hebt, om de vrucht daarvan, en het
1456 Neh 9:37 | Gij over ons gesteld hebt, om onzer zonden wil; en zij
1457 Neh 10:33 | en tot de zondofferen, om verzoening te doen over
1458 Neh 10:34 | bestemde tijden, jaar op jaar, om te branden op het altaar
1459 Neh 11:1 | des volks wierpen loten, om uit tien een uit te brengen,
1460 Neh 12:24 | broederen tegen hen over, om te prijzen en te danken,
1461 Neh 12:27 | hen te Jeruzalem brachten, om de inwijding te doen met
1462 Neh 12:44 | eerstelingen en tot de tienden, om daarin uit de akkers der
1463 Neh 13:2 | tegen hen gehuurd hadden, om hen te vloeken, hoewel onze
1464 Neh 13:22 | de poorten komen wachten, om den sabbatdag te heiligen.
1465 Est 1:11 | met de koninklijke kroon, om den volken en den vorsten
1466 Est 5:1 | van het huis der vrouwen, om te vernemen naar den welstand
1467 Est 6:1 | elke jonge dochter naakte, om tot den koning Ahasveros
1468 Est 16:9 | dergenen, die het werk doen, om in des konings schatten
1469 Est 16:11 | geschonken, ook dat volk, om daarmede te doen, naar dat
1470 Est 17:9 | dergenen, die het werk doen, om in des konings schatten
1471 Est 17:11 | geschonken, ook dat volk, om daarmede te doen, naar dat
1472 Est 30:4 | van het huis des konings, om den koning te zeggen, dat
1473 Est 30:6 | de koning een welbehagen, om hem eer te doen, meer dan
1474 Est 32:1 | koning met Haman gekomen was, om te drinken met de koningin ~
1475 Est 36 | men geve mij mijn leven, om mijner bede wil, en mijn
1476 Est 36 | bede wil, en mijn volk, om mijns verzoeks wil. ~
1477 Est 37 | zijn hart vervuld heeft, om alzo te doen? ~
1478 Est 38:1 | paleis. En Haman bleef staan, om van de koningin ~
1479 Est 47:1 | welke hij geschreven heeft, om de Joden om te brengen,
1480 Est 47:1 | geschreven heeft, om de Joden om te brengen, die in al de
1481 Est 49:4 | voor hun leven te staan, om te verdelgen, om te doden
1482 Est 49:4 | staan, om te verdelgen, om te doden en om om te brengen
1483 Est 49:4 | verdelgen, om te doden en om om te brengen alle macht
1484 Est 49:4 | verdelgen, om te doden en om om te brengen alle macht des
1485 Est 49:6 | zouden zijn tegen dien dag, om zich te wreken aan hun vijanden. ~
1486 Est 50:2 | van den koning Ahasveros, om de hand te slaan aan degenen,
1487 Est 52:8 | 21 Om over hen te bevestigen,
1488 Est 52:11 | de Joden gedacht had hen om te brengen; en dat hij het
1489 Est 52:11 | is, het lot had geworpen, om hen te verslaan, en om hen
1490 Est 52:11 | om hen te verslaan, en om hen om te brengen. ~
1491 Est 52:11 | hen te verslaan, en om hen om te brengen. ~
1492 Est 53 | de Jood, met alle macht, om dezen brief van Purim ten
1493 Job 1:4 | nodigden hun drie zusteren, om met hen te eten en te drinken. ~
1494 Job 1:6 | de kinderen Gods kwamen, om zich voor den HEERE te stellen,
1495 Job 1:7 | den HEERE, en zeide: Van om te trekken op de aarde,
1496 Job 1:9 | HEERE, en zeide: Is het om niet, dat Job God vreest? ~
1497 Job 1:15 | ben maar alleen ontkomen, om het u aan te zeggen. ~
1498 Job 1:16 | ben maar alleen ontkomen, om het u aan te zeggen. ~
1499 Job 1:17 | ben maar alleen ontkomen, om het u aan te zeggen. ~
1500 Job 1:19 | ben maar alleen ontkomen, om het u aan te zeggen. ~
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-2000 | 2001-2500 | 2501-3000 | 3001-3088 |